Alma en Noël – het oudste koppel van Vlaanderen – worden 101 en 100 op 1 januari

Als ze hun leven konden herdoen, dan zouden ze het net op dezelfde manier doen. "Het was perfect." (foto Davy Coghe) © Davy Coghe
Olivier Neese
Olivier Neese Editieredacteur Brugsch Handelsblad Brugge - Torhout

Dat ze samen verjaren op 1 januari: daar halen ze de schouders voor op. Dat ze zich straks beiden een eeuweling mogen noemen: dat is een aardigheidje, zeggen ze. Wat voor Alma Dejonckere en Noël Baert primeert, is dat ze 81 jaar na hun eerste kus nog steeds samen zijn. “Onze grootste wens? Dat we op nieuwjaarsdag nog samen onze verjaardag halen. Dan mogen ze de kaars uitblazen.”

Zet euj! Moeje ‘n zjatte soepe èn? Of pakt iets eut de frigo.” In sappigs Zwevegems verwelkomt Noël Baert ons in hun gemeenschappelijke kamer in WZC Sint-Amand in het centrum van Zwevegem. Hún Zwevegem, want daar wonen ze al hun hele leven. En dat is zal op Nieuwjaar voor Alma dag op dag 101 jaar zijn, en voor Noël 100 jaar. “Och, dat is een dag als een ander”, haalt hij zijn schouders op. “Een verjaardag is bij ons nooit van tel geweest. Hooguit mompelden onze ouders op die dag eens proficiat. En daar bleef het bij. Belangrijker waren voor ons de heiligendagen. Als naaister was de feestdag van patroonheilige Sint-Anna voor Alma veel belangrijker. Dan gingen we er een dag op uit. En bij mij, Noël, was dat uiteraard Kerstmis. Zo lang we thuis woonden, hielden we een groot kerstfeest met ons gezin, met intussen drie kinderen, zes kleinkinderen en elf achterkleinkinderen. Voor ons is Kerstmis veel belangrijker dan Nieuwjaar.”

Niet alleen verjaren Alma Dejonckere en Noël Baert op dezelfde dag, ze waren bovendien ook nog eens buren. “Tussen ‘t onzen in de Harelbeekstraat en ‘t ulders in de Vandevennestraat lag er enkel een groene weide. Dat veld heb ik heel veel overgestoken toen ik wist voor wat het diende”, lacht hij smakelijk. “Dat er een knap meisje in de buurt woonde, was me niet ontgaan. Mijn ogen waren zeer goed. (lacht) Na de basisschool en drie jaar vakschool, mocht ik meteen als elektricien beginnen bij Bekaert. Alma werkte in naaiwinkel Torentje. Beiden moesten we via de Harelbeekstraat naar ons werk. En samen is toch veel aangenamer dan alleen, hé.” (lacht)

Gebroken paraplu

Maar de vonk slaat pas over op 11 november 1937. “Wapenstilstand was voor mijn schoonvader, die oud-strijder was, een hoogdag. ‘s Morgens de misviering, ‘s middags uitgebreid gaan eten en ‘s avonds een groots bal. Omdat ik wist dat Alma die avond naar de Malpertus ging, trok ik ook mijn propere klerenaan. Rond 21 uur gingen we naar huis. Beeld je in, nu vertrekken ze nog niet op dat uur. (lacht) Op de terugweg brak ik per ongeluk het handvat van haar paraplu. Uit schuldbesef vergezelde ik haar tot aan de voordeur. Toen we daar stonden, riep haar licht aangeschoten vader: al wie op de zulle staat, moet binnenkomen. En natuurlijk sprong ik binnen. (lacht) ‘s Anderdaags vroeg ik aan mijn baas of ik na mijn uren die paraplu mocht herstellen. Nadat ik al dat hout uitgeboord en verlijmd had, ben ik met de herstelde paraplu naar Alma gegaan. En sindsdien mocht ik alle dagen binnen. (lacht)

Noël en Alma kennen elkaar 82 jaar, maar zijn 'maar' 76 jaar getrouwd. (repro Davy Coghe)
Noël en Alma kennen elkaar 82 jaar, maar zijn ‘maar’ 76 jaar getrouwd. (repro Davy Coghe)© Davy Coghe

Een huwelijk lonkt, maar moet uitgesteld worden door de Tweede Wereldoorlog. “We kennen elkaar 82 jaar, maar zijn ‘maar’ 76 jaar getrouwd. Zes jaar heb ik moeten wachten. In augustus 1939 moest ik naar Brussel, binnen bij den troep. Zesde groep artillerie, dertiende batterij. Elke dag schreef ik naar Alma. Na zes maanden werden we gemobiliseerd. Naar het Albertkanaal, waar de oorlog was uitgebroken. Achttien dagen, tot we ons moesten terugtrekken in Oostrozebeke. Vier dagen en vier nachten geschoten, naar Desselgem, Ooigem en Oostrozebeke. Het scheelde niet veel of ik moest naar mijn eigen Zwevegem mikken. Maar we vielen zonder munitie en moesten ons terugtrekken. Op handen en voeten trokken we door Tielt. Na de overgave van België moesten we naar Lier, maar dat zag ik niet zitten. Ik wilde naar huis.”

