Tim Couwet leeft al tien jaar met defibrillator na hartstilstand: “Leer luisteren naar je lichaam”

Tim Couwet zakte tien jaar geleden tijdens het voetballen in elkaar na een hartstilstand. Sindsdien leeft hij met een defibrillator. “Die heeft er wel voor gezorgd dat ik niet echt aan levenskwaliteit heb moeten inboeten.” © Christophe Lefebvre
Christophe Lefebvre
Christophe Lefebvre Medewerker KW

Je bent jong, je bent sportief en het leven lacht je toe. Totdat je hart het anders bepaalt: Tim Couwet (29) stortte 10 jaar geleden in elkaar en bleef levenloos liggen. Een spoedoperatie en het inplanten van een defibrillator brachten een oplossing. Vandaag geniet hij opnieuw volop van het leven maar blijft hij alert. “Jonge sporters: laat jullie testen!”

Een gedreven wielrenner, een gemotiveerde voetballer, een sportieveling en een levensgenieter. In 2013 lachte het leven Tim toe, een leven dat hij ten volle consumeerde. “Ik was een uitgaander, een feestbeest. Weekends, die waren er om een pint te gaan drinken en met de vrienden plezier te maken.” De man, ondertussen fiere papa van twee en lokaal ondernemer, had er geen idee van dat de dood om de hoek loerde.

Jaarlijks onderzoek

“Zat ik niet op mijn fiets, dan was ik aan het voetballen. Net omdat ik competitief aan het koersen was, kreeg ik jaarlijks een hartonderzoek. Daar werd keer op keer niks abnormaals gevonden en dus was er voor mij geen vuiltje aan de lucht. Maar toen kwamen de eerste signalen, de eerste waarschuwingen van mijn lichaam om me duidelijk te maken dat er iets niet in orde was. Na een potje voetballen kreeg ik een duizeling, maar ik dacht dat het normaal was. Op een dag was ik op een barbecue en werd er ook gevoetbald. Daar viel ik plots flauw maar ik was ervan overtuigd dat het gewoon de vermoeidheid was. Ik werd immers jaarlijks gecontroleerd dus ik was gezond, toch?”

“Ik leef anders, maar daarom niet minder goed”

De realiteit beet Tim in 2013 keihard in de kuiten, waarna het erg snel ging. “In 2013 zakte ik na het voetballen in elkaar. De medische diensten werden erbij geroepen en ik moest worden gereanimeerd. Nadien hoorde ik dat ze met tot wel acht keer een schok met een defibrillator hebben moeten geven. Wetende dat de richtlijn zes keer is, waarop artsen moeten ophouden? Ik kroop er letterlijk door het oog van de naald en keek de dood in de ogen. Het verdict in de periode nadien was genadeloos: ik had een probleem in de rechterkamer van mijn hart. Die had schijnbaar ‘extra geleiders’ waardoor die, met de juiste prikkels, in een soort van overdrive ging. Dat zorgde voor hartritmestoornissen en die konden fataal zijn. De oplossing was er dan ook eentje waar weinig twijfel over bestond. Er moest een defibrillator in mijn lichaam worden geplaatst, zodat het kleine toestel kon ingrijpen wanneer nodig.”

Levensreddend

Dat het toestelletje levensreddend was, zou al snel gaan blijken. “Na de operatie en het herstel probeerde ik opnieuw de draad van het leven op te nemen. Ik ging opnieuw voetballen en ik voelde me slecht. Het was duidelijk dat ik niet in orde was en ik verliet het veld. Even later kreeg ik een schok van de defibrillator. Het gebeurde later opnieuw, toen ik aan het voetballen was met mijn petekind. Ik voelde me onwel en besloot me even in de zetel te liggen en jawel, er volgde een schok. Erg onaangename momenten maar wel momenten die mijn leven hebben gered. Tijdens een opvolgcontrole adviseerde de specialist me opnieuw onder het mes te gaan. Ze hadden een paar van die extra stimulatoren in mijn hart weten te identificeren. Die werden operatief weggebrand en ondertussen heb ik geen schokken meer gekregen.”

Geen risico’s

Ondertussen leeft Tim een normaal leven, zij het dan wel met enkele aanpassingen. “Ik overdrijf niet meer in het sporten, ik vermijd alcohol en ik let erop dat mijn hartslag nooit over de 135 gaat. Maar de defibrillator heeft er wel voor gezorgd dat ik niet echt aan levenskwaliteit heb moeten inboeten. Ik leef anders, dat is waar maar niet minder goed. Wat er natuurlijk wel altijd zal zijn, is de bezorgdheid. Mijn beide kinderen zijn alle twee sportief en erg gedreven. Waar andere ouders misschien, bij het zien van hun vermoeide kinderen, zouden roepen dat ze nog een extra tandje moeten bijsteken? Daar ga ik eerder zeggen van ‘rust maar wat’. Is het zeker dat het een erfelijke aandoening is? Neen maar ik ga alvast het risico niet nemen. Ik wil meteen ook een gouden raad geven aan jonge sporters: laat jullie testen en luister naar jullie lichaam. Natuurlijk zijn die testen niet perfect maar het is wel een extra hulp in het opsporen van problemen.”

Lees meer over: