Knoks hotel was Joodse thuishaven na de Holocaust

Hannes Hosten

Het Grand Hotel in Knokke was na de Tweede Wereldoorlog een eerste vakantieoord voor Joden die de dood in de ogen hadden gekeken. Ze kwamen er op adem bij Monsieur Motke Weinberger, een Joodse patissier die tijdens de oorlog zo’n 200 Belgische Joden het leven had gered en daarna een koosjer hotel opende in Knokke. Journaliste en schrijfster Rosine De Dijn (78), een Vlaamse die al jaren in Duitsland woont en een tweede verblijf heeft in Knokke, spitte het vergeten verhaal uit in een nieuw boek.

Rosine De Dijn groeide op in Antwerpen en Ranst en vestigde zich na haar huwelijk in 1966 in Duitsland. Ze woonde eerst in Saarbrücken, intussen in Keulen, en schreef zowel voor Vlaamse als voor Duitse media. Ze werkte voor de Duitse en de Vlaamse televisie en bracht verschillende boeken uit, in het Duits en het Nederlands, dikwijls over de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging.

De Joden houden je al bezig sinds je jeugdjaren. Hoe komt dat?

“In de jaren ’50 al kwam ik met mijn moeder en broer op vakantie in Knokke, voor Antwerpenaars de minst verre badplaats. Toen al vielen de Joden mij op. Ze verbleven in het Grand Hôtel op het Van Bunnenplein, een bombastisch fin de siècle-gebouw, destijds nog gesticht door Louis Van Bunnen, één van de grondleggers van de badplaats Knokke. Aan het raam hing een grote Davidster. De Joden vielen op door hun kleding. Als ze in badpak op het strand zaten, zag je meteen het Auschwitznummer getatoeëerd op hun onderarm. Niet dat mijn moeder daar niets wou over vertellen, maar daar hing toch mysterie rond. Het is me altijd blijven intrigeren. Ik schreef later reportages en boeken over de Joden en de Holocaust en leerde veel Joodse families kennen.”

Hoe dook opeens het verhaal van de Joden in Knokke weer op?

“In een boek over Joden in Duitsland las ik het essay Le Grand Hôtel Motke van Dalia Wissgott-Moneta. Zij is een nichtje van Thea Langerman, de vrouw van Motke Weinberger, die directeur was van het hotel. Mijn tanden vielen bijna uit mijn mond toen ik het las. Ik herinnerde me op slag het hotel waar ik in mijn jeugdjaren voorbij had gewandeld en ging op onderzoek uit. Dalia heeft mij goed geholpen bij het schrijven van dit boek, net als Danny Lannoy van de heemkring ‘Cnocke is hier’, voor het Knokse luik van het verhaal.”

Het Grand Hotel in Knokke was na WO II een eerste vakantieoord voor Joden die de dood in de ogen hadden gekeken. (GF)
Het Grand Hotel in Knokke was na WO II een eerste vakantieoord voor Joden die de dood in de ogen hadden gekeken. (GF)

Dat hotel was nogal bijzonder, niet?

“Het was een absoluut koosjer hotel, waar in de jaren na de Tweede Wereldoorlog zelfs alleen maar Joden kwamen. Behalve de allerjongste kinderen waren alle hotelgasten overlevenden van de Holocaust: Joden die zich hadden moeten verstoppen of die uit de kampen waren teruggekeerd. Zwaar getraumatiseerde mensen probeerden daar de draad van het dagelijkse leven weer op te pikken. Bovendien mochten Joden er Jood zijn. De Joodse feestdagen werden er gevierd, er was zelfs een kleine gebedsruimte. Veel Joodse koppeltjes zijn er getrouwd.”

Wie was die Monsieur Motke eigenlijk?

“Mordechai (Motke) Weinberger was een Joodse banketbakker, geboren in 1920 in Strajnany in Slowakije, die in 1931 naar Antwerpen emigreerde. Na de Duitse inval was hij bij het verzet. Nog voor 1950 startte hij in Knokke een eerste bescheiden koosjer hotel in de Koninginnelaan. In 1952 kochten een groep investeerders een deel van het Grand Hôtel en werd Motke er directeur. Niemand sprak nog van het Grand Hôtel, het was Chez Motke.”

Wat deed hij precies bij het verzet?

“Aanvankelijk vond ik geen bewijzen terug van Motkes verzetsactiviteiten. Maar via een archivaris van het Rijksarchief in Brussel kwam ik in contact met een professor Geschiedenis uit Genève, die alles van naaldje tot draadje heeft uitgeplozen. Motke Weinberger was het brein achter een roekeloze, maar tegelijk geniale organisatie om Joden in veiligheid te brengen. Hij hielp ze over de grens met Zwitserland.”

“Motke bracht 200 Belgische Joden in veiligheid. Hij was een held”

Was dat zo simpel?

“Helemaal niet. In 1939 hadden de Zwitsers de grenzen gesloten, ook voor mensen die om politieke redenen vervolgd werden, zoals de Joden. Vanaf 1942 kwam er een versoepeling. Kinderen jonger dan 16 en moeders met kleuters kregen vanaf dan een kans. Motke verschalkte de grensbewakers door fictieve gezinnen samen te stellen. Hij liet kinderloze echtparen een kind ‘lenen’ van een andere gezin of van een alleenstaande vader of moeder, enkel voor de grensovergang. Motke zorgde voor valse papieren. Zo bracht hij liefst 200 Belgische Joden in veiligheid. Hij was een held.”

Je vond daar ook getuigen van.

“Via de zoon van één van de investeerders in het hotel in Knokke kwam ik in contact met Alice Schönberg. Motke bracht haar, haar moeder en twee zussen in veiligheid. De moeder trok met één dochtertje over de bergen, de twee anderen gingen met fictieve, voor de gelegenheid samengestelde koppels de grens over. De zogezegde ouders van Alice werden door de Zwitsers teruggestuurd en gearresteerd door de Duitsers, maar de oudere zus van Alice trok haar op het nippertje onder de prikkeldraad door. Zo heeft zij het overleefd.”

Door het oog van de naald.

“Dat moet verschrikkelijk zijn geweest. Vader Schönberg werd opgepakt door de Duiters. Moeder leeft eerst met drie kinderen twee jaar ondergedoken in Brussel, vluchtte dan naar Aix-les-Bains in Zuid-Frankrijk en moest haar kinderen meegeven met vreemde mensen om de Zwitserse grens over te raken. Angstaanjagend. Wat die mensen emotioneel meemaakten… Het maakt het me moeilijk om überhaupt nog over mensen te oordelen. Ook Motke zelf. Zijn eerste vrouw maakte de fout om met haar zus af te spreken in Brussel. Ze liep er in de armen van de Gestapo en werd op de trein naar Auschwitz gezet. Later hertrouwde hij met Thea.”

Was het hotel in Knokke voor Motke een vervolg op zijn verzetsactiviteiten?

“Hij was vooral een enorme commerçant, die de tekenen van de tijd had gezien. Hij wou zijn Joodse mensen een thuis bieden. Daar was lef en moed voor nodig, want het Grand Hôtel, in 1986 afgebroken, was zowat het meest beeldbepalende hotel van Knokke. Motke was een curieus figuur. Een klein mannetje met een ongelooflijke energie, een socialist die goedkope, zware sigaretten rookte, een bijzonder joviaal man ook, die met iedereen kon praten. De Charlie Chaplin van Knokke, zo noemde een kleinzoon hem.”

Wat vonden de mensen van Knokke van dat vreemde hotel?

“De Joden waren ook hier vreemde eenden in de bijt. Ze hoorden er niet bij en dat komt van beide kanten. Er werd raar opgekeken toen de hotelgasten hun serviesgoed spoelden in zee. Dat gaat terug op een Joods gebruik, dat zegt dat je nieuwe dingen moet spoelen in vloeiend water, zoals zeewater. De mensen van Knokke wisten weinig over het Grand Hôtel, zijn uitbater en zijn bezoekers. Ook al was Motke een joviaal man, over het Jodendom werd niet gesproken. Hij was hier wel goed thuis, ook als lid van de hoteliersbond. Motke en Thea bleven hier wonen, ook na de sluiting van hun hotel in 1982. Thea stierf in 1992, Motke in 2002, in zijn geliefde Knokke.”

Ben jij er intussen achter waarom de Joden doorheen de geschiedenis altijd zo gehaat werden?

“Echt, ik weet het niet. Ik vind het heel onrechtvaardig, want ik ben bij de Joodse families altijd warm ontvangen, heel gezellig en open, zonder taboes. Er is natuurlijk hun godsdienst, maar net als overal heb je bij de Joden slechte en heel goede mensen. Ik begrijp het doodgewoon niet.”

Overleven na de Holocaust. Hoe het ‘Jeruzalem aan de Schelde’ herleefde en het Grand Hôtel in Knokke het eerste naoorlogse vakantieoord werd van Rosine De Dijn is uitgegeven bij Kritak.