Drie jaar woonde Geert Vanoverbeke in een bos in de Brugse rand. Hij was een voortvluchtige wietverkoper met een heilige schrik om terug naar de gevangenis te gaan. Dus timmerde hij aan zijn schuilplaats en kookte zijn potje, tot hij toevallig werd gepakt en weer werd vastgezet. Voor het eerst doet hij zijn verhaal. “De gevangenis was de hel, in de natuur vond ik échte vrijheid.”
Hij at braambessen met kilo’s van de struik, en havermout die hij kreeg van een diaken van de Kerk. Geert Vanoverbeke (42) werd er geen Jerommeke van, maar het maakte hem potig genoeg om met zijn handzaag vijftig stevige bomen neer te leggen en daar zijn hut mee te bouwen.
Eigenlijk was het een groot vlot dat hij bouwde, met een kajuit erbovenop en waterdicht gemaakt met plastic grondzeil. Vanoverbeke was ervan overtuigd dat er een Bijbelse zondvloed zat aan te komen, en wanneer het zover zou zijn, wilde hij vrij en goed voorbereid op zijn vlot zitten. Niet in een ondergelopen cel. Nu zit hij dus wel weer in de gevangenis. Hij werd in november gepakt bij het buurtonderzoek naar een diefstal waar hij niets mee te maken had, 1.164 dagen nadat hij niet terugkeerde uit penitentiair verlof. Hij ziet er anders uit dan de getatoeëerde beren in de gevangenis, met zijn warrige krullen en zijn strenge brilletje en zijn paternoster rond zijn nek. “Ik ben gelovig, ja. Ik heb iets met de engelen. Toen ik voortvluchtig was, liet ik me Gabriël noemen.”
Dat was de hel voor mij. Ik wilde échte vrijheid, dus trok ik de natuur in

In het begin dook hij onder bij een vriendin. Eerst sliep hij in een tentje in haar tuin, daarna dichter bij haar. Maar het werd niks, dus vertrok hij naar Spanje met de 20.000 euro die hij had opgepot en met twee kameraden, voor wie hij alles betaalde. Toen het geld op was, kwam Vanoverbeke terug, alleen. Deze keer zette hij zijn tent op in een bos aan de rand van Brugge. “Alles was beter dan teruggaan naar de gevangenis”, zegt hij.
“Dat was de hel voor mij. Ik wilde échte vrijheid, dus trok ik de natuur in.” En hij had een missie. Zijn vlot moest af voor de grote overstroming kwam. Dus zaagde en bouwde en sjorde hij. Het vlot was zijn huis. Hij sliep in een kleine ruimte bovenaan, in een doos had hij zijn strips van Jommeke en in een vat bewaarde hij zijn havermout en zijn rijst. “Als ik wat klusjes gedaan had en een beetje geld had, kookte ik op een gasvuurtje, anders stookte ik er zelf één. Het hield me ook warm. Dat vuurtje en twee dikke slaapzakken. De afgelopen winters waren trouwens nogal zacht, ik heb dus wel wat hulp gehad.”
Goh, ik had eigenlijk compassie met hem

En die klusjes knapte hij onder andere bij Julien Anthoons (76) en Christiane Temmerman (71). Zij herinneren zich hem wel. “Krulle bedoel je?”, vraagt Christiane. “Ja hoor, die kwam hier wel af en toe. Een vriendelijke gast. Niets van te zeggen eigenlijk.” Het koppel verkoopt allerhande spullen en kwam via hun kleinzoon in contact met Geert. “Goh, ik had eigenlijk compassiemet hem”, zegt Christiane.
“Hij kon er soms zo onverzorgd uitzien. Dus meestal gaf ik hem wel wat te eten.” Geert deed ook klusjes voor het koppel. Zo poetste hij er fietsen die verkocht moesten worden op. “Ik gaf hem daar zeven euro voor. Maar hij was zo perfectionistisch dat hij er soms twee uur aan bezig was”, zegt Julien. Dat Geert nu in de gevangenis zit, komt voor de twee als een verrassing. “Hij bleef inderdaad weg zonder iets te laten weten. Maar we wisten niet wat er gebeurd was. Wij wisten ook niet dat hij gezocht wordt. Zelfs niet dat hij in een bos woonde. Daar heeft hij nooit iets van gezegd.”
Ik kan niet wachten om eraan verder te werken
Ook diaken Willem Dewitte, die Geert geregeld eten gaf via de voedselbedeling, was daar niet van op de hoogte. “Hij had helemaal geen papieren toen hij hier kwam aankloppen”, vertelt diaken Willem. De diaken is trouwens één van de twee mensen aan wie Geert zijn schuilplaats ooit liet zien. “Hij kwam vaak eten halen en stond telkens in het middelpunt van de belangstelling. Hij had een uitgesproken persoonlijkheid. Een intrigerende mens, dat wel. Dat hij voortvluchtig was, heeft hij al die tijd wel verzwegen.”
Geert vond het naar eigen zeggen niet erg om in het bos te wonen. Was de gevangenis de hel, dan voelde zijn leven in het bos als een sprookje. Nogal letterlijk, zelfs. Als er ‘s ochtends een vlinder vloog, zag hij een fee, die hij vriendelijk goeiemorgen zei. De paddenstoelen bij zijn hut raakte hij niet aan uit respect voor de bewoners. “Ik weet dat het klinkt alsof ik gek werd, maar voor mij was het een heel positieve ervaring.” Zo positief, dat Geert Vanoverbeke zo snel mogelijk terug naar zijn bos wil. Tot mei moet hij nog in de hel blijven, en hij ziet af. Maar de droom van zijn vlot houdt hem recht. Het ligt er nog, goed verscholen tussen de dichte begroeiing. “Ik kan niet wachten om eraan verder te werken”, zegt hij.
(TL)