De plek waar zelfs James Ensor goedgemutst werd: deze winkel verkoopt al meer dan 100 jaar hoeden

Franklin is 70, maar denkt nog lang niet aan stoppen. © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Ze worden steeds zeldzamer: de zaken waar de uitbater elk product door en door kent, waar service belangrijker is dan kortingen en waar het erfgoed niet alleen schuilt in de gevel en het interieur, maar ook in de mensen zelf. Omdat hun winkel uitbaten een erezaak is geworden. Voor dat soort mensen doe je je petje af, of steek je graag een pluim op hun hoed. In het geval van Franklin Capitaine is dat haast vanzelfsprekend, met een eigen hoedenzaak in hartje Oostende.

“Dames, zegt u maar.” Franklin leunt met zijn armen gespreid op de honderd jaar oude toonbank. Hij klinkt zelfverzekerd, op die manier zoals alleen verkopers dat kunnen. De twee Antwerpse vriendinnen komen binnengewaaid. Buiten miezert het. Ze zijn niet van hier, zeggen ze langs hun neus weg en haast verontschuldigend. Om dan meteen te duiden dat ze deze zaak werden aangeraden.

De lichtreclame is wat doffer geworden, de verweerde gevel heeft een andere kleur en zelfs de moskleurige luifel is veranderd, maar Hoedenzaak Jacqueloot is onmiskenbaar nog dezelfde speciaalzaak als honderd jaar geleden. De etalageramen zijn helemaal gevuld met modieuze mutsen, pronkerige petten en hoogwaardige hoeden. Wie binnenkomt wordt begroet door een poster van een streng kijkende James Stewart, met een beeld uit de legendarische western Winchester ‘73 uit begin jaren 50. Het beeld wordt gebruikt om een merk van Amerikaanse cowboyhoeden aan te prijzen, dat intussen ook furore maakt met petten. Ze vinden nog hun publiek bij ons, die cowboyhoeden. Maar even goed prijzen ze ook City Sport aan, een merk uit Ardooie dat dan weer de omgekeerde oversteek maakt.

Herr Seele

De dames weten wat ze willen. Ze passen, twijfelen en passen weer. Franklin zegt onomwonden waar het op staat. De klanten kijken soms vreemd op, maar ze appreciëren het ook, zegt hij. Hij is het type dat op een markt moeiteloos oude dames inpakt en de lach van jonge mannen op zijn hand krijgt. Hij is niet de man van tierlantijntjes, een vrolijke tekening van Herr Seele ietwat verdoken in de kleine winkel niet nagelaten. Er speelt geen muziek, maar dat is niet erg. Franklin vult de stiltes moeiteloos. De dames vinden sneller dan verwacht hun gading en niet veel later klettert de aluminium voordeur alweer dicht. Buiten zijn de straten leeg. De schuld van het stadsbestuur, foetert Franklin. “Allemaal licentiaten in de rechten, geen enkele voeling met commerçanten. Een stad leeft van mensen en die komen vaak met de auto. Maar ze kunnen hier niet voor de deur parkeren.”

James Ensor betaalde hier ooit nog met een tekening, waarvan een kopie in de winkel staat opgesteld.
James Ensor betaalde hier ooit nog met een tekening, waarvan een kopie in de winkel staat opgesteld. © Christophe De Muynck

Gangsterhoed

Al sinds 1911 worden in dit statige neoclassicistische gebouw op de hoek van de Wittenonnenstraat en de Christinastraat hoeden verkocht. “De fedora – de gangsterhoed – was voor de rijke mensen: de notarissen, de dokters en hoge functionarissen. Dan had je de trilby, een kleiner model dat verkocht werd aan mensen van de middenstand en klerken. Het was voor hen not done om een hoge hoed te dragen. En het gewone volk? Het gepeupel droeg een klakke”, aldus Franklin.

Bij Jacqueloot komt jong en oud al decennia over de vloer. Ensor betaalde hier zelfs ooit nog met een tekening bij oprichter Urbain Jacqueloot. In de jaren 50, de hoogdagen van cowboy Stewart en zijn collega’s, nam zijn zoon André over. Vandaag is de zaak in handen van kleindochter Karine, die al 50 jaar meedraait, en haar echtgenoot Franklin. Ook hij is volbloed Oostendenaar, al verraadt zijn familienaam Capitaine toch ergens een verdwaalde Franse invloed. Toch konden ze de familie Capitaine traceren tot de 18de eeuw, waarbij de oudst bekende voorouder… schoenmaker was. De grootvader en vader van Franklin waren actief in het leger. Die laatste runde ook een restaurant in Oostende, waar Franklin als jonge gast in meedraaide met zijn diploma als kok. Na een tussenstap als wijnverkoper staat hij mee in de zaak van vrouwlief. Franklin is al samen met Karine van toen hij een tiener was, al was zijn andere grote liefde het voetbal. Hij was geen topper, grijnst hij, maar hij trok zijn plan. Een kwarteeuw lang was hij ook jeugdtrainer in Oostende. Het helpt als je naam Capitaine is, als je veel watertjes moet doorzwemmen. Maar niet in de liefde. “Het geheim van een lang leven samen? Verdraagzaam zijn. Tegenwoordig kijken ze twee keer verkeerd naar elkaar en ze zijn al gescheiden.”(lacht)Zijn telefoon rinkelt, de tonen van TC Matic zijn onmiskenbaar.

Hoedenzaak Jacqueloot is onmiskenbaar nog dezelfde speciaalzaak als honderd jaar geleden.
Hoedenzaak Jacqueloot is onmiskenbaar nog dezelfde speciaalzaak als honderd jaar geleden. © Christophe De Muynck

Naast een hoed of pet op maat, geeft hij onbewust nog een tip mee voor een lang huwelijk. In de voormiddag bemant zijn vrouw de winkel, in de namiddag doet Franklin het. “Dan heb je ’s avonds nog wat te vertellen tegen elkaar”, lacht hij. In de weekends en drukke periodes staan ze samen achter de toonbank. “Vervelen? Nee, er is hier altijd wel wat te doen. Zien dat de marchandise proper blijft, dingen online zetten…”

Auto’s mogen hier dan wel niet parkeren, ook tram 7 moest niet te lang halt houden. “Zolang ik me goed voel, blijf ik het doen”, klinkt het – alweer – gedecideerd bij de frisse zeventiger. “Ik heb nog geen goesting om mijn dagen te vullen met op de dijk te wandelen en mijn vrouw denkt er net zo over.”

’s Morgens gaat hij al eens fietsen en een pint drinken met vrienden. Maar die zitten nu, met dit weer, in de zetel naar Netflix te kijken, zegt hij. Dat is écht niets voor hem. En toch zal hij de zaak ooit wel kunnen loslaten, geeft hij aan. “Onze twee dochters hebben elk een job en wie gaat dit nog willen doen?” Als ik vraag of hij dat jammer vindt, haalt hij zijn schouders op. “Goh, ik begrijp dat wel. Als we stoppen, komt hier een tearoom of restaurant. Je hebt niets anders meer. Mijn hart gaat niet bloeden, nee. Als ik de deur toetrek, is het ook echt gedaan.”

Wanneer wij dat doen, werpen we nog een blik op de goedgevulde etalage. De ringtoon echoot na in ons hoofd. Oh, la la la. C’est magnifique.