Gewezen schepen Tom Germonpré (Vooruit) betreurt de beslissing om de stedenband met Banjul te stoppen, maar spaart ook zijn kritiek niet over hoe het de voorbije jaren is aangepakt. “Ze gooien het kind met het badwater weg”, zegt hij. Hij maakt een scherpe analyse van vorige en huidige beslissingen.
Tom Germonpré was schepen tussen 2001 en 2018 en kwam in zijn eerste bestuursperiode aanzetten met de stedenband. “Ik weet nog goed dat we in 2003-2004 kozen voor Banjul in Gambia omdat het nog relatief dichtbij was, het ook een vissersstad is en ze er Engels spreken”, herinnert hij zich. “Tot 2018 hebben we met bijzonder weinig middelen mooie resultaten geboekt en we hebben substantieel dingen kunnen veranderen. Ik denk bijvoorbeeld aan de opstart van hun computernetwerk. Ze waren daarmee één van de eersten in West-Afrika, waardoor ze ook efficiënter budgetten konden bijhouden en belastingen konden innen.”
“We maakten hen bewuster van de natuurgebieden en mangroves rond Banjul en realiseerden een samenwerking met het ziekenhuis, waardoor we mensenlevens konden redden door een betere hygiëne. Er kwamen ook een betere afwatering of huisvuilophaling. Het ging ook vaak over samenwerking tussen lokale partners van bij ons, zoals ziekenhuizen of scholen en hun evenknie in Banjul. Het kostte enkele tienduizenden euro’s per jaar. We legden ons project voor aan professor Rik Coolsaet vande UGent en Buitenlandse Zaken en ook zij waren daar erg positief over.”
3 miljoen
“Nogmaals, dat was met erg beperkte middelen en we dienden eind 2018 een dossier voor Europa in. Begin 2019 werd het goedgekeurd”, zegt Germonpré, die Banjul bleef volgen, maar door de vorige vernieuwingscoalitie geen enkele keer meer geconsulteerd werd. Ook niet toen men op het stadhuis weinig idee had hoe men de 3 miljoen euro zou besteden.
“Ik hoop dat er toch nog een kleinschalige samenwerking kan blijven bestaan”
“Misschien was dat wel een te groot bedragé, zegt hij nu. “Ik heb hen gewaarschuwd dat ze moesten oog hebben om het budget goed te beheren. Ze hadden wel pech met corona en daarom werd het project ook met twee jaar verlengd. Ze moesten volgens mij vooral meer communiceren naar de Oostendse bevolking over wat ze deden met het geld. Dat is onvoldoende gebeurd. Toen we nog met beperkte middelen werkten, zeiden we wat we deden en ook waar het fout liep of we moesten bijsturen. Het vorige stadsbestuur had in alle openheid moeten zeggen waar het op stond.”
Niet verstandig
Niet enkel de analyse over wat er tussen 2019 en 2024 gebeurde, is scherp. Tom Germonpré wikt zijn woorden over de beslissing van het huidige stadsbestuur. “Ik vind dit niet zo verstandig. Net op een moment dat in het federaal regeerakkoord toch gepleit wordt om de banden met de West-Afrikaanse landen te versterken in het kader van de strijd tegen migratie en islamisering. En wat doet Oostende op zo’n moment met de stedenband met de hoofdstad van een West-Afrikaans land ? Ze stoppen er mee. We onderschatten de impact van deze beslissing. In Gambia zal dat nationaal nieuws zijn. Als morgen een Chinese of Russische stad een stedenband start dan zullen we steigeren. We plaveien de weg voor krachten die we liever niet zien. Oostende was aanwezig op een cruciale plek in de wereld op een belangrijk moment. En dat gooien we weg. Schepen Donck doet net het tegenovergestelde van wat Bart De Wever zegt. En ik denk dat die laatste gelijk heeft. Het is kortetermijndenken.“
Hoop
Tom Germonpré : “Ze mogen dat niet te snel beslissen en moeten nog eens overwegen of het de juiste keuze is. En er moet bijgestuurd worden. En uiteraard moet je in dialoog gaan met het bestuur van Banjul.” Hij vindt niet dat Oostende automatisch moet meegaan in de vraag van Banjul voor 16 personeelsleden op Crab Island. “Een stedenband gebeurt steeds in overleg. Het draait rond kennisuitwisseling en niet zozeer rond financiële steun. Als iemand in Banjul vraagt om 16 mensen te betalen, dan is dat niet redelijk. Het is ook niet verstandig. Geen enkele stad kan eisen opleggen aan de andere. Als je andere verwachtingen hebt, dan moet je praten met elkaar. Ik hoop dat een kleinschalige samenwerking nog kan verder bestaan. Waarbij je het na een bepaalde periode herbekijkt en desnoods herpositioneert. Samenzitten om vooruit te kijken.”