Bieke Demeester begon in 1996 als programmateur in het gloednieuwe CC De Spil en is het na meer dan 20 jaar zeker nog niet beu. “Vooral de afwisseling in de job kan me nog altijd bekoren. Ik doe de programmatie voor de lagere en de kleuterscholen, de familievoorstellingen, de dansprogrammatie en de tentoonstellingen.”
Bieke Demeester stapt het vergaderzaaltje op de eerste verdieping binnen met een kan verse koffie en in haar andere hand zowaar een atomaschriftje. “Ja, ik heb dit interview toch een beetje voorbereid”, klinkt het. “Want ik wist helemaal niet dat het zo groot zou zijn.”
Jij was één van de eerste werknemers van De Spil?
Bieke Demeester: “Dat klopt, ik was één van de pioniers samen met directeur Filip Strobbe en Koen Allary, Johan Vanmuysen en Sebastiaan Boucquey. Dat zijn de eerste collega’s die door mijn hoofd schieten maar er zijn er natuurlijk nog. Ik heb sollicitatie-examens meegedaan en ik werd aanvaard als programmator in een gloednieuw cultureel centrum. Voor mij was het toch een beetje thuiskomen.”
Want je werkte in Brussel en woonde in Brugge?
“Ik heb lange tijd jobs gedaan in nepstatuten. In de jaren 80 was het een zeer moeilijke periode voor afgestudeerden en zeker voor iemand die licentie kunstgeschiedenis had gedaan. Nu is dit omgevormd tot kunstwetenschappen. Ik koos de optie moderne kunst maar ik bleef eigenlijk een beetje op mijn honger zitten. Vroeger begon de moderne kunst in de late middeleeuwen en stopte in het begin van de 20ste eeuw (lacht). Nu is dat gelukkig geëvolueerd.”
Wat deed je precies in Brussel?
“Ik was er projectleider met vier medewerkers in de Sint-Lucasgalerie. Die galerie was verbonden aan de school en werd beheerd door een stichting die actuele kunsten wil presenteren aan de studenten. Het is een galerie en ook een documentatiecentrum en vooral gericht op beeldende kunsten.”
En plots moesten jullie verhuizen naar Roeselare?
“Ja, want nadat ik een job als programmator kreeg in De Spil moest ik ook in Roeselare wonen. Dat was toen nog een verplichting. Neen, wij gingen niet in het ouderlijk huis in de Stationsdreef wonen, mijn ouders woonden daar, hé (lacht). We hebben een huis in de Spinnersstraat gekocht. Op Krottegem inderdaad, en ik vind het daar zeer boeiend wonen. De verscheidenheid aan mensen is voor mij absoluut een verrijking en zeer leerrijk. Iedereen moet natuurlijk een klein beetje moeite doen om samen te wonen maar echt moeilijk is dat niet.”
Jij kreeg als kind kunst natuurlijk naar binnen gelepeld?
“Eigenlijk wel. Mijn pa Carlos was binnenhuisarchitect en had thuis in de Delaerestraat ook een galerie waar vooral avant-gardistische kunst werd gepresenteerd. Mijn pa heeft aan de academie van Gent gestudeerd en raakte bevriend met veel kunstenaars en begeesterd door kunst. Hij nodigde ook veel kunstenaars uit bij ons thuis en ik heb nooit iets anders gekend. Ik liep als kind ook vaak mee in de ateliers in Gent en keek waarmee de hedendaagse kunstenaars mee bezig waren.”
Ik ben het gewoon om me te verdedigen voor mijn kindjes want ik werk met gemeenschapsgeld
Had je pa een neus voor kunsttalent?
“Dat denk ik wel want onbekende kunstenaars die bij ons exposeerden, zijn later vaak doorgebroken als kunstenaar, in België maar ook in het buitenland. Hij wist er toch vaak talentvolle kunstenaars uit te pikken.”
En hij besmette zijn dochter met het kunstvirus?
“Absoluut en dat vind ik precies het mooie aan dit verhaal. Ik ben overtuigd dat iemand die van jongs af aan met kunst te maken krijgt op een natuurlijke manier kunst als een meerwaarde in zijn of haar leven zal beschouwen. Kunst zorgt voor een mooie, positieve kijk op het leven en kan helpen om bepaalde zaken te verwerken. En dan heb ik het niet alleen over beeldende kunsten maar ook over podiumkunsten. Deze dynamiek zorgt er voor dat ik ook na meer dan 20 jaar nog steeds even enthousiast ben over mijn job.”
Welke functie heb je precies?
“Ik doe de programmatie dans, de programmatie van de lagere en de kleuterscholen, de familievoorstellingen en tentoonstellingen. En precies die verscheidenheid maakt mijn job zo boeiend. In de Sint-Lucasgalerie kreeg ik enkel met beeldende kunst te maken. Het was wel tof om acht jaar tussen de studenten te werken maar het werd uiteindelijk een enge wereld. Hier in De Spil komen nog iedere keer nieuwe uitdagingen en ben ik het na meer dan 20 jaar zeker nog niet beu.”
Hoe zie jij jezelf als programmator?
“Als een medium tussen de kunstenaar en het publiek. De vraag die ik me altijd stel: zal het publiek dit waarderen? Ik heb gelukkig een aantal betrouwbare parameters: ik probeer altijd een zeer goede prospectie te doen en ik vraag veel input van vrienden, kennissen en collega’s. Ik ben al lang bezig en heb het geluk om toch al een groot netwerk te hebben in deze wereld. En ik probeer ook veel kansen te geven aan Roeselaars talent.”
En toch slaat niet iedere voorstelling of tentoonstelling aan?
“Soms is een productie super en soms is het inderdaad iets minder, pakt het niet met het publiek. Het blijft altijd wel spannend en bang afwachten. Maar je weet het niet vooraf en dat moet je kunnen plaatsen. Wie een kind maakt, weet ook niet hoe het er zal uitzien (lacht).”
Maar zelf ben je geen ‘scheppend persoon’ ?
“Neen, ik ben nooit naar de muziekschool of naar de academie geweest. En het is zeer vreemd maar veel programmatoren in culturele centra zitten in dezelfde situatie. Ik herinner me dat ik daar als kind heel veel discussies met mijn ouders over heb gehad.”
“Ik lees veel over kunst, kijk veel kunst en heb oog voor het mooie van bepaalde zaken. Zoals een plotse mooie lichtinval in de straat, dat zal ik proberen te fotograferen. Misschien volg ik ooit nog een cursus hobbyfotografie als ik met pensioen ben.”
Waarom is een moderne dansvoorstelling vaak moeilijk ‘verteerbaar’ ?
“Omdat er in tegenstelling tot een klassiek verhaal niet wordt vertrokken vanuit een verhaal. Dans vertrekt vanuit de muziek en is vaak abstract. Mensen begrijpen dat niet altijd. Dansvoorstellingen die vertrekken vanuit streetdance zijn iets makkelijker te begrijpen. Daar is er een vertrekpunt, een aanknopingspunt. Maar mijn tip is eenvoudig: probeer een dansvoorstelling niet te begrijpen maar laat je onderdompelen en geniet van de beelden en bewegingen.”
Rosas van Anne Teresa De Keersmaeker is een oude bekende in De Spil maar een eerste productie vastleggen bleek niet zo eenvoudig?
“Zeg maar moeilijk. Ik had al veel aanvragen gedaan en proberen in contact te komen met het gezelschap maar ik ving iedere keer bot. Tot ik Anne Teresa De Keersmaeker na een première aan de bar zag staan in De Vooruit. Ik ben er naar toe gestapt en haar kort uitgelegd dat Roeselare een prachtige zaal heeft voor haar gezelschap en dat het een zeer positieve ervaring zou zijn voor zowel Rosas als Roeselare. Ze is gekomen, het publiek was op de afspraak en ondertussen hebben we Rosas al bijna vijftien keer op de programmatie mogen zetten.”
Is Roeselare een hippe kunststad?
“Men mag Roeselare zeker niet onderschatten. Ik vind onze stad vaak veel hipper dan andere, grotere centrumsteden. We hebben De Spil die vaak ook dienst doet als antenne voor kleinere kunstprojecten. Maar De Spil mag geen alleenrecht hebben in de stad. Daarom zou het fijn zijn als er meer galerieruimtes bij komen.”
“Maar het groeit en zeker met de komst van ARhus heeft onze stad nog een culturele boost gekregen.”
Maar moderne dans is en blijft een nicheproduct?
“Ben ik mee akkoord maar er is wel een publiek voor. Niet zo’n groot als voor een klassiek ballet maar als kunstcentrum moet je ook dat nichemedium aanbieden. Ik heb een liefhebber van moderne dans gekend die blind alle tickets kocht van de programmatie. Die persoon is jammer genoeg overleden maar er zijn zeker echte liefhebbers van het genre. Ik ben het gewoon om me te verdedigen voor mijn kindjes (lacht) want ik werk met gemeenschapsgeld en het is moeilijker om volle zalen te lokken voor moderne dans. Maar gelukkig wonen we in een stad die de investering in kunst steunt. Ook als die investering niet onmiddellijk opbrengt.”
Tips van Bieke p>
Leuk shoppen p>
“Oei, dat is meteen een moeilijke. Ik ben helemaal geen shopper. Als ik eens ga winkelen, is dat vaak nog in een andere stad. Als ik bijvoorbeeld in Antwerpen ben en tussen twee vergaderingen heb ik een uurtje tijd, dan loop ik eens langs de winkels. Maar in Roeselare heb ik niet echt zaken waar ik steeds kom. Soms stop ik eens in ‘t Casteelken: ik vind het wel leuk om designmeubelen en -accessoires te bekijken.” p>
Lekker eten p>
“Hier schuif ik zeker het Teaterkaffee in De Spil naar voor. John is een zeer goede kok. Het is er niet alleen lekker maar ook helemaal niet duur. Ook naar Hummus the original in de Jules Lagaelaan ga ik graag.” p>
“Mijn man en ik gaan niet echt veel uit eten. We gaan soms wandelen naar de Kleiputten en nadien eten we daar ook een hapje. Doordat er ook een manege is, vind ik toch dat daar een eigen sfeer hangt. Ik kan me daar zeer goed ontspannen. Maar eigenlijk is het beste restaurant bij ons thuis. Mijn man is een uitstekende chef en ik smelt voor zijn verse moussaka en voor zijn konijn met pruimen.” p>
Toffe plekjes p>
“We reizen vooral in Europa en ik ben gek op Italië en Frankrijk. Nu zou ik in het voorjaar graag Andalusië ontdekken met Sevilla en dan vooral Granada want onze zoon woont daar. En Parijs en Lyon vind ik echt twee heel toffe steden. Ik heb Lyon ontdekt tijdens buitenlandse opdrachten en die stad staat mij geweldig aan. Je kunt er ook heel lekker eten in toffe bistrootjes. Daar kun je blijven naar toe gaan.” p>
“Ik hou in het algemeen meer van zuiderse, zonnige bestemmingen dan sneeuwbestemmingen. Ik word vrolijker van de zon dan van een sneeuwtapijt. En je kunt volgens mij in zuiderse oorden ook lekkerder eten.” p>
In Roeselare p>
“In Roeselare schuif ik zeker de O-L-V-markt naar voor als leuke plek. Dat plein is te weinig bekend en wordt te weinig gebruikt als verbindingsmiddel. Muze’um L in de Bergstraat staat bij mij ook met stip genoteerd en voor de Bataviawijk heb ik ook een boontje. Deze tuinwijk heeft een heel eigen karakter.” p>