Karlos Callens stopt straks als burgemeester van Ardooie: “De tijd van gaan is bijna gekomen”

Karlos Callens, burgemeester van Ardooie: “We luisteren te veel naar de linkse partijen. Als je geen geld hebt, moet je dat niet doen.” © Foto Kurt
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Karlos Callens neemt volgend jaar afscheid van het burgemeesterschap. De liberale coryfee staat dan 35 jaar aan het roer van zijn gemeente Ardooie. Niemand doet beter in onze provincie. Dat vraagt om een pittig gesprek, zonder taboes. Over zijn duiven en zijn wandelstok, zijn opvolging en de teloorgang van Open VLD.

Wie is Karlos Callens?

• Geboren op 23 juni 1947 in Ardooie

• Licentiaat Handelswetenschappen (EHSAL)

• Woont in Ardooie met zijn vrouw Marie-Jeanne. Vader van Pieter, grootvader van Albéric en Célestine.

• Van 1971 tot 2005: docent aan HANTAL in Kortrijk. Was ook enkele jaren professor aan het hoger technisch instituut in Oostende.

• Van 2002 tot 2014: Vlaams parlementslid

• Van 1983 tot vandaag: gemeenteraadslid van Ardooie

• Van 1989 tot vandaag: burgemeester van Ardooie

Het is een snikhete namiddag als we Karlos Callens de hand schudden op het terras van zijn woning in Ardooie, een plattelandsgemeente tussen Tielt en Roeselare. De bijna 76-jarige liberaal zit fier rechtop in zijn tuinstoel – zoals een baron op zijn troon. Hemdje aan, zonnebril op, water en sigaretten in de aanslag. “Zet je naast me”, zegt hij. “Dan heb je goed zicht op mijn duivenkoten.” Deze ochtend om 7 uur zijn blijkbaar duizenden prijsduiven losgelaten in Argenton, ruim 500 kilometer zuidwaarts, waaronder ook zeven van de burgemeester. “Ik verwacht ze elk moment weer thuis.” Hij zegt het met ogen die fonkelen van de passie.

Ik wijs met een vragende blik naar de wandelstok op de andere stoel naast hem. “Die gebruik ik om mijn rug te sparen”, zegt hij zacht. “Ik heb een zwaar jaar gekend, vriend. Rugwervels die niet meer goed zitten: ik heb weken in de kliniek gelegen. Maar het zou intussen opgelost moeten zijn.” Zijn vrouw – Marie-Jeanne – trakteert met verse koffie. “Ik word volgende week 76. Dat betekent dat het allemaal wat trager en moeilijker gaat. Ik ben nog geen 85, maar ik ben ook geen 50 meer.”

Maar u staat wel al 34 jaar aan het roer van deze gemeente. Wat is uw geheim?

(grijnst) “Ik heb het geluk dat ik een gave heb gekregen van hierboven: ik ben namelijk economist kunnen worden van opleiding. Als je economist hoort, dan denk je aan werk, bedrijven, balansen, enzovoort. Maar een goede economist is ook een mensenkenner. Dat heb ik altijd voor ogen gehouden: een burgemeester moet kijken naar de centen én naar de mensen. En wat ook geholpen heeft: toen ik jong was, was ik docent en professor aan de hogeschool. Ik had dus ook een beetje vrije tijd om mij te engageren in allerlei verenigingen. Daar hebben ze mij leren kennen.”

Ik dacht dat u zou zeggen: mijn vrouw is mijn geheim?

“Ik was nog niet klaar, hé. Mijn vrouw is mijn persoonlijk geheim. Als je een vrouw hebt die niet alleen kan zijn of die niet wil helpen, dan wordt het moeilijk. Marie-Jeanne legt nog elke ochtend mijn tenue klaar. Meestal twee of drie, want ik heb elke dag verschillende verplichtingen.”

Voelt u het verschil met de jongere generatie?

“Jazeker. De sociale media zijn het grootste verschil. Als wij vroeger een beslissing namen, dan werd daar zelden over gesproken. En als ik daar iets over te horen kreeg, dan was het meestal positief. Vandaag is dat helemaal anders. Het is goed dat burgers door de sociale media mondiger zijn geworden, maar sommigen zijn óver-kritisch. Het gaat maar over twee procent van de bevolking, hoor, maar het is voor die twee procent dat de jonge generatie schrik heeft. Ik zou hen aanraden om zo weinig mogelijk naar sociale media te kijken. Lees uw krant, kijk naar het nieuws en begeef u onder de mensen: dat is genoeg om te weten wat er leeft in uw gemeente.”

Laten we eens terugblikken. Was u voorbestemd om politicus te worden?

“Neen, helemaal niet. Dat is toevallig gekomen. Mijn ouders hadden een veehandel en een café, even verderop in deze straat. We kregen wel regelmatig politici over de vloer en zo werd ik op een dag overtuigd. Het was Marie-Rose Buyck – de tante van onze schepen Veronique – die mij gevraagd heeft om de stap te zetten. Dat was een echte liberale madam. Na twee dagen nadenken heb ik toegezegd. Op één voorwaarde: ik wou de eerste plaats.”

Dat was in 1982. U was toen nog een nobele onbekende.

(grijnst) “Ik wou burgemeester worden. Zo simpel was het. Als ik iets doe, dan wil ik naar de top. Dat ligt in mijn aard. Let op: dat werd nog een moeilijke affaire, hoor. Ze hadden al een kopman vastgelegd, ze hebben die dus opzij moeten zetten.”

(lees verder onder de foto)

© Foto Kurt

U hebt in de jaren zestig handel gestudeerd aan de universiteit in Brussel. Dat was niet gebruikelijk in die tijd.

“Neen. Ik was geen slechte student en op het einde van het middelbaar werd mij aangeraden om naar de universiteit te gaan. Dat mocht van thuis, want mijn vijf jaar oudere broer zou de zaak overnemen. Ik had dus mijn handen vrij. (lacht) Ik heb trouwens mijn middelbaar in Comines gedaan, Komen. Ik heb daar zes jaar op internaat gezeten. Dat was wél gebruikelijk in die tijd: veehandelaars en andere zakenmensen stuurden hun zonen naar Franstalige scholen omdat Frans nodig was om commerce te doen.”

Als u terugblikt op die 34 jaar, waar bent u dan het meeste fier op?

(denkt na) “Toen ik aantrad, trok ik vooral grote ogen over de rode schatkist. Ik mag zeggen dat ik de gemeente van de financiële afgrond gered heb. Dat was mijn eerste uitdaging en ik heb dat gedaan zonder de belastingen te verhogen. Dat ging vooral over reorganisatie van alle diensten en over het schrappen van overdreven uitgaven. Na zes jaar hadden we weer ruimte om te investeren. Vandaag zijn we zo goed als schuldenvrij. Ik ben daar heel fier op.”

Wil dat ook zeggen dat Ardooie verder kan zonder fusie?

(benadrukt) “Dat wil dat zéker zeggen. Ik ben tegen een fusie. Ik heb daar de voorbije weken goed over nagedacht. (op dreef) Ik ben ervan overtuigd dat een landelijke gemeente zoals Ardooie op zichzelf verder kan, op voorwaarde dat het goed financieel beleid voert. Wat moeten wij doen? Zorgen voor de fundamentele behoeftes van onze inwoners – van wieg tot graf. Dat kan: dat doen wij al in Ardooie. Voor de aanvullende behoeftes moeten de steden ons bijstaan. We mogen dat ook verwachten van hen, want zij krijgen een pak meer geld van de overheid. Dat gaat bijvoorbeeld over een zwembad, een voetbalstadion, een dierenasiel, enzovoort. (wijst plots naar zijn duivenkoten) Daar is de eerste duif. (roept luid) Zére, kom. Fraai, wi. Vlieg maar binnen, je wuveke zit daar.” (waarop de duif binnenvliegt en de man helemaal opgaat in zijn enthousiasme)

Kan u het resultaat al zien op uw telefoon?

“Jawel, kijk maar. We zijn de 202de van in totaal 28.000 duiven. Als we kijken naar de provinciale score, dan zijn we de 108ste. En lokaal zijn we de 9de van 1.000. Helemaal niet slecht! Waar waren we gebleven? Neen, ik ben niet voor fusies.”

Vlaams minister Bart Somers, een partijgenoot, wil ze verplichten.

“Dan is hij verkeerd bezig. Wie wil er vandaag fusioneren? De gemeenten die schulden hebben. Als ze fusioneren, krijgen ze eenmalig extra geld