Vermomd met een overal

In zijn soldatenkledij stapt hij te voet naar huis. “Ik kwam fluitende en zingende Duitsers tegen, tot een koppel me tegenhield. Aan de door Duitsers bezette brug van Kuurne werden alle Belgische soldaten gepakt, wisten ze.Ze trokken me naar binnen en boden me een werkoveral als vermomming aan. De Duitsers lieten me passeren… Twee dagen later bracht ik met de fiets hun overal terug en pikte ik mijn soldatenkledij op. Doordat ik bij Bekaert werkte, mocht ik in Zwevegem blijven. Anderen moesten naar Duitsland. Zoals mijn broer, die in Antwerpen werd gepakt en een jaar krijgsgevangene was.”

De drang om te trouwen blijft groot. De liefde haalt het van de oorlog. “Met kledingstof van Amerikaanse familie die ze gespaard had, naaide ze haar eigen kleed. Via familie smokkelden we kostuumstof uit Frankrijk, die ik gaf aan de lokale kleermaker. Zo hadden we toch trouwkledij. Na de mis gingen we met onze families iets eten in ‘t Boldershof. Via een paardenslachter konden we wat vlees aan een redelijke prijs krijgen en in de kelder hadden we nog wat aardappelen en boontjes liggen. Dat was het. Rond vier uur schoven ook de nonkels en de tantes aan. Aan de bakker had ik tien kilo bloem gegeven. Daar maakte hij enkele witte broden van. Alma had nog groene koffiebonen van voor de oorlog liggen en die hebben we die middag zelf gebrand. Échte koffie en wit brood, dat was ons huwelijksdiner. En ‘s avonds kwam er een accordeonist.”

“Ik zat natuurlijk genepen om met Alma naar huis te gaan en rond 22 uur riep ik in de zaal: verdomme, ik hoor dat de gestapo op toer is. Iedereen greep zijn frak en spurtte weg. En om 22.15 uur lag ik in bed.” – Noël Baert

Was de drang naar het huwelijk groot, dan is de zin in de huwelijksnacht zo mogelijk nog groter. Noël lacht uitbundig als hij de anekdote vertelt. “Veertien dagen eerder was mijn nicht gehuwd. Rond 22 uur was de gestapo daar binnengevallen en namen ze 10 à 15 jongemannen mee. Gelukkig werkten er velen bij Bekaert en konden ze terugkeren. Maar dat verhaal was ik niet vergeten. Ik zat natuurlijk genepen om met Alma naar huis te gaan en rond 22 uur riep ik in de zaal: verdomme, ik hoor dat de gestapo op toer is. Iedereen greep zijn frak en spurtte weg. En om 22.15 uur lag ik in bed.” (lacht)

Armoede kenmerkt de oorlogsjaren. “Ik woonde in bij mijn schoonouders. Geen probleem, mijn schoonmoeder was een geestige. Ze wilde dat iedereen overeen kwam. Haar regel was: als er spel en miserie is, moet je naar boven. (knipoogt) Ik maakte dat er alle dagen een kwestie was. (lacht) Maar breed hadden we het niet. Bij Bekaert verdiende ik toen 5 frank per uur. Ons systeem was simpel: mijn schoonmoeder legde 100 frank op tafel en ik deed hetzelfde. Als dat op was, dan legden we bij. Om een voorbeeld te geven: een kilo boter kostte toen 300 frank. Dat hadden we dus niet. Voor een zak tarwe moest je 5.000 frank neertellen. Ondenkbaar.”

De koer van Bekaert

Met wat geld op de rekening denkt het koppel stilaan aan een eigen woning. “Op de hoek van de Deerlijkstraat en de Blokkestraat kochten we een klein stukje grond. Met de hulp van een architect zijn we in 1949 beginnen te bouwen. Een kost van 250.000 frank, waarvoor de 150.000 frank moesten lenen. De eerste jaren was… (duwt de duim tegen de kin) Intussen waren er ook drie kinderen: André (1944), Annie (1948) en Freddy (1950). Na mijn dagtaak bij Bekaert – Alma bleef dan thuis voor het gezin – moest ik nog bijklussen. In het begin lag ons huis op den buiten. Er stond niets in de omgeving. We konden de boten op het kanaal zien. Maar door de expansie van Bekaert raakte alles volgebouwd. Plots woonden we op de koer van Bekaert. (lacht) Zo ongezond zoals de mensen beweerden, zal het wel niet geweest zijn gezien onze leeftijd.” (lacht)

Het geheim van oud worden: sterke genen. Zijn vader werd 98, zijn broer 99 en Alma’s vader 96. “En vooral: werken, werken, werken. Als er iets defect was, wisten de mensen me te vinden. Niet alleen mijn kinderen, maar ook de buren. Een defect strijkijzer, een kapotte lampadaire… Nooit heb ik voor een herstelling iets gevraagd. Mijn kinderen moesten het terugbrengen met de boodschap dat het met heel veel plezier gedaan was.”

120 kilogram ponyvlees

Ook na zijn pensioen in 1980 blijft Noël actief. “Van mijn werkgever Bekaert – ik heb nooit een andere werkgever gekend – mocht ik een stuk onteigend land van 600 vierkante meter bewerken. Alles wat je maar kan bedenken, kweekte ik. Groenten én vlees. Het boeren zat erin, want vanaf ik kon wandelen, moest ik meehelpen met mijn vader op ‘t land. Ik heb alles gekweekt: drie zwiens, 500 kiekens, 500 barbarieten, kweetnieoevele deuven. En ik had ook een pony. Voor mijn kleinkinderen. Maar dat was een miskoop. Zogezegd een fraai beest, maar het liep de muren op en gooide mijn gastjes constant van zijn rug. Niemand durfde er nog op. Ik wilde het doorverkopen, maar de prijs was enorm gezakt. Ik zou er mijn kleren aan scheuren. (stilte) Nu, ik heb mijn geld terug verdiend. (lacht) Via een slachter heb ik er nog 120 kilogram vlees van gehad. Wekenlang hebben we paardenvlees gegeten.” (lacht)

“Ik was geen drinker, maar toch was ik altijd de leutemaker van ‘t spel. Op tafel springen, zingen, onnozel dansen… Ik danste al de twist nog voor het uitgevonden was.” – Noël Baert

En, geeft Noël Baert als extra ouderstip mee, je moet opletten met alcohol. “Ik was geen drinker, maar toch was ik altijd de leutemaker van ‘t spel. Op tafel springen, zingen, onnozel dansen… Ik danste al de twist nog voor het uitgevonden was. (lacht) Baertje is weer dronken, zeiden ze, maar dat was niet waar. Die karaktertrek zorgde er voor dat ik nooit om hulp moest smeken. Bij Bekaert was ik eerst brigadier en daarna ondermeester, die de onderhoudsploeg van de machines leidde. Dat moest vaak in het weekend gebeuren. Nooit heb ik moeten bedelen om volk. Ik nodigde de mensen uit, en Alma zorgde voor boterhammen en pintjes. En mijn dochter voerde hen naar huis. Ik ben nog altijd goedgezind. De verpleegsters komen graag naar deze kamer. Ze weten dat er altijd iets te beleven valt. Ik kan nog zwetsen en zeveren, hoor.”

Voetbalabonnement

Dan wordt Noël serieus. “Mijn grootste wens is dat ik nog samen met mijn vrouw onze verjaardag mag meemaken. En dan mogen ze de kaars uitblazen. (emotioneel) Enkele weken terug hebben we mijn echtgenote het heilig oliesel toegediend, maar ze is er weer doorgekomen. Gelukkig. Iedere dag dat we samen zijn, is een godsgeschenk. Voor ons was het leven kort. Geen dag hebben we ons verveeld. Zelfs nu niet in ‘t rustoord. Ik heb een voetbalabonnement bij Telenet. Alle voetbalmatchen volg ik. Allemaal, zonder uitzondering. En in de zomer is er koers. Het grootste probleem is dat er nu op zondagmiddag voetbal én veldrijden is. Tijdens de rust van ‘t voetbal zap ik naar de cross. (lacht) Van zodra je weg bent, begin ik aan mijn kruiswoordraadsel. En elke dag komen mijn fantastische kinderen op bezoek. Als we ons leven konden herdoen, dan zouden we het net op dezelfde manier doen. Het was perfect.”