15 bootvluchtelingen gered voor kust van De Panne

De reddingsactie werd gecoördineerd vanuit het MRCC in Oostende. © MRCC
Redactie KW

Zaterdagmorgen 27 juni werden 15 bootvluchtelingen uit zee gehaald door de Sirius, een reddingsschip van Vloot. Het Maritiem Reddings- en Coördinatiecentrum in Oostende kreeg een noodoproep van de Franse collega’s.

“Op zateterdagmorgen kregen wij een noodsignaal van onze Franse collega’s”, vertelt Eva Descamps, woordvoerder van het MRCC. “Er waren 15 vluchtelingen geseind op zee.” De 15 bootvluchtelingen werden rond 10.30u met de Sirius en onder begeleiding van de Scheepvaartpolitie naar de haven van Oostende gebracht. Er werd een ambulance ter plekke geroepen door de Scheepvaartpolitie, om na te gaan of de vluchtelingen in goede gezondheid verkeerden. Dit bleek het geval te zijn.

Zoektocht na noodoproep

Zondagmorgen gaf procureur Frank Demeester een woordje uitleg in een persbericht: “De bootvluchtelingen waren in het holst van de nacht met een opblaasbare rubberboot vertrokken vanuit Duinkerke. Toen hun boot na enkele uren water maakte, slaagde één van hen erin een noodoproep te verrichten. De noodoproep kwam binnen bij de Belgische politiediensten, waarop een zoektocht werd gestart. De vluchtelingen waren op het ogenblik dat zij werden gered ongeveer 6.2 mijl van de Belgische kust verwijderd.”

“De kleren van de verscheidene vluchtelingen en hun bezittingen waren doorweekt. Enkele telefoontoestellen bleken in het zeewater terechtgekomen te zijn en zijn kapot. Dit is niet bevorderlijk voor het strafonderzoek naar de smokkelorganisatie. Ook betekent het dat deze mensen veel van hun persoonlijke herinneringen zoals foto’s en berichten zijn verloren.”

Vier tolken bij verhoor

Zowel bij het team mensensmokkel van de Federale Gerechtelijke Politie als bij de Scheepvaartpolitie werden ploegen vrijgemaakt om de vluchtelingen te kunnen verhoren. Er werden vier tolken opgevorderd, gezien de vluchtelingen verklaarden afkomstig te zijn van Irak (9), Koeweit (4), Afghanistan (1) en Egypte (1). Enkele telefoontoestellen die wel nog bleken te werken, werden door de Scheepvaartpolitie van Zeebrugge uitgelezen in een poging de mensensmokkelaars te kunnen identificeren die voor deze levensgevaarlijke tocht verantwoordelijk waren.

Uit ervaring weten de onderzoekers dat vluchtelingen vaak de lippen stijf op elkaar houden, ook al hebben zij enkele uren daarvoor de dood in de ogen gekeken. Dit was in deze zaak niet anders. Een aantal vluchtelingen kon niettemin met tolk verhoord worden. Sommigen onder hen klommen voor het eerst in een rubberbootje, anderen hadden reeds gelijkaardige pogingen achter de rug. De vluchtelingen, die allen in Noord-Frankrijk verbleven, werden ter beschikking gesteld van de Dienst Vreemdelingenzaken.

Verder onderzoek naar smokkelorganisatie

Het onderzoek naar de mensensmokkelorganisatie wordt uiteraard verdergezet. “Meer en meer wordt vastgesteld dat vluchtelingen door mensensmokkelaars op kleine rubberen bootjes worden gestopt en op de Noordzee worden geduwd”, stelt procureur Frank Demeester vast. Vaak wordt één van de vluchtelingen al dan niet onder dwang aan het roer van het bootje gezet. Op die manier hopen ze tot in Britse wateren te geraken, zodat ze via een noodoproep door de Britse kustwacht uit het water gehaald kunnen worden.

Het parket benadrukt ook nogmaals de levensgevaarlijke omstandigheden. Zo had het bootje van 2,8 op 0,9 meter een maximumcapaciteit van slechts zeven personen. Het was dus geen verrassing dat het overladen bootje water maakte. “De vluchtelingen waren voorzien van zwemvesten, maar indien het bootje zou zijn gekapseisd, zou de kans reëel geweest zijn dat zij geen noodoproep meer zouden hebben kunnen verrichten.” De transmigranten verklaarden zelf dat het op de golven niet eenvoudig was om het bootje in evenwicht te houden. “De kans was dan al even reëel dat zij zouden zijn gestorven, want hun telefoons zouden in dat geval in het zeewater zijn terechtgekomen.”

(HH)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier