8 april 2021, 11:00Bijgewerkt op: 5 december 2021, 20:33
Wereldwijd is er de afgelopen dagen nogal wat beroering ontstaan door de Netflix-documentaire ‘Seaspiracy’, die een behoorlijk pessimistisch beeld schept over ons zeeleven. Daarbij wordt vooral met een beschuldigende vinger richting de visserij gewezen. Wij legden vijf stellingen voor aan Jan Seys, marien bioloog bij het Vlaams Instituut voor de Zee.
De documentaire Seaspiracy focust op de ecologische impact die de visserij heeft. Daarbij wordt onomwonden een pessimistisch toekomstbeeld geschetst. Het is geen geheim dat het grote aantal plastic in de oceaan, de walvis- en dolfijnenjacht en vervuiling voor problemen zorgen, maar nu willen de makers naar eigen zeggen stevig aan de alarmbel trekken. Jan Seys bevestigt dat er nog veel werk aan de winkel is. Als marien bioloog is hij woordvoerder van het Vlaams Instituut voor de Zee, het coördinatie- en informatieplatform voor zeewetenschappelijk onderzoek in Vlaanderen. “Het is geen zwart/wit-verhaal”, benadrukt Jan Seys. “Met pessimisme of fatalisme bereiken we niets. Het belangrijkste is dat we alle neuzen in dezelfde richting krijgen. En dat doe je het best op basis van degelijke, wetenschappelijke informatie.” Hij laat zijn licht schijnen op vijf stellingen die de docu poneert.
STELLING 1
“Zo’n 46 procent van de befaamde ‘plastic soup’ in de oceaan bestaat uit vissersnetten”
“Dat cijfer is mij niet bekend. Ik haal mijn cijfers uit gepubliceerde, wetenschappelijke studies. Persoonlijk zou het mij verwonderen dat dit percentage zo hoog is. Dat het een substantieel deel is, is niet onlogisch. Al zijn er vast ook verschillen van regio tot regio. Aan onze kust vind je ook afval, gelinkt aan visserij, maar om het probleem te reduceren tot enkel de visserij, is een brug te ver. Je vindt aan onze stranden namelijk ook veel afval van pakweg toeristen. Bovendien tonen officiële cijfers aan dat 70 procent van het afval in de oceaan, via rivieren in zee komt. Ook bij ons lopen daarover studies. Overigens is het probleem van plastic een breder maatschappelijk issue. Overal rondom ons zien en vinden we plastic. Dit is niet enkel een probleem van de visserij.”
STELLING 2
“Tegen halfweg deze eeuw is er geen visserij meer mogelijk”
“Ook hier zit een bron van waarheid in, maar ik hoed me voor dergelijke tendentieuze uitspraken. Jaren geleden kwam deze stelling al voort uit wetenschappelijke studies. Als we verder doen aan dit tempo, houden we inderdaad tegen 2050 enkel kwallen en plastic over. Dat betekent niet dat er nu niets gedaan wordt. Zo heeft het Gemeenschappelijk Europees visserijbeleid in bepaalde regio’s, zoals de Noordzee, al tot een gedeeltelijk herstel geleid. Als het iets beter gaat, mag het ook gezegd worden. Een groot probleem ligt in de internationale wateren, uit het zicht. Een gebied dat 40 procent van het aardoppervlak bestrijkt, start vanaf 200 zeemijl (370 kilometer) uit de kust van natiestaten en dat valt bijna niet te handhaven. Ik moet mij daar niet voorzichtig over uitdrukken, want dat is echt cowboyland . Heuse fabrieksschepen varen daarop. Controleurs verdwijnen. Voor die vissers levert dat gigantische winsten op. Geschat wordt dat 30 procent van de visvangst wereldwijd uit illegale vangsten, voor een belangrijk deel in deze internationale wateren, voorkomt. Goed voor 800 kilo vis per seconde en tientallen miljarden euro’s winst. Los van deze nauwelijks te controleren roofbouw in internationale wateren, geldt er ook een algemene instorting van de visbestanden, als je die vergelijkt met honderd jaar geleden. De wereldzeeën zijn al lang niet meer maagdelijk. Wat er leeft aan grotere vis, is zo’n tien procent in vergelijking met een eeuw geleden. De visstocks zijn dus, op een langere tijdsschaal bekeken, overal stevig gedaald. En vergis je niet, in België vind je altijd vis in de winkel, wat de illusie creëert dat er vis genoeg is. Maar je moet echter rekening houden dat slechts een zesde van die vis van onze vissers komt. Het merendeel is geïmporteerd. Zo’n 45 procent komt zelfs van buiten Europa.”
STELLING 3
“Duurzame vis bestaat niet. De labels die dat aantonen, bieden geen garantie”
“Het klopt dat ze dat niet kunnen garanderen, omdat sluitende controle bijzonder moeilijk is. Toch pleit ik ervoor om, als je vis eet, die labels als leidraad te gebruiken. Die labels afschaffen, is geen oplossing. Je kunt je vis ook dicht bij huis halen, zoals van onze vissersboten, dat spaart sowieso wat voedselkilometers. Zijn die labels sluitend? Tuurlijk niet. Moeten we daar kritisch over zijn? Zeker wel. Maar als we realistisch zijn, is dat op vandaag de minst slechte oplossing. Dit geldt met name voor MSC- en ASC-labels, die aan een hele procedure onderworpen zijn. Voor het label dolphin friendly (dolfijnvriendelijk, red.) ligt dat anders. Hierop wordt nauwelijks of niet gecontroleerd. Naarmate meer visserijen meewerken aan duurzaamheidslabels, wordt de kans groter dat een groeiende bevolking dit duurzaam kan blijven doen.”
“Het probleem reduceren tot enkel de visserij, is een brug te ver”
STELLING 4
“Sleepnetten maken de gronden kapot, goed voor 4.316 voetbalvelden per minuut wereldwijd”
“ Sleepnetten blijven een probleem. Ze woelen nu eenmaal de bodem om. Je kan het vergelijken met een boer die elk jaar zijn veld omploegt, dan moet je ook niet verwachten dat daar bomen zullen op groeien. Honderd jaar geleden hadden we ook in onze kustwateren heuse oesterbanken, maar die zijn we allemaal kwijtgespeeld daardoor. Er zijn wel systemen bedacht waarbij die netten minder diep door de bodem ploegen of met elektrische impulsen de vissen opschrikken uit de bodem om zo te worden opgevangen, maar het probleem is dat je er nog steeds voor zorgt dat die bodem niet tot zijn volle rijkdom kan komen. Want niet onbelangrijk: die bodem neemt heel veel koolstof op en dat is pure winst in tijden van klimaatwijziging. Als die bodem omgeploegd wordt, komt die koolstof weer naar boven. De oceaan pakt veel van onze uitstoot op, maar zo verliezen we een deel van dat bondgenootschap.”
STELLING 5
“Er is te veel bijvangst”
“Ongewenste bijvangst, zeker in de sleepnetvisserij zoals we die ook in ons land kennen, is inderdaad nog steeds een probleem. Voor elke kilogram verkoopbare vis, vang je ongewild heel wat ander zeeleven (jonge vis, krabben, zeesterren,…) dat nodeloos sterft. Bijvangst van zeehonden, bruinvissen en zeevogels in sleepnetten is dan weer beperkt. In de passieve visserij is het net andersom. De recente beelden van gewonde of onthoofde zeehonden zijn eerder te wijten aan dit soort warrel- en kieuwnetten. Daarvoor moeten oplossingen gevonden worden, maar dat is niet zo eenvoudig.”