Bisschop Lode Aerts, openhartig aan de vooravond van Kerstmis: “Ik heb lang getwijfeld of ik priester wilde zijn”
Straks viert hij zijn vijfde Kerstmis als bisschop van Brugge. Al kan het dit jaar gelukkig wel met een echte middernachtmis. Monseigneur Lode Aerts (62) voelt zich na vijf jaar als hoofd van de katholieke kerk meer dan thuis in West-Vlaanderen. Het is de hartelijkheid van de West-Vlamingen die hem weet te ontroeren, zegt hij. Maar hij beseft tegelijk dat zijn Kerk het hier niet altijd makkelijk heeft. “We moeten ons bewuster worden van onze bescheidenheid.”
Zijn enthousiasme en energie werken aanstekelijk. Welke kamer, gang of bureau van het bisschopshuis in Brugge je ook binnenstapt, Lode Aerts weet de hele ruimte te vullen met zijn glimlach en zijn aura. “Een godsgeschenk, die man”, knipoogt onze fotograaf tijdens de uitgebreide fotosessie.
Vijf jaar is hij intussen bisschop van Brugge. Vijf jaar waarin Lode Aerts op zijn immer positieve manier bij ons zijn stempel op de katholieke kerk drukt. Nooit duwt hij zelf te stevig door, de mensen van en in de kerk zijn altijd belangrijker dan de Kerk zelf. De voorgrond is niet zijn plek, maar als het moet, dan staat hij er.
Hoe herinnert u zich die 4de december 2016, de dag dat u tot bisschop werd gewijd?
“Als een heel warme dag, een dag vol hartelijkheid. Rond die viering en die wijding hing hier ook veel enthousiasme. Oké, het gebeurt niet elke dag dat er in Brugge een nieuwe bisschop komt, maar ik weet nog goed hoe ik onder de indruk was van hoeveel mensen er waren. Die warme ontvangst heeft me ontroerd, oprecht ontroerd. De Sint-Salvatorskathedraal was te klein, zodat men in het Oud Sint-Jan een liveverbinding moest maken. Maar ik stond erop ook die mensen daar te gaan begroeten, waardoor ik eigenlijk bijna te laat was voor de start van de viering.” (lacht)
Was u zenuwachtig om bisschop van Brugge te worden?
“Dat viel mee. Uiteindelijk, zo’n wijding zelf draait niet rond de persoon Lode Aerts. Zo’n viering zit vol symboliek. Symbolen die niet per se verwijzen naar mijn geweldige capaciteiten, maar naar Christus en zijn kerkgemeenschap. Ik hou wel van die symboliek. En ik denk dat de mensen wel voelen dat het ook met hen te maken heeft, dat het staat voor verbondenheid.”
Ziet u de titel van bisschop als een eer?
“Ik vind van niet, neen. Ik stond er alleszins niet voor te springen. Ik herinner me nog de periode in aanloop naar de aanstelling toen mijn naam in de kranten opdook. Ik hoopte dat men mij niet zou kiezen. Dat meen ik. Bisschop worden is voor mij geen droom. Je moet toch een grote verantwoordelijkheid nemen, in een Kerk in overgang, in verandering. We zitten niet in de hoogconjunctuur van de katholieke kerk, hé.” (glimlacht)
“Ik had ook altijd gedacht dat ik zelf zou weigeren. En ik heb ook effectief een dag bedenktijd genomen, ook al had men liever dat ik meteen ja zou zeggen. Maar voor alle duidelijkheid: ik ben heel blij met de voorbije vijf jaar, hier in West-Vlaanderen. Achteraf gezien is het goed dat ik heb toegezegd, net zoals het achteraf gezien goed is dat ik tóch priester ben geworden.”
Wanneer wist u dat het priesterschap voor u de juiste richting was?
“Goh, de grote Roeping met de hoofdletter R heb ik eigenlijk niet gekend. Ik heb lang getwijfeld of ik wel priester wilde zijn.”
“Rond mijn 17de speelde ik wel met het idee om naar het Seminarie te gaan, maar mijn ouders waren daar absoluut geen voorstander van. Ze waren gelovig, dat zeker, maar toch. Ze vonden het te vroeg voor mij, ze wilden liever dat ik een gewone studie deed. Misschien hadden ze ook wel gelijk. Het was een risico, hé. Ik was nog erg jong. Ik ben uiteindelijk ook enkele jaren extra filosofie gaan studeren, pas later kwam daar theologie bij.”
