Op de Mercator met fotograaf Daniël de Kievith: “Alles wordt interessant als je er lang genoeg naar kijkt”

Danïel de Kievith: “Eigenlijk had ik nooit gedacht dat ik vandaag nog zo actief zou zijn.” © Davy Coghe
Dany Van Loo

Wereldreiziger, fervente boekenwurm, kunstenaar, maar vooral een gepassioneerde topfotograaf: Daniël de Kievith – inmiddels 72, but still going strong is dat allemaal. Hij noemt zichzelf een socio-culturele fotograaf en het moet gezegd: die vlag dekt ontegensprekelijk de lading. Nog steeds vernieuwend blijft hij op zoek gaan naar nieuwe technieken, wat destijds resulteerde in een unieke expo waarin hij via de fotografie het werk en de geest van Leon Spilliaert weer tot leven bracht.

Een fijne babbel over Daniëls visie op de maatschappij, op de wonderen van de fotografie en niet te vergeten: op zichzelf. Het hart op de tong? Zeker weten. “Bij het fotograferen komt het er niet op aan om een knopje in te drukken maar om véle knopjes in te drukken.”

De onvermijdelijke vraag: wat triggerde jouw passie voor de fotografie?

“Ik heb het virus voor de fotografie opgelopen toen ik 15 jaar was en in 1984 heb ik de beslissing genomen om zelfstandig fotograaf te worden. De jaren daarvoor legde ik een nogal hobbelig parcours af. (glimlacht) Ik heb gewerkt in de legendarische Sloopy’s in de Langestraat, op de maalboten zoals zoveel Oostendenaars, stage gevolgd als cameraman met Maurits Balfoort en Jessie De Caluwe, en ondertussen heel veel gereisd. Doorslaggevend voor mijn definitieve keuze was het winnen van een prijs voor fotografie, georganiseerd door het weekblad Humo. Die prijs was een reis naar New York. Daardoor ben ik trouwens veel beginnen reizen. Het was de hippietijd van de jaren 70, crisistijd ook. Dat was een goede leerschool. En later trok ik ook voor het werk de wereld rond.”

Hoezo?

“Er kwamen steeds interessantere opdrachten. Ik ben beginnen werken voor de grote touroperators. Veertien jaar lang ben ik niet gestopt met rondreizen. Mijn foto’s vielen ook op wegens spontaan en vernieuwend. Ik kreeg opdrachten van talloze toeristische diensten: van Westtoer tot alle kuststeden, bezoekerscentra, de kunststeden Zeeuws-Vlaanderen, noem maar op. Ik heb voor toerisme heel veel gedaan en er het minst voor teruggekregen. Je bent vlug vergeten. Ik werkte ook voor de culturele sector. Dit resulteerde in diverse tentoonstellingen zoals gezichten, Stad Oostende, de gouden boomstoet geportretteerd, Stad Brugge telkens met om en bij de vierduizend bezoekers. En natuurlijk Promenade in het Spilliaerthuis. Trouwens, zonder conservator Norbert Hostyn was ik nooit aan tentoonstellingen begonnen. Hij heeft mij wakker geschud, waarvoor dank.”

Spontaan en vernieuwend, zeg je. Wat moet ik daar onder verstaan?

Wat toeristische onderwerpen betrof, is mijn motto steeds geweest dat de foto’s er niet als reclame mochten uitzien. En ik moet toegeven: dit is me aardig gelukt. Ik heb dat twintig jaar volgehouden. Er ging een bepaalde vrolijkheid uit van mijn foto’s. Het was pionierswerk. Ik wilde altijd vernieuwend zijn, op zoek naar nieuwe technieken, naar een nieuwe kijk op fotografie. En ik moet vaststellen dat ik een nagel in de muur heb geslagen waar velen hun hoed aan gehangen hebben, als je begrijpt wat ik bedoel.”

En toen kwam er bij jou een kentering, niet?

“Inderdaad, toen er opdrachten kwamen als fotografeer een Rodenbach met garnalen op een ton of mensen voor een haardvuur met de zee zichtbaar door het venster van het appartement ben ik er stilletjes mee gestopt. Toerisme ging de consumptietoer op, mede onder impuls van de vele reclamebureaus die als paddenstoelen uit de grond schoten. Dat was niet echt mijn ding, integendeel. De reclamejongens gingen overigens zelf de fotografie verzorgen…. met als resultaat blond meisje dat met haar gsm een selfie maakt met zonsondergang. We kennen allemaal die beelden, denk ik. Allemaal dezelfde pot nat, het lijkt allemaal op elkaar. Waar is die eigenheid gebleven? Of is die voorgoed weg, net als onze folklore?”

Hoe zou je dan jouw stijl omschrijven? Naar wat zoek je in een foto?

“Als je de stelling hanteert dat alles interessant wordt als je er lang genoeg naar kijkt, dan kom je in een andere wereld terecht. Fotografie bezit nu eenmaal de eigenschap om de tijd te bevriezen en even stil te staan bij wat ons allen zo vluchtig overkomt. Ik heb over de jaren heen geleerd dat als je een onderwerp wat langzamer benadert, er heel wat tevoorschijn komt. Het is juist de ontsnapping aan de tijd waar ik mij me bezig houd. Geen standpunten innemen, maar vaststellen, vastleggen: meer is het niet. Maar bij fotografie komt het er weliswaar niet op aan om doodgewoon dat ene knopje in te drukken, maar om er verscheidene – in je hoofd in te drukken, als je begrijpt wat ik bedoel. Wie een film maakt, kan daar heel wat indrukken en gevoelens in leggen. Wie dat wil bewerkstelligen in een foto moet onmiddellijk en voor dat ene moment met heel wat elementen rekening houden: compositie, licht, dimensie, filosofie, tijd, noem maar op. En dat allemaal in die ene klik.”

Wat moet de toekomst brengen? Want daar ben je nog erg mee bezig, niet?

“Absoluut. Mijn archief is een verhaal apart. Eigenlijk had ik nooit gedacht dat ik vandaag nog zo actief zou zijn, maar ik denk toch dat het nog te vroeg is om er mee uit te pakken. Jammer genoeg is er blijkbaar geen interesse. Tja, het zal voor later zijn. Ik heb ook maar één mensenleven en dat heeft me ook professioneel nog heel wat te bieden. Ik heb deze zomer postgevat op de strekdam in Oostende en dat heeft mijn visie op de stad aanzienlijk verruimd, in alle opzichten. Ik heb er tal van indrukken over een veranderende wereld opgedaan door met talloze wandelaars te praten en waar te nemen. Ik heb dat alles gefotografeerd. Ik plan binnen afzienbare tijd opnieuw een tentoonstelling waar dat allemaal zal te zien zijn. Maar eerst trek ik voor een tijd met mijn partner Lynley naar haar geboorteland Nieuw-Zeeland. Zij is een Maori. Daar kijk ik echt naar uit. Het is de bedoeling om wat ik deze zomer in Oostende deed, daar te herhalen. Kortom: er wachten mij boeiende tijden.”

Bio

Privé: geboren in Oostende op 4 december 1950. Zijn partner is al twaalf jaar Lynley ‘Lulu’ Larkins.

Studies: autodidact. Liep school aan het O. L. V.-college in Oostende (” Toen ik daar wegliep hebben ze een feestje gehouden, denk ik”).

Vrije tijd: lezen, jazz- en wereldmuziek.