Al honderd jaar is Muziekhandel Rombaux een vaste waarde in Brugge: “Zelfs in wereldsteden vind je niet wat wij hier hebben”

Ann Soete en Ignace Minne in hun opvallende muziekzaak. Het was de grootvader van Ignace die de fotografiestudio ombouwde tot de huidige winkel. © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Ze worden steeds zeldzamer: de zaken waar de uitbater elk product door en door kent, waar service belangrijker is dan kortingen en waar het erfgoed niet alleen schuilt in de gevel en het interieur, maar ook in de mensen zelf. Omdat hun winkel uitbaten een erezaak is geworden. In het Brugse Rombaux maken we kennis met Ann Soete en Ignace Minne, een koppel dat al even tijdloos is als de muziek in de zaak en even authentiek als het interieur.

“Zonder Ann was er geen Rombaux.” Ze port hem even lieflijk aan, terwijl ze een stofje op zijn mouw wegveegt. Maar haar man Ignace meent elk woord. Met haar parelwitte haar, rode lippenstift en een uitgesproken joie de vivre vult ze de kamer. Al staat ze net als haar telefoon amper stil. Zelfs tijdens het praatje met de fotograaf doet ze enkele bestellingen. Ze weet van aanpakken en aan haar pensioen denkt ze nog niet meteen. Tot een paar jaar geleden was ze nog schepen, maar vandaag ligt de focus volledig op de winkel, haar gezin en vandaag ook even op haar zieke kleindochter.

Ann, met roots in Gullegem, is duidelijk gepassioneerd, niet alleen als onderneemster maar naar verluidt ook als supporter van Club Brugge. Ignace kijkt haar vaak aan met pretoogjes, terwijl hij vertelt over de rijke familiegeschiedenis inclusief andere sterke vrouwen. Alle wonderlijke verhalen spelen zich af in dit prachtige gebouw in de Mallebergplaats, dat oorspronkelijk uit de 16de eeuw dateert. Het was bompa Arthur Rombaux die de fotografiestudio ombouwde tot de huidige winkel. “Hij gaf pianoles, speelde op huwelijken en kreeg steeds vaker de vraag naar tweedehands piano’s”, aldus Ignace. “Hij verkocht ze vanuit een voorkamertje in de Gieterijstraat, opende nadien hier aan de overkant een pand en kreeg na WO I het huidige pand op het oog. Hij bleek niet alleen een begenadigd muzikant, maar ook een commerçant. Zo was het eerste wat hij aanpakte de vloer, om de trapjes weg te werken. Zodat er nooit een drempel was om binnen te stappen, letterlijk en figuurlijk.”

Het eerste wat oprichter Arthur deed, was de trapjes wegnemen. “Zodat niemand hier een drempel over moest, letterlijk en figuurlijk.”
Het eerste wat oprichter Arthur deed, was de trapjes wegnemen. “Zodat niemand hier een drempel over moest, letterlijk en figuurlijk.” © Christophe De Muynck

Vreemde blikken

Arthur focuste zich op de piano’s, terwijl zijn vrouw Elisa dan weer 78 toerenplaten verkocht, en bladmuziek. Die partituren werden netjes opgeborgen in lades, waardoor buitenlandse toeristen al eens vragen of hier ooit een apotheek gehuisvest was. Arthur was ook verantwoordelijk voor het prachtige interieur, van de mozaïeken vloer tot de indrukwekkende glasramen. Hij richtte daarnaast een heuse toonzaal in voor zijn piano’s, met zelfs een pianolift. Daarboven was er een herstelwerkplaats. Daar huist nu een ruimte met gitaren, violen en cello’s. Laure, de enige dochter van Arthur en Elisa, was vastberaden om de zaak verder te zetten, ook al leverde dat toen nog vreemde blikken op. In de jaren 60 was het ongewoon dat een moeder van drie soms een paar dagen weg was op bedrijfsbezoek, maar ze slaagde in haar opzet en blies de zaak nieuw leven in.

“Het eerste wat we iedere dag doen in de winkel, is muziek opzetten”

De winkel bleef maar uitbreiden, met het pand ernaast en ook eentje op de hoek van de straat. Die investeringen bleken een geluk voor de oorspronkelijke winkel. Waar in de jaren 70 vaak een bulldozer door dergelijke zaken ging, bleef het originele pand bewaard omdat al het geld ging naar de investeringen voor de uitbreiding. Het leverde indertijd ietwat meewarig gelach op van collega’s, maar al die zaken – die zich bovendien focusten op popmuziek – zijn vandaag verdwenen. Hun gelach is verstomd, maar de muziek in dit fantastische decor is blijven spelen. De grote sterkte? “Wij hebben onze kennis altijd bijgeschaafd”, weet Ann, die met meer dan 40 jaar op de teller een levende catalogus is geworden. “Soms kijken ze vanuit het buitenland verwonderd naar wat we in huis hebben op vlak van klassieke muziek of jazz. Zelfs in wereldsteden vind je niet wat wij hier hebben.” Het pand is intussen beschermd erfgoed, al is het vaker een vloek dan een zegen. Net als de toeristen die hier vooral komen voor een leuk plaatje op Instagram, in plaats van eentje voor op de platenspeler.

Ignace laat het niet aan zijn hart komen. Hij is verknocht aan wat hij doet en de plaats waar hij letterlijk is opgegroeid. Op de sluitingsdag komt hij al eens wat werk voorbereiden. Dan zegt hij dat hij naar huis gaat. Muziek is voor Ignace een tweede adem, een immer aanwezige vanzelfsprekendheid. Hij ziet zichzelf nog zitten als kind op de trap, glimlacht hij, met zijn bal naast hem. Stil omdat mensen in de auditiezaal naar muziek wilden luisteren. Hij luisterde mee, liet zijn gedachten meewalsen langs klassieke stukken en meedansen op sfeervolle schlagers.

Zoon Benedict in zijn werkplaats.
Zoon Benedict in zijn werkplaats. © Christophe De Muynck

Maar er heerst in zijn huis ook de herinnering aan zijn zus die mee in de zaak stond, veel te vroeg gestorven aan kanker. “Ann trok iedereen weer mee, met haar Zuid-West-Vlaams karakter van doordoen”, aldus Ignace.

Gitaarbouwer

Meneer en mevrouw Rombaux – zelfs goeie kennissen vergissen zich al eens van familienaam – zijn net als hun zaak een begrip geworden. Werknemers zijn voor hen onmiskenbaar een deel van de familie. In het geval van zoon Benedict is dat zelfs letterlijk te nemen. Hij treedt in hun voetsporen als vierde generatie. Als gitaarbouwer heeft Benedict op de derde verdieping een eigen atelier, met prachtige elementen van vroeger en dezelfde passie als zijn voorouders.

Het is geen verrassing, maar het is zelden stil bij de familie Minne-Soete. “Het eerste wat we iedere dag doen in de winkel, is muziek opzetten”, glimlacht Ann. “En thuis komen de kinderen vaak over de vloer. Zelfs de twee andere die intussen in Gent wonen. Als Club speelt, dan komen ze af. Dan eten en drinken we samen, en blijven ze zelfs slapen.” Ze zegt het niet met zoveel woorden, maar het is misschien nog waardevoller dan wat ze hier hebben opgebouwd.

Als ik vraag wat er op de partituur van hun leven staat, twijfelt Ann geen seconde. Solamente una vez, een bolero van de Mexicaanse Agustín Lara, in een uitvoering van de Cubaanse jazzpianist Rubalcaba en de Amerikaanse contrabassist Haden. Aan de Engelse versie waagden enkel de grootsten zich, van Crosby tot Presley, Iglesias en Bocelli. “Maar de Spaanse versie blijft de mooiste.” Terwijl ze het vertelt, bemerk ik ook bij haar pretoogjes.

Ik beeld me in dat ze op de avond voor hun pensioen alle lichten doven in de lege winkel en ze nog eens dansen met hun tweetjes. En op de zuiderse tonen zindert de Engelse tekst na. Now we own all the stars and a million guitars are still playing. Darling, you are the song and you’ll always belong to my heart. Een mooiere ode aan het leven en de liefde bestaat er wellicht niet.