Het aantal Oostendse basisscholen met kwetsbare leerlingen neemt toe. ”De concentratiescholen bevinden zich vaak in het centrum. De scholen zouden kwetsbare leerlingen beter moeten spreiden. De doorstroming naar het buitengewoon onderwijs in Oostende is groter dan in ander steden”, zegt onderwijsexpert Edwin Verdoolaege.
Edwin Verdoolaege verdiept zich als onderwijsdeskundige/geograaf al jaren in onderwijscijfers. Voor het Oostendse basisonderwijs maakte hij een vergelijking tussen de schooljaren 2008-2009 en 2021-2022 op basis van de GOK-cijfers (Gelijke Onderwijs Kansen) van het Vlaams Ministerie van Onderwijs die meet aan de hand van schooltoelage, buurt, de thuistaal en het opleidingsniveau van de moeder. “Onderwijsonderzoek focust zich op deze twee laatste criteria. Kinderen met laaggeschoolde ouders zijn vanwege de thuissituatie minder kansrijk in ons onderwijs”, duidt hij. Hij rangschikte van de meest kansrijke school, met het minst aantal kwetsbare leerlingen, tot de grootste concentratieschool. “Terwijl vroeger mensen een basisschool kozen op basis van hun geloofsovertuiging kiezen ze nu meer in functie van wat ze een goede school vinden. Hoger opgeleide ouders zijn zich vaker bewust van het belang van zo’n school.”
Grote verschillen
Zijn onderzoek bracht grote verschillen aan het licht : in basisschool Stene bestaat de schoolpopulatie uit (slechts) 10 procent kwetsbare kinderen; in de kleuterschool in de Steenbakkerstraat is dit 83 procent. “In 2008 lagen de uitersten op 11 en 56 procent en waren er drie basisscholen met meer dan de helft kinderen uit kwetsbare gezinnen. Daar zaten toen 550 leerlingen. In 2021 zijn de uitersten opgeschoven en zijn er zeven scholen, met in totaal 1.565 kinderen waarvan de populatie bestaat uit meer dan 50 procent kwetsbare kinderen. De kloof is groot en groeit en dat baart ernstige zorgen. De verschillen zijn er zowel bij het vrij onderwijs als bij het GO!.”
De verschillen zijn ook geografisch merkbaar : “In de scholen in de rand van Oostende concentreren zich de kansrijke kinderen terwijl in de scholen in het centrum en het Westerkwartier de meest kwetsbaren en anderstaligen huisvesten. Dat is voor een compacte stad als Oostende erg verrassend. Terwijl die scholen soms maar op een boogscheut van elkaar liggen. Die tegenstelling tussen wijken is vanuit het oogpunt van onderwijskwaliteit een ernstige bedreiging.”
Verdoolaege wijst op de hoogdringendheid : “15 jaar geleden liep 1 op de 10 kinderen school in een concentratieschool. Nu is dat 1 op 4.” Er is een verband tussen het opleidingsniveau in de gezinnen en de schoolkeuze. Edwin Verdoolaege : “De best geïnformeerde gezinnen gaan op zoek naar de beste scholen en vermijden diegene die naar hun smaak te populair of te divers zijn. De geografische verschillen binnen de stad worden daardoor nog verder geaccentueerd.”
Spreiding voorzien
“Het buitengewoon onderwijs is bij uitstek de plaats waar kwetsbare leerlingen met leermoeilijkheden terecht komen. In Oostende gaat het om gemiddeld 9 procent, veel hoger dan andere steden. 11 procent van de jongens gaat naar het buitengewoon onderwijs, één van de hoogste in heel Vlaanderen.” Edwin Verdoolaege ziet mogelijkheden : “De stad heeft geen eigen stedelijk basisonderwijs meer waarop ze direct impact heeft. De overheveling naar het GO! was een politieke beslissing en is wat ze is. Het gemakkelijkste en meest haalbare is dat de stad als regisseur en bemiddelaar optreedt om de spreiding tussen scholen in de rand en het centrum te bewerkstelligen. Er is het Lokaal Overleg Platform waar alle scholen in overleg treden voor problemen op stadsniveau. Ook de onderwijsnetten kunnen iets doen. Bepaalde scholen met kansrijke leerlingen liggen vaak op een boogscheut van scholen in hetzelfde net die het in de cijfers minder goed doen. Wat dat betreft, kan men nog wat leren van Vilvoorde. Zij hebben een betere spreiding van de kwetsbare leerlingen over de 16 scholen en daar stroomt slechts 5 procent van de kinderen door naar het bijzonder lager onderwijs. Ook in Oostende gebeurt al iets vergelijkbaars in het secundair waar het GO! leerlingen spreidt over twee Athena-campussen in het centrum en Stene.”
Ignaas Depotter (Vrije Lagere School Westdiep): “Spreiding is niet haalbaar”
Bij de Vrije Lagere School Westdiep, die hoog scoort, reageert directeur Ignaas Depotter : “We krijgen via de overheid middelen zodat alle kinderen aan alle activiteiten kunnen deelnemen, van een optreden in De Grote Post tot een schoolreis. Vaak is zo’n reis het enige wat de kinderen kunnen meemaken en het is de taak van de school om dat op ons te nemen. De brugfiguur, een zegen voor onze school, volgt de meest kwetsbare gezinnen op via onder meer huisbezoeken.” Een spreiding ziet de directeur niet haalbaar : “Kinderen van het lager en zeker kleuters gaan naar een school dichtbij huis.“
Chris Vandecasteele (scholengroep Stroom): “Ouders moeten zelf een school kiezen”
Bij de scholengroep Stroom van het gemeenschapsonderwijs reageert algemeen directeur Chris Vandecasteele op het cijfer van basisschool Stene : “Die lagere school heeft een imago dat gelinkt is aan de doorstroomschool Athena die op dezelfde site zit. 98 procent van de kinderen uit de basisschool stroomt door naar Athena Pegasus. Veel ouders zien de school op hetzelfde terrein als een geheel. Dat is een van de redenen waarom we daar weinig kwetsbare kinderen hebben.” De scholengroep is er wel mee bezig : “We nemen samen met de stad heel wat initiatieven om die kansarme gezinnen zo goed en kwaad mogelijk te ondersteunen door bijvoorbeeld gratis maaltijden of steun in de onderwijskosten.” In een gestuurde spreiding gelooft Vandecasteele niet : “Wij houden ervan dat ouders zelf de school kiezen.”
Onderwijsschepen Natacha Waldmann: “Topprioriteit voor ons”
Onderwijsschepen Natacha Waldmann (Groen): “Als we vergelijken met 2008 zijn we ver van huis. Uit kinderarmoedecijfers van Kind en Gezin blijkt dat van 11 procent in 2008 geëvolueerd zijn naar 26 procent in 2021. Maar met dit stadsbestuur hebben we van armoedebestrijding een absolute topprioriteit gemaakt.”
Dat de hoge armoedecijfers in onze stad ook zichtbaar zijn in de scholen, is de logica zelve, maar eerder dan ons blind te staren op cijfers denk ik dat het zoeken naar oplossingen écht het verschil zal maken. Daar zijn we nu al vier jaar intensief mee bezig met heel wat partners die actief zijn in gezinnen en in het onderwijs, en we zullen dat uiteraard blijven doen.”
Waldmann is niet van plan om veel bij te sturen: “We zullen het geweer niet van schouder veranderen. We zetten in op het kenbaar maken van het aanbod naar de scholen. In dat verband bezocht ik eind vorig schooljaar met de onderwijsregisseur alle scholen zodat ze weten wat we vanuit de stad doen. Binnen het flankerend onderwijsbeleid hebben we tal van remediërende en preventieve projecten zoals de brugfiguren en gratis trajecten voor scholen om hen armoedevaardig te maken en de problemen te kunnen aanpakken. Verder is er nog ‘welkom in de klas’ waarbij ouders een half uur per week in de klas komen en kennis maken met het zorgnetwerk van de klas.” De cijfers zullen ook ter sprake komen op het Lokaal Overleg Platform (LOP) met de scholen, zo laat de schepen weten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier