Daniel illustreert lokale vissersleven met maquettes

Een maquette met de schouw op achtergrond. (foto MVO)
Myriam Van den Putte
Myriam Van den Putte Journaliste Het Wekelijks Nieuws

Voor Daniel Vanwalleghem (70) gaf de coronalockdown een verrassende positieve wending aan zijn leven. Een bijzonder boek, ‘Fermes-Types et constructions rurales en West-Flandre’ van de architecten Théo Raison en Alfred Ronse uit 1918, wekte zijn nieuwsgierigheid en werd de trigger voor zijn nieuwe modelbouwpassie. Met zijn maquette van een Koksijds vissershuisje anno 1845-1865 stal hij al de show op modelbouwbeurzen.

Ooit begon Daniel aan een opleiding bouwkundig tekenen, maar zijn beroepsloopbaan leidde hem langs andere wegen. Misschien had hij ook de passie voor bouwen geërfd van zijn grootvader en later zijn vader en diens broer die allemaal als aannemer de kost verdienden. “Wel heb ik altijd graag getekend en geschilderd”, vertelt Daniel. “Toen ik op een dag het lijvige boek van Raison en Ronse in handen kreeg, raakte ik echter gefascineerd door het thema, door de geschiedenis en de gedetailleerde op schaal getekende plannen die erin stonden. Eigenlijk was het de bedoeling van deze Brugse architecten om na WO I te starten met de zo authentiek mogelijke wederopbouw van verwoeste dorpen en steden in de gewestelijke bouwtrant. Ik ben me gaan verdiepen in de geschiedenis van hoe mensen toen bouwden, en het was opvallend dat ze dat toen al deden met een specifieke, functionele indeling. Het uitgangspunt was dat alles zo rendabel mogelijk moest zijn, maar ze hadden ook oog voor het esthetische aspect. In de maquette van mijn eerste Blankenbergse vissershuisje (circa anno 1918) en mijn tweede Koksijdse modelbouwvissershuisje kan je goed de verschillen zien. Er waren de lage A-typehuizen en de hogere B-typehuizen. Grote huizen werden gebouwd voor 10 tot 15 bewoners, meestal gezinnen met veel kinderen. Binnen vond je een opstand van ongeveer 1 meter waar ze alle bedden tegen konden zetten. Er was een washuis en een bakhuis waar elke week brood werd gebakken. De as deponeerden ze in de askelder onder de oven. Daarmee warmden ze het water op in een zinken ketel. Dat gebruikten ze voor de was of om zich te wassen. In de schouw hing een haak om haringen, hammen en kabeljauw te roken. De as van de oven gooiden ze aan de zijkant van het huis, en dat noemden ze scharbiellie. Die fungeerde als filter wanneer het regenwater naar beneden liep en het grondwater werd gefilterd door houtskool. Het was de bedoeling om zoveel mogelijk zelfvoorzienend te zijn. Zo was er meestal ook een varkenshok, een konijnenhok, een kippenhok, meestal naast het toilet. In het werkhuis aan de achterkant van het huis was een zolder waar ze onder meer stukken ijzer, gereedschap etc. legden. Er was ook een voorraadkamer voor aardappelen, pekelvlees, boter… In de gemeenschappelijke eetzaal stond een open haard met een komfoor.”

Het Koksijds vissershuisje (met foto op achtergrond). (foto MVO)
Het Koksijds vissershuisje (met foto op achtergrond). (foto MVO)

Drie prijzen

Daniel kan urenlang vertellen over de boeiende geschiedenis van het vissersleven, maar ook over hoe hij minutieus zijn maquettes in elkaar knutselt. “Ik maak alles zelf, behalve de baksteentjes. De plankenvloer maak ik met koffieroerstokjes en de dakspanten met suikerspinstokjes. Dat is waarschijnlijk de reden waarom we met onze modelbouwclub De Dissel drie prijzen hebben gewonnen. Dit is de enige club die alles zelf maakt, geen bouwpakketten dus. Onze club telt 18 à 20 leden, waaronder een specialist in het bouwen van boten in flessen en iemand die alleen maar houten karren bouwt.” (MVO)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier