Marcel Mahieu overleefde dodelijke V1-bom op 8 juli 1944 in Eernegem

Marcel Mahieu. © (foto HH)
Hannes Hosten

In de nacht van 7 op 8 juli 1944 maakte de V1, de beruchte Duitse vliegende bom, zijn eerste dodelijke slachtoffers in België. Bij een inslag in een zijstraatje van de Westkerkestraat in Eernegem kwamen drie mensen om het leven en werd een materiële ravage aangericht. Marcel Mahieu (90) ontsnapte van onder het puin, maar raakte ernstig gewond. 76 jaar later kan hij de gebeurtenissen nog in detail beschrijven.

Marcel kreeg onlangs het bezoek van televisiemaker Arnout Hauben, die opnieuw Ten Oorlog trekt en een driedelige reeks maakt over de bevrijding van Vlaanderen. In die reeks, te zien in de aanloop naar V-Dag 8 mei, spelen de ‘vliegende bommen’ een belangrijke rol. 775 V-bommen maakten in ons land 8.000 slachtoffers.

V stond voor Vergeltungswaffe. De V1, een onbemand straalvliegtuig met explosieve lading, werd ingezet vanaf juni 1944. Later volgden de V2 en de V4. Maar regelmatig misten de V-bommen hun doel. Zo ook in de vroege ochtend van 8 juli 1944. Een V1 die voor Engeland was bedoeld, zaaide dood en vernieling in het centrum van Eernegem.

“Ik was 14 jaar en liep school aan het college in Torhout”, opent Marcel Mahieu zijn verhaal. Hij is een van de laatste levende slachtoffers van een V-bom. “‘s Avonds vlogen vliegtuigen over om Engeland te bombarderen. In Oostende stond een batterij luchtafweer en een batterij zoeklichten. Ik was vaak op straat om te kijken naar de zoeklichten, de vliegtuigen die in het zicht kwamen en de ontploffingen door het luchtafweergeschut. Als jongen was ik daar erg in geïnteresseerd.”

Doodse stilte

Marcel Mahieu overleefde dodelijke V1-bom op 8 juli 1944 in Eernegem
© repro HH

“Het was een rare tijd. Heel anders dan nu. Op een zwoele zomernacht werd ik wakker en hoorde een vliegtuig komen. Aan het geluid te horen, kwam het toestel heel laag. Een vliegtuig, daar gaan ze op schieten, ging het door mijn hoofd. Ik stapte uit bed om dat te gaan bekijken. Maar net op dat moment voel ik een vliegtuig net boven mijn hoofd en direct daarna nog één. Ik trek mijn hoofd in en… boem! De ontploffing! Ik kreeg een hele hoop tegen mijn hoofd en hoorde op dat moment stenen kraken en ruiten breken. Ik raakte in paniek en stapte tussen de brokken door naar het raam, op anderhalve meter van waar ik stond.”

“Na de ontploffing hoorde ik nog een vliegtuig, dat rondcirkelde en dan wegtrok. Daarna volgde een doodse stilte. In die stilte hoorde ik het hulpgeroep van Edward Dereere, op wiens hangaar in de tuin de bom was neergekomen. Dat was een huis of twee van bij ons. Hij heeft de bom niet overleefd. Er waren nog twee dodelijke slachtoffers: Omer Dereere, de zoon van Edward, en Margriet Vanthournout. Ik probeerde langs het raam naar buiten te geraken. Dat lukte niet, maar al sukkelend en met hulp van mijn ouders kwam ik dan toch beneden. De ravage was enorm. Niet alleen in het straatje, maar in de hele omgeving. Ook de ramen van de kerk waren gesneuveld.”

Vliegenraam

“Ik was gewond tussen neus en bovenlip”, herinnert Marcel zich. “Dat kwam door de jaloezie (het vliegenraam, red.), die in het raam zat om muggen en vliegen buiten te houden, maar door de druk in mijn gezicht vloog. Het been onder mijn neus was gebroken en ik bloedde als een zwijn. Mijn vader was ook gewond. Hij had glas in zijn handen. Maanden later kwamen er nog stukjes glas van onder zijn vel. Maar vreemd genoeg had mijn zus, die vooraan in het huis sliep, niets gehoord.”

Ik voelde een vliegtuig net boven mijn hoofd. Ik trok mijn hoofd in en… boem!

“We gingen kijken op straat. Het lag overal vol met puin. We konden niet goed zien in het donker. De eerste die we tegenkwamen, was onderpastoor Antoon Vandepoorte. Hij woonde een eindje verder, richting kerk op. We gingen naar de dokter, die ook enkele huizen verder woonde. Daar zaten nog gewonden, onder andere de achtjarige Astrid Dereere en een vrouw uit Oostende, die tijdens de oorlog naast ons woonde. Achteraf heb ik haar nooit meer teruggezien. Garagehouder Cappon was de enige in de buurt die een auto had. Wij stapten met drie of vier gewonden in en hij voerde ons naar het Sint-Jansziekenhuis in Brugge.”

Naar ziekenhuis

Marcel Mahieu overleefde dodelijke V1-bom op 8 juli 1944 in Eernegem
© Repro HH

“Aan de Smedenpoort werden we tegengehouden door feldgendarmen. Maar de chauffeur zei dat hij gewonden mee had. Ze schenen met hun lichten in de auto en zullen wel gezien hebben dat ik vol bloed zat. We mochten doorrijden naar het hospitaal. In het ziekenhuis bleek dat ze die bom gehoord hadden tot in Brugge. Ik ben daar twee weken moeten blijven en mocht dan naar huis, waar intussen ook veel gebeurd was. De zondag na de ontploffing was het in de straat een processie van nieuwsgierigen geweest. Mijn ouders zijn gaan inwonen bij een nonkel, tot het huis wat hersteld was.”

Marcel ging na zijn collegejaren in Torhout naar de vakschool in Oostende en leerde voor timmerman. Hij trouwde, kreeg drie kinderen en zette de zaak van zijn vader verder. Hij is intussen weduwnaar en de 90 jaar voorbij. Toch staat die achtste juli 1944 in zijn geheugen gegrift. “Het zijn dingen die je niet vergeet”, zucht hij.

“Nu vraag ik me af hoe mijn ouders die periode zijn doorgekomen. Vader was schrijnwerker, maar zo veel werk was er niet in de oorlog. Het huis kapot, geen inkomen… Ik weet niet hoe ze het deden. Kregen ze hulp van iemand? Ik weet het niet. In de kerk is een omhaling gehouden. Vermoedelijk kregen ze een stuk van de opbrengst. Maar ze hadden het zeker niet breed. Wij waren jong en beseften de ernst niet. We bekeken alles anders. Voor ons was het een avontuur.” (HH)

Partner Expertise