Een nacht in de daklozenopvang: “Dakloos zijn is erger dan in de gevangenis zitten”

© Getty Images/iStockphoto
Ilse Naudts

De temperaturen doken deze week voor het eerst onder het vriespunt. Handschoenen en een extra dikke jas aan, ‘s ochtends krabben om de ruiten van je auto ijsvrij te maken. Maar als je geen dak boven je hoofd hebt, is die ijzige kou zelfs levensbedreigend. Een rondvraag in alle West-Vlaamse gemeenten leert dat het aantal daklozen toeneemt. Toch start de winteropvang in de meeste steden pas volgende week. Brugge was de eerste West-Vlaamse stad die koos voor een permanente nachtopvang, winter én zomer. Wij draaiden er een nacht mee als vrijwilliger.

Lees meer in ons dossier Daklozen in West-Vlaanderen

“Hallo, ik zal je snel wegwijs maken. We hebben nog 17 minuten.”

Vanaf 19.15 uur stipt kunnen de daklozen zich aanmelden in de nachtopvang in de Havenstraat in Brugge. Maatschappelijk werkster Neel troont me mee naar mijn kamer en overhandigt me een pakketje lakens en een sleutelbos. “Zeker altijd je kamer sluiten, zowel van binnen als van buiten”, waarschuwt ze. Als vrijwilliger krijg ik ook een gsm. De andere is voor Jasper uit Sint-Kruis, mijn collega-vrijwilliger vannacht. Voor hem is de overnachting een schoolopdracht voor de opleiding Sociaal Werk. “Het is ook nog maar mijn tweede keer”, zegt hij. “De daklozen kennen het systeem wellicht beter dan ik.”

“De meeste gasten vanavond zijn hier al eerder geweest”, legt medewerker Pascal uit. “Er zijn vanavond twee nieuwe, een koppeltje. Neel zal met hen een gesprekje doen om te polsen naar hun verhaal.”

In mijn kamer hangt een agressie-alarm. Dat is nog nooit gebruikt, heeft Neel mij verzekerd

19.15 uur. De eerste gasten komen binnen. “Dag Kris. Niet te koud? Hey Jeffrey, hoe is het?” Pascal en Neel kennen hun publiek. Er hangt een gemoedelijke sfeer. Ook ik, als nieuw gezicht tussen de vrijwilligers, krijg een vriendelijk knikje en een ‘goedenavond’. “Ik heb daarnet 50 euro gekregen van het OCMW”, vertelt Patrick. “Ik ging een beetje eten kopen in de Albert Heijn. Tot ik aan de kassa kwam en doodleuk de mededeling kreeg dat je alleen met de kaart kon betalen. Ik heb helemaal geen bankkaart. Gelukkig heb ik het kunnen oplossen, maar ‘t was wel een ambetante situatie.”

“Om kwart voor acht stipt stopt de aanmelding”, aldus Pascal. “En daar zijn we streng op.” De regels worden hier strikt gevolgd. De gasten kennen ze ook. Wie binnenkomt, haalt het hoogstnodige uit zijn tas en stopt de rest in een locker. “Drank en drugs zijn verboden”, legt Neel uit. “Vroeger ontdekten we toch nog lege blikken op de kamers. Vandaar die lockers. Zo kunnen we beter controleren wat mee naar boven gaat.”

Foto Davy Coghe
Foto Davy Coghe© Davy Coghe

De tafel staat gedekt met brood en beleg. Jasper zet een kom dampende soep op tafel. “Heeft iedereen zijn handen gewassen?”, vraagt Pascal. Enkele gasten staan nog snel recht en haasten zich naar het toilet. “Smakelijk!”

“Tijdens het avondeten komen de tongen los. Het gaat over voetbal, er worden grapjes gemaakt. Van de persoonlijke verhalen komt voorlopig nog niets naar boven. Dan roept Pascal de kamerverdeling af. “Niemand slaapt twee keer na elkaar op dezelfde kamer”, legt hij me uit. “Wie hier vijf nachten heeft verbleven, moet rekening houden met drie stopnachten, de dakloze moet dan elders onderdak zoeken. Het is niet de bedoeling dat dit een thuis wordt. We willen iedereen stimuleren om te blijven zoeken naar een definitieve oplossing.”

