De kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Vlaamse landbouwgebieden gaat erop vooruit. Recente cijfers van de Vlaamse Milieumaatschappij tonen een duidelijke daling van het aantal overschrijdingen van de nitraatdrempelwaarden, zowel in oppervlaktewater als in grondwater. “Toch zijn de doelen nog niet bereikt: regionale verschillen en de impact van wisselende weersomstandigheden vragen om blijvende inspanningen”, zegt Vlaams minister van Omgeving en Landbouw Jo Brouns (CD&V) maandag in een persbericht.
Het percentage meetpunten met een overschrijding van de drempelwaarde van 50 mg nitraat/l in oppervlaktewater is in 2024-2025 gedaald naar 11,5 procent. Dit is het laagste percentage sinds het begin van de metingen in het MAP-meetnet. Het resultaat is veroorzaakt door grote inspanningen van de land- en tuinbouwers, en door de gunstige weersomstandigheden, klinkt het.
Ook voor orthofosfaat is er een verbetering: 48 procent van de meetpunten voldoet aan de milieukwaliteitsnorm. Voor de helft van de meetpunten is een blijvende inspanning nodig om de norm te halen. De nitraatgehalten in het ondiepe grondwater in landbouwgebied vertonen een sterke afname ten opzichte van de piekconcentraties in 2022.
In 2024 overschreed gemiddeld iets meer dan een derde van de meetpunten de norm van 50 mg nitraat/l, wat een aanzienlijke verbetering is ten opzichte van de voorgaande jaren. De gewogen gemiddelde nitraatconcentratie op het meest ondiepe filterniveau daalde tot 33 mg nitraat/l. De respons van het grondwatersysteem op beleidsmaatregelen verloopt eerder traag. De gunstige evolutie van de meetresultaten wordt deels beïnvloed door klimatologische factoren, zoals de uitzonderlijk natte omstandigheden in 2024.
Regionale verschillen zijn duidelijk: de kuststreek en het zuidelijke deel van Antwerpen scoren goed, terwijl Noord-Limburg, de omgeving van Brussel en Leuven, en delen van Oost- en West-Vlaanderen extra aandacht verdienen.
“Deze resultaten tonen dat onze gezamenlijke inspanningen voor een betere waterkwaliteit in landbouwgebieden vruchten beginnen af te werpen”, zegt minister Brouns. “Maar we zijn er nog niet: de regionale verschillen en de invloed van het weer maken duidelijk dat we moeten blijven inzetten op innovatie, samenwerking en een duurzaam mestbeleid.”
Reactie Boerenbond
De landbouwvereniging Boerenbond is tevreden met de meetresultaten “Dit zijn bijzonder goede resultaten. Dat betekent dat de inspanningen van de landbouwers werken”, reageert Lode Ceyssens, voorzitter van Boerenbond. Tegelijkertijd is de landbouwvereniging ongerust over mogelijke bijkomende maatregelen als de metingen onvoldoende resultaten zouden tonen.
Meer specifiek zijn de resultaten die we nu zien, volgens Ceyssens het gevolg van de maatregelen van het MestActiePlan (MAP6), dat liep van 2019 tot en met 2024. De maatregelen van MAP7 zullen vanaf het nieuwe jaar in werking treden. De Boerenbond wijst erop dat het een tijd duurt voor de resultaten van dat plan effectief gemeten kunnen worden.
“Elk jaar is anders, ook qua weersomstandigheden. MAP 6 heeft zes jaar gelopen en daarvan zien we nu pas de resultaten”, verduidelijkt Ceyssens. De landbouworganisatie vreest dan ook voor eventuele bijkomende maatregelen als een minder jaar slechtere meetresultaten oplevert.
Volgens Ceyssens moet het meetsysteem voor het oppervlakte- en grondwater, het MAP-meetnet, geherevalueerd worden. “Meten is weten, maar dan moet de relatie tussen oorzaak en gevolg wel duidelijk zijn”, stelt de Boerenbond. “Het is niet correct om alles in de schoenen van landbouw te schuiven.” Op die manier wil de organisatie dat er meer beleid komt dat inspeelt op de oorzaken van een slechte waterkwaliteit.