Veertig jaar lang was hij een succesvol schoen(ver)maker, maar in 1989 moest Guido Claerhout – iedereen noemde hem Guido Shoe – omwille van de ziekte van zijn echtgenote zijn zaak opdoeken. “Ik heb nog geen nieuwe schoenen moeten kopen. Mijn schoonste exemplaren heb ik bijgehouden en ik heb nog mijn atelier. Wat zou ik nieuwe schoenen kopen”, glimlacht hij.
Guido Claerhout woont in het eerste huis van de Nieuwstraat als je van het dorp komt. Bijna 93 jaar geleden werd hij geboren. Niet thuis op de voutekamer in de Sint-Rijkersstraat, maar in Veurne waar ‘Madame Sigaar’ de vroedvrouw was.
“Iedereen noemde haar zo omdat ze sigaren rookte”, glimlacht Guido. “Een jaar na mijn geboorte verhuisden mijn ouders naar de Putstraat. Moeder Hilda begon er in 1932 een schoenwinkel, vader werkte in de houtzagerij Billiet aan de Lindemolen. Gaandeweg zeiden de voyageurs die bij moeder over de vloer kwamen “dat Guido zou moeten leren voor schoenmaker. Omdat als je schoenen verkoopt, je ze ook zou moeten kunnen herstellen.”
“Ik vond dat wel een goed idee. Er stelde zich echter wel een probleem: we vonden geen school. In afwachting van een plaats op de schoenmakersscholen van Tielt of Izegem moest ik bij de boeren gaan werken. Ik sliep er in de paardenstal. Op een gegeven moment – ik moet 17 jaar geweest zijn – was er plaats in Tielt. En zo reed ik twee jaar lang elke maandagmorgen 50 kilometer ver met de fiets van Alveringem naar Tielt en de zaterdag terug. De opleiding duurde drie jaar, maar ik voltooide ze in twee jaar. ‘Onderscheiding’ stond er op mijn diploma.”
Putstraat
Op zijn twintigste begon Guido Claerhout als schoenmaker in de ouderlijke woning in de Putstraat. In het huis waar nu Noël en Lutgarde Cornette wonen. Moeder verkocht nieuwe schoenen in haar winkel, haar zoon deed herstellingen.
Tachtig procent van mijn machines staat er nog
“Ik maakte ook nieuwe schoenen”, vertelt Guido. “Voor normale en abnormale voeten. André Delancker die aan de Gapaard woonde, had maat 47 en vond nauwelijks schoenen in een gewone winkel. Dus maakte ik voor hem schoenen op maat. Maar het huis in de Putstraat was aan de kleine kant.”
“Waar nu de apotheek gevestigd is, woonde een koppel oude mensen die hoeden verkochten. Mijn ouders kochten het pand, knapten het op, bouwden een atelier achteraan en we gingen daar van start.”
Reorganisatie
“In 1955 leerde ik mijn echtgenote Denise kennen. Een reorganisatie drong zich op. Uiteindelijk bleven Denise en ik in Alveringem: mijn vrouw deed de winkel, ik het atelier. Moeder nam samen met mijn twee zusjes een schoenwinkel in Nieuwpoort over. We verkochten goed en hadden veel werk, ondanks het feit dat er drie huizen verder nog een schoenmaker woonde en net over de Fortembrug nog een. Ook in Izenberge, Gijverinkhove en Hoogstade had ik collega’s. De meesten onder hen herstelden schoenen, maar maakten er geen. Dat was mijn succes. Samen met het feit dat mensen vroeger quasi uitsluitend lokaal kochten.”
“Op 5 maart 1967 nam ik deel aan een internationale wedstrijd met 135 deelnemers. “Beste schoenhersteller van de Benelux” kopte een dagblad. Aan die eerste prijs was toen 100.000 oude Belgische franken – 2.500 euro – aan lederwaren verbonden.”
Mini-atelier
In 1989 hield de winkel van Guido en zijn echtgenote Denise onverwacht uitverkoop. Denise was ziek en overleed een jaar later. De vroegere schoenwinkel is nu een apotheek, maar Guido’s mini-atelier achteraan is er nog. Waar de man nu zijn schoenen koopt, vragen we hem.
“Ik heb er nog geen moeten kopen”, glimlacht de bijna 93-jarige. “Omdat ik 33 jaar geleden al onze mooiste exemplaren heb bijgehouden. Dreigt een paar te verslijten, dan trek ik naar mijn werkplaats om ze te herstellen. Tachtig procent van de machines staat er nog. Uitzonderlijk duwt er nog eens een parochiaan op de bel : “Guido, kan je deze schoen een beetje herstellen? Ik doe dat met veel plezier.”