Na vijf nachten moeten ze elders onderdak zoeken, dit mag geen thuis worden

Na het eten staan Patrick en Kris spontaan op om aan de afwas te beginnen. Ik help met afruimen en raak aan de praat met Patrick (54). “Op 24 oktober werd ik vrijgelaten uit de gevangenis”, zegt hij. “Na tien maanden had ik niets meer… Ik stond met tien cent op straat. Mijn vrouw, mijn kinderen, mijn beste vrienden: ze hebben mij allemaal in de steek gelaten. Maar mijn oudste dochter stond daar wel met nieuwe schoenen, kleren en een telefoon. Dat gaf een goed gevoel. Maar ze heeft haar eigen gezin en kinderen, ze kon mij niet in huis nemen. Dus kwam ik hier terecht. Ik hoop dat ik snel op mijn poten terecht kom. Ik moet mijn leven herbeginnen.”

“Met mijn jongste zoon heb ik ondertussen opnieuw contact via berichtjes. Het is niet veel. Maar beetje bij beetje zet ik stappen. Morgen is het zijn 14de verjaardag. Vanavond blijf ik zeker tot middernacht op. Ik wil de eerste zijn om hem een berichtje met gelukwensen te sturen. Voor een verjaardagskaartje had ik nog geen geld.”

Kris luistert mee en droogt ondertussen zwijgend de vaat af. “Ik hou mijn verhaal liever voor mezelf. Maar ik ben blij dat de opvang er is. Het is hier goed.”

In een bureau boven doet Neel het intakegesprekje met Tanja en Timothy* die voor het eerst in de nachtopvang logeren. Andere gasten gaan naar boven, nemen een douche en installeren zich op de kamer. “Wie dat wil krijgt van ons materiaal om te douchen”, zegt Pascal. “Het bedlinnen zit verpakt in zakjes op naam. Morgenvroeg moeten ze datzelfde zakje terugzetten op het rek in de gang. Wie hier de volgende nacht weer komt slapen, krijgt zijn zakje opnieuw mee naar boven. Anders wassen we het, altijd op 90 graden.”

Een nacht in de daklozenopvang:

Pascal haalt een verbandkistje uit om de voeten van Lionel te verzorgen. “Als je met mensen werkt, heb je geen afgelijnd takenpakket“, zegt hij. “Je doet wat er op je afkomt.” Waarna hij zich tot Lionel wendt: “Je moet je nagels knippen. Voetverzorging is erg belangrijk als je dakloos bent. Ik zal je straks nog nieuwe sokken meegeven.”

“Er zat een scheur in mijn schoenen”, zegt Lionel. “Vorige week heb ik lang met natte kousen rondgedwaald, met blaren tot gevolg. Het is gelukkig al wat beter.”

“Het is mijn eigen schuld dat ik dakloos ben. Dat besef ik goed. Ik had een mooie job bij de stad Oostende. Maar ik heb er zelf mee gespeeld. Drinken, niet komen opdagen… Ik ben mijn werk verloren en vorige maand ben ik uit mijn huis gezet. Hier zit ik nu.”

Ik heb met niemand medelijden“, zegt Pascal. “Maar ik veroordeel ook niemand. Lang geleden ben ik zelf een maand dakloos geweest. Toen bestond er nog geen nachtopvang. Eruit geraken kan niet van de ene dag op de andere. Iedereen heeft een eigen verhaal, eigen problemen. We proberen de mensen stap voor stap in de goede richting te leiden. Maar dat lukt alleen als je zelf geholpen wil worden. Af en toe gaat er iemand richting crisisopvang of woonbegeleiding. Maar vaak zien we die gezichten hier later ook weer terug. Vallen en opstaan.”

Neel is al vertrokken en ook Pascal trekt de deur achter zich dicht. “Tot morgenvroeg”, roept hij.

Een nacht in de daklozenopvang:

Lionel zoekt op de computer nog snel op wanneer hij ‘s anderendaags een trein naar Oostende kan nemen. “Om 8.30 uur heb ik een gesprek op de school van mijn zoontje van vijf. Ik mag zeker niet te laat zijn.”

Tanja komt nog een bekertje water halen. “Timothy en ik waren vroeger een koppel en we zijn elkaar terug tegengekomen. Liefde hou je niet tegen. We hebben ons werk, onze relatie en kinderen achtergelaten en hebben voor elkaar gekozen. Sinds juli wonen we in de auto.”

Michael (25) heeft zich in de zetel genesteld. “Het is al mijn tweede keer dat ik op straat beland”, vertelt hij. “Ik kijk niet naar de toekomst, ik leef van dag tot dag. Ik ben ten onrechte buitengegooid in de jongerenopvang in Kortrijk. Ik had nochtans geen drugs gebruikt, maar ze geloven mij niet. Er zijn niet veel mensen op wie je kan rekenen. En zonder job vind je geen huis.” Hij rolt nog snel enkele sigaretten voor ‘s nachts want om 23 uur stipt gaat de leefruimte op slot en moet het stil zijn. Jasper en ik dekken nog de tafel voor het ontbijt.

Foto Davy Coghe
Foto Davy Coghe© Davy Coghe

Dan trek ik me terug op mijn kamer. Deur op slot. Er hangt een agressiealarm. Dat is nog nooit gebruikt, heeft Neel mij verzekerd. Echt stil wordt het niet ‘s nachts. Het verkeer op de Brugse ring blijft een hele nacht razen. Het oude gebouw, een voormalig café en daarna jeugdherberg, is niet optimaal geïsoleerd. Af en toe hoor je iemand naar de brandtrap schuifelen om er een sigaretje te roken. De verhalen van de mensen spoken door mijn hoofd. Na één avond ben ik er rotsvast van overtuigd dat de daklozenopvang broodnodig is, al is het alleen om af en toe iemand terug op het juiste pad te krijgen.

Om kwart voor zeven ga ik naar beneden. Jasper heeft al koffie gezet, Pascal is ook terug. Sommige daklozen nemen snel hun ontbijt en vertrekken onmiddellijk, anderen blijven tot sluitingstijd. Lionel vertrekt extra vroeg: “Ik ben superzenuwachtig voor het gesprek op de school van mijn zoontje. Ik hoop dat ik niet ga stotteren.”

“Inloophuis ‘t SAS is in de voormiddag niet open”, zucht Danny. “Ik weet nog niet wat ik vandaag ga doen. Misschien ga ik naar een vriend, of lees ik de krant in de bib. Soms fiets ik gewoon een beetje rond. Om 11 uur moet ik inbellen om vanavond weer een plaatsje in de nachtopvang te krijgen. De onzekerheid is het ergste. Je weet ‘s morgens niet waar je ‘s avonds zal belanden. Ik heb dertien jaar in de gevangenis gezeten. Maar eigenlijk vind ik deze onzekerheid soms erger. Ik blijf mijn best doen om eruit te geraken.”

Om 8.30 uur stipt moet iedereen weer de straat op. Het voelt ijzig koud als ik naar mijn auto ren.

*Danny, Tanja, Timothy en Michael zijn niet hun echte namen

ZO PAKT JOUW GEMEENTE DE PROBLEMATIEK VAN DAKLOZEN AAN:

De voorbije weken klopten we aan bij de OCMW’s en vroegen we hen of er in hun gemeente daklozen zijn, en zo ja, om hoeveel mensen dat gaat. We stelden hen ook de vraag welk soort opvang ze voorzien voor deze mensen (nachtopvang, crisisopvang, doorgangswoningen,…) en hoeveel mensen daar een beroep op doen.