Hoe zag uw thuis er als kind uit?
“Een heel warm nest. Liefhebbende vader en moeder, zes kinderen, in Geraardsbergen, het zuiden van Oost-Vlaanderen. Ik kwam in het midden van drie broers en drie zussen. Ik had altijd veel mensen om me heen. En daar genoot ik van.”
“Ook daar zat een deel van mijn schrik en twijfel in om priester te worden. Ik was bang om alleen te zijn, als ongetrouwde. Ik dacht dat gaat me nooit lukken, ik word ontzettend ongelukkig. En zelfs op het moment dat ik tot priester werd gewijd, speelde dat in mijn hoofd. Maar eigenlijk ben ik op een handvol maanden na nooit alleen geweest, heb ik nooit alleen gewoond. Dat is mijn groot geluk. Het leven delen, samen eten, bidden, vreugde en zorgen delen: dat is een grote steun. Ik voel me echt een gelukzak.” (lacht luid)
“Maar om terug te komen op mijn thuis: mijn jongste zus Lut heeft in zekere zin mijn leven getekend. Lut was het kakkernestje. Zij had een zware beperking, fysiek en mentaal, en ze was heel zorgbehoevend. Behalve lachen en schreien was er geen communicatie, ze kon ook bijna niets. Dat heeft ons gezin als geheel sterk bepaald.”
In negatieve zin?
“Niet per se, neen. In het begin was er wel verzet. God kan niet bestaan als mensen zo’n miserie kennen, dat soort zaken. Maar uiteindelijk hebben we er ons mee verzoend, iets waar ik wel blij om ben. We hebben een soort gevoeligheid ontwikkeld voor wie niet meetelt, voor wie beperkt is. En ook al kon ze niets of vrij weinig, ze leerde mij wel wat telde. Ze toonde mij dat ook haar leven zinvol was.”
“Wat ik uit haar leven heb geleerd, is dat er een soort van beperking in elk van ons zit. Ook ik ben op een of andere manier beperkt. Er zijn grenzen aan wat kan je doen of zijn. En daar je moet je je mee verzoenen. Je blijven verzetten, geeft enkel maar stress en onvrede.”
Uw zus helpt om te relativeren.
“Ja zeker, maar ook om dankbaar te zijn voor wat er wel is. Wie je ook bent, het is goed zo. Zo kwam ik God op het spoor: Hij aanvaardt ons zoals we zijn..”
“Onze maatschappij vandaag kan daar zeker van leren. Absoluut. We zouden iets vaker moeten kunnen zeggen dat het misschien toch zo slecht niet is als we denken. Dat helpt mij alvast enorm.”
Twijfelt u nog vandaag over wat u kan en doet?
“Altijd. (lacht) Ik kom niet graag op het voorplan. Dat is een nadeel soms, als bisschop. Ik doe het, soms tegen mijn eerder wat schuchtere aard in, omdat ik vind dat ik dat moet doen. Voor de zaak van Jezus en van de Kerk wil ik me helemaal geven. Dát is mijn leven.”
“Ik moet mezelf soms oppeppen, zo van Allez kom, Lode, jong. (lacht) Maar anderzijds: de Kerk is niet mijn Kerk. Een bisschop die enkel met zichzelf bezig is… Ik vind dat niet kunnen. Ik ben niet Jezus, ik ben maar een verwijzing naar Hem, hé.”
Binnen de katholieke kerk in West-Vlaanderen wordt u wel gewaardeerd, is mijn indruk.
“Dat is mooi, ik doe daarvoor mijn best. Ik moet toegeven dat ik initieel wel wat schrik had, omwille van de misbruikschandalen en die geschiedenis in West-Vlaanderen. Daar lag vijf jaar geleden mijn eerste prioriteit: hoe gaan we dat aanpakken, zowel naar preventie toe, naar slachtoffers toe als naar het opvolgen van de daders toe.”
“Gelukkig had mijn voorganger Jozef De Kesel al grote stappen gezet, dat werk was al bezig. Ik heb geprobeerd om het voort te zetten. Die begeleiding, die aanpak binnen de eigen werking professionaliseren, was en is heel belangrijk. Dat misbruik is niet gewoon een zonde, hé. Dat is crimineel gedrag, ook als het verjaard is. Je moet als bisschop die verantwoordelijkheid dragen voor mensen die zich hebben misdragen.”
Vindt u dat moeilijk?
“Vanuit persoonlijk oogpunt: ja. Als je die slachtoffers of families van slachtoffers ontvangt, zie je hoe gebroken hun leven is. Ik kan moeilijk zeggen: sorry, maar dat is van voor mijn tijd en ik heb daar zelf niets mee te maken. Ik ben ook de bisschop van de priester die dat heeft gedaan, ik ben lid van de Kerk waar dat is gebeurd. Daar kan ik niet omheen.”
U verwees naar kardinaal Jozef De Kesel, uw voorganger en vandaag aartsbisschop van Mechelen-Brussel. Wat doet u anders als bisschop dan wat hij deed?
“Niet veel eigenlijk. Hij is zelf ook een Franciscusboy, in de lijn van de huidige paus. Ik zit op diezelfde lijn, een standpunt waar ik me goed bij thuis voel. Essentieel daarin is dat we nadenken over de samenleving en welke plek de Kerk daarin inneemt. We verzoenen ons met de realiteit van vandaag.”
Is dat een Kerk die niet vasthoudt aan wat ooit was?
“Precies. Als je die klik niet maakt, dan wordt het… moeilijk. Heel de wereld is veranderd, hoe zou een parochie of de Kerk dan zolang mogelijk hetzelfde moeten blijven? Met een kijk van het is zo jammer dat we enkel nog dit of dat hebben in de katholieke kerk ben je gedoemd om ongelukkig te zijn. De machtskerk of de allesbepalende Kerk is niet de geloofsgemeenschap die Jezus heeft gesticht.”
Waar moet het voor u om draaien?
“Om het pure. Het authentieke. En dat is misschien iets bescheidener. Ik denk dat we ons bewust moeten zijn van die bescheidenheid. Het is onmogelijk om je vast te klampen aan de katholieke kerk van de wieg tot het graf. Die is er niet meer. Ik ben geen voorstander van hoe kleiner, hoe liever. Helemaal niet.”
“Maar we zitten in een tijd van secularisatie, we nemen afscheid van de samenleving die van dag één tot de laatste dag door het katholieke geloof was bepaald. Ik leef eerlijk gezegd liever nu. Met een open, gastvrije, bescheiden maar tegelijk ook biddende, dienende Kerk. We moeten niet panikeren omdat de groepen in de kerken kleiner en bescheidener worden. Ik zeg het: wat telt is de authenticiteit en de verbondenheid.”
“En trouwens, we kunnen veel leren van andere geloofsgemeenschappen. We leven nu eenmaal in een multiculturele, multireligieuze samenleving. Er is meer dat ons bindt, ondanks alle verschillen.”
Denkt u niet dat er veel mensen verdrietig zijn omwille van dat ‘kleiner worden’? Praten mensen daarover met u?
“Ja natuurlijk. Heel vaak zelfs. En ik begrijp dat ook. Dat afscheid doet pijn. Ik erken hun verdriet en probeer hen te troosten, maar ik zeg tegelijk dat ook de kinderen van mijn broers en zussen niet vaak naar de mis gaan of hun kleintjes niet laten dopen. Dat betekent niet dat God hen in de steek laat. Integendeel, God ziet hen misschien nét nog liever. (glimlacht) Ik besef dat het voor de generatie 65-plussers bijvoorbeeld niet evident is, maar er zijn ook jongeren die een vorm van heimwee naar dat traditionele hebben, en teruggrijpen naar een beeld van de Kerk dat niet altijd even realistisch is.”
Waar bent u bang voor, vandaag en morgen?
“Populisme, zonder twijfel. En een misbruiken van mooie evangelische waarden voor eigen of politiek gewin. Dat zie je naar mijn gevoel iets te vaak aan de rechterkant van het politieke spectrum. Je kan niet selectief zijn in je geloof of je waarden omdat enkel die je goed uitkomen. Zo werkt het niet. Daar kan ik me in opwinden. Daar kan ik voor vloeken zelfs.”
Hoe vloekt een bisschop?
“Altijd met manieren. (lacht) Welke woorden ik gebruik? De gewone godvers natuurlijk. Maar ga dat nu niet als de titel gebruiken, hé.” (lacht luid)
Misschien aangenamer om het over te hebben: waar hebt u het laatste jaar van genoten?
“Ik heb, mede door corona, de schoonheid van Brugge en West-Vlaanderen nog meer leren kennen. En leren appreciëren. Ik ben bijvoorbeeld gaan fietsen langs de zee of aan het Zwin, of gaan wandelen langs knooppunten. Prachtig vond ik dat. In die eenvoudige dingen vind ik ontspanning.”
Hoe hebt u die coronaperiode die maar blijft duren, beleefd?
“Natuurlijk waren alle beperkende maatregelen niet fijn, maar ikzelf kan en mag niet klagen. Families die afscheid moesten nemen van een geliefde, zij hadden te lijden. Dat kon bij momenten amper, ze konden haast niet bij elkaar zijn. Ik herinner me een herdenkingsdienst in de tuin van het bisschopshuis, begin mei. Voor sommigen was dat de eerste keer dat ze hun broer of zus van dichtbij konden troosten na de dood van hun vader maanden eerder. Dat waren bijzonder aangrijpende taferelen.”
“Anderzijds is er ook veel moois ontstaan, als creatief antwoord op de beperkingen. Denk aan de streamings van de eucharistie bijvoorbeeld. Hoe de parochies tot oplossingen zijn gekomen voor de uitdagingen vind ik bewonderenswaardig.”
Mogen die livestreams blijven voor u?
“Mogen wel, moeten niet. (lacht) Neen, ik zie op verschillende plaatsen dat men nog een soort hybride systeem gebruikt: viering in de kerk aangevuld met een streaming voor wie nog niet kan of niet durft komen. Dat lijkt me een mooie tussenweg. Maar er gaat natuurlijk niets boven een echte, lijfelijke ontmoeting. Geloof me, veel gelovigen waren oprecht gelukkig om de mis opnieuw fysiek te kunnen bijwonen. In tal van kerken klonk applaus. Mensen waren ontroerd terug te zijn, om elkaar weer te zien. Ook dat weet mij te ontroeren.”
Hoe viert u straks kerstavond?
“Gewoon, gezellig. (glimlacht)Gelukkig kan er dit jaar wat meer dan vorig jaar. Daar ben ik blij en dankbaar om. Tafelen met vrienden en familie uiteraard, dat maakt onmiskenbaar deel uit van zo’n avond. Maar voor mij ligt de essentie toch bij de kerkelijke diensten. In een periode als deze vind ik misschien nog mooier dan anders. Die symboliek, hé. Die is zo sterk.”
De eindejaarsperiode is ook het moment om vooruit te kijken. Wat mag er volgend jaar beter of anders zijn?
“Voor de hele wereld wens ik meer grip op die pandemie. Ik denk dat iedereen dat wel meent. Tegelijk hoop ik dat er in 2022 iets terugkeert dat we eerder in de coronacrisis zagen: de verbondenheid en dankbaarheid voor de zorg. Dat was zo mooi, maar lijkt nu af en toe vergeten te worden.”
Waar staat u binnen vijf jaar, monseigneur? Nog altijd als bisschop?
“Ik ben niet iemand die ver vooruit kijkt. Zeker geen vijf jaar. Weet je, mijn vader is overleden op de dag na zijn zestigste verjaardag. Ik heb hem intussen al twee jaar overleefd. Zijn vroege dood leert me hoe broos en kwetsbaar mijn leven is. In die optiek maak ik voor mezelf nooit echt veel toekomstplannen. Ik ben een pluk-de-dagtype, elke ochtend dankbaar voor de dag die ik weer krijg. Ik vind het zelf ook wat vreemd, maar het besef dat elke dag de laatste kan zijn, maakt me niet bang. Integendeel. Ik ben er dankbaar voor. En ergens ontspant het mij.”
Lode Aerts, geboren in Geraardsbergen op 2 oktober 1959, is sinds 4 december 2016 de 27ste bisschop van het bisdom Brugge. Hij groeide op in Geraardsbergen en Maldegem in een groot gezin, studeerde filosofie en theologie aan het seminarie van Gent en de KU Leuven en werd op 7 juli 1984 tot priester gewijd in de Gentse Sint-Baafskathedraal. In zijn vrije tijd geniet Lode Aerts van wandelen, muziek, leest hij romans, bezoekt hij graag musea en houdt hij van tuinieren. De 62-jarige bisschop woont in Brugge samen met twee medewerkers van het bisdom.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier