Na twee jaar is korpschef Filip Devriendt eindelijk officieel korpschef

Filip Devriendt, sinds vorige week officieel korpschef van de politiezone Vlas: "Ik geef toe, als ik de sirenes hoor, kriebelt het soms wel." © AN
Annelies Nollet
Annelies Nollet medewerker KW Kortrijk-Menen

Na meer dan twee jaar als waarnemend korpschef mocht Filip Devriendt (45) vorige week – eindelijk – zijn eed afleggen voor de politieraad. Hij staat nu officieel aan het hoofd van de politiezone Vlas. De korpschef is een bescheiden man, die liever achter de schermen werkt en zijn daden voor zich laat spreken. Maar wij wisten hem toch te strikken voor een gesprek. “Als ik de combi’s zie uitrijden, dan kriebelt het om mee te gaan. En waarom niet? Een goede korpschef moet weten wat er op het terrein gebeurt”, glimlacht hij.

Erg happig op een gesprek met de pers is hij niet, de nieuwe korpschef van Vlas. De rode loper die aan het gemeentehuis werd uitgerold voor zijn eedaflegging, stelde hem duidelijk niet op zijn gemak. En ook de lovende woorden van de verschillende burgemeesters werden wat onwennig in ontvangst genomen. Nochtans, toen Filip in juni 2017 de leiding overnam van Rino Defoor, stond hem geen gemakkelijke taak te wachten. Zijn voorganger had heel wat onvrede achtergelaten, vooral in het korps. Verschillende van de ongeveer 300 personeelsleden namen ontslag en de meeste anderen draaiden hem – letterlijk – de rug toe. Defoor koos eieren voor zijn geld en werd tewerkgesteld bij de Gouverneur van West-Vlaanderen. Filip Devriendt, op dat moment nog maar net aan de slag als coördinator van de operationele diensten, bleef achter om de brokken te lijmen.

U had niet meteen een gemakkelijke opdracht voor de boeg?

“Neen, dat klopt. De gouverneur en het politiecollege hadden mij gevraagd om de rust te laten terugkeren in ons korps. Op dat moment wist ik niet of ik een week, een maand of een jaar aan de slag zou zijn als waarnemend korpschef. Mijn voorganger had goede ideeën en een degelijke langetermijnvisie, maar wilde die in mijn ogen te snel en met te weinig overleg doordrukken bij onze medewerkers. Dat viel niet in goede aarde.”

“Langs de andere kant hadden we voor sommige projecten ook gewoon geen tijd op overschot. Mijn voorganger heeft heel intensief moeten werken om tijdig de basis te kunnen leggen van ons nieuwe politiegebouw. Ik heb de gouverneur en het college na mijn aanstelling meteen gevraagd om mij de nodige tijd te geven en ben beginnen schrijven aan een welzijnsplan. Dat zorgde contradictorisch genoeg meteen voor lichte onrust in het korps. (lacht) Daarbij kwam ook nog eens de nakende verhuizing (het is deze week exact een jaar geleden dat de Kortrijkse politie verhuisde van het centrum naar hun nieuwbouw in de Minister De Taeyelaan, red.) die alles nóg complexer maakte.”

Toch slaagde u erin om het tij te keren. Zowel burgemeester Vincent Van Quickenborne als zijn Kuurnse collega Francis Benoit prezen u daarvoor. Wat is uw geheim?

“Ik zet mijn mensen op de eerste plaats. Als er een incident is geweest, dan mogen ze mij altijd uit mijn bed bellen. Ik zal in mijn auto springen en naar het ziekenhuis rijden. Ik probeer toegankelijk te zijn voor iedereen. Mezelf vind ik eigenlijk niet zo belangrijk, mijn team wél. Als een van mijn mensen hard gewerkt heeft aan een presentatie bijvoorbeeld, dan wil ik dat ze die zelf voorstellen op de politieraad. Dat zijn pluimen die niet op mijn hoed thuis horen. Interviews zijn dan ook helemaal mijn ding niet. Maar als politiezone werken we met gemeenschapsgeld, dus het hoort erbij. (lacht)

Nochtans, u moest wel solliciteren om korpschef te kunnen worden, een functie die u al twee jaar uitoefende.

“Zeker. Er is een vaste selectieprocedure om korpschef te worden en de examens staan voor iedereen open. Ik heb mij daar grondig op voorbereid en was best wel nerveus voor de sollicitatie. Uiteindelijk bleek ik maar een tegenkandidaat te hebben en die heeft er halfweg de procedure de brui aan gegeven. Toch zie ik mijn benoeming als een bevestiging van wat ik al bereikt heb en van de koers die ik nu vaar.”

Welke koers is dat?

“Die van vertrouwen, respect, rust en integriteit.”

Dure woorden.

“Ja, maar als je die in praktijk omzet, dan werken ze. Ik kom natuurlijk tussen waar nodig, maar ik kijk niet elke minuut van de dag mee over de schouder van onze agenten die de baan opgaan. Ik luister naar mijn mensen, wil weten wat er leeft onder het personeel. Ik heb bijvoorbeeld opnieuw een psycholoog aangesteld. Die was onder mijn voorganger verdwenen terwijl je voelt dat er grote nood is aan vertrouwenspersonen.”

“Daarnaast investeren we in het beste materiaal dat er op de markt te krijgen is. Zo kochten we onlangs nog nieuwe, veiligere holsters en betere, lichtere kogelvrije vesten. Ik wil ook dat er rust heerst in het korps. Niet dat we hier achterover gaan leunen met onze voetjes op tafel natuurlijk. (lacht) Maar wie heb jij liever aan je deur morgenochtend als er een inbreker is langs geweest? Een opgefokte, ontevreden agent of iemand die de rust kan herstellen omdat hij ook rustig is? Ook met de WVL4 (een samenwerkingsverband tussen de politiezones Westkust, Polder, RIHO en Vlas, red.), ben ik heel tevreden.”

U sleutelde ook aan het intern toezicht in de zone. Waarom was dat nodig?

“Wie vroeger een klacht indiende tegen een agent of tegen een actie van de politie, ging er wel eens vanuit dat ‘die dat daar onder elkaar regelden’. En inderdaad, het kon gebeuren dat de persoon die je klacht behandelde de agent in kwestie tegenkwam in de gang of in de kantine. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er ook ‘gefoefeld’ werd, maar we hadden de schijn tegen. Daarom heb ik intern toezicht buiten onze organisatie geplaatst. Nu is er geen discussie meer mogelijk, wat sommigen ook beweren.”

Filip Devriendt legde op de politieraad in november de eed af als korpschef van de politiezone Vlas.
Filip Devriendt legde op de politieraad in november de eed af als korpschef van de politiezone Vlas.© AN

Komt er dan nooit kritiek op uw beleid?

“Je kan natuurlijk nooit voor iedereen goed doen. Mijn medewerkers mogen kritisch zijn en vragen stellen, zolang dat met het nodige respect is.”

U staat nog voor heel wat uitdagingen. Het toenemende geweld tegen agenten en andere hulpdiensten en het nijpende personeelstekort om er maar twee te noemen.

“Naar mijn gevoel wordt onze maatschappij complexer. Nieuwkomers brengen andere culturen met zich mee en de taalbarrière maakt communiceren moeilijker. Er wordt zonder twijfel meer geweld gebruikt tegen onze diensten, maar ook in gewone huishoudens. Daar een oplossing voor vinden, is geen simpele taak. Volgens mij moeten we het probleem vooral aanpakken aan de wortels en niet altijd onmiddellijk straffen.”

“Zo kregen wij vroeger geregeld oproepen binnen voor jongeren, vaak van buitenlandse origine, die cricket speelden op de parkeerplaats van Sportcampus De Lange Munte. Doen die daar iets verkeerd? Helemaal niet! Maar mensen voelen zich onveilig. Dat is een maatschappijprobleem, geen politieprobleem. In plaats van daar een combi op af te sturen, wil ik overleggen met partners. Voor de spelers vonden we een betere oplossing. Zo voorkom je onnodige escalaties. En inderdaad, wij zijn steeds op zoek naar extra personeel, maar dat is een probleem dat federaal opgelost moet worden door meer kandidaten te rekruteren zodat de lokale politiezones die later kunnen afnemen uit de politiescholen.”

Zag u zichzelf altijd al eindigen op deze stoel?

“Helemaal niet! Ik werd net agent omdat ik helemaal geen bureaujob wilde. (lacht) Van 1998 tot 2001 werkte ik ook effectief op het terrein, en van die ervaring pluk ik vandaag nog steeds de vruchten. Ik weet dan ook niet of ik korpschef blijf tot aan mijn pensioen. Ik ben nu benoemd voor vijf jaar, maar daarna sluit ik niet uit dat ik een stapje terug doe om weer het veld in te kunnen. Al wil ik dat de komende jaren als korpschef ook meer doen. Want het kriebelt toch elke keer als ik door het raam een combi zie uitrijden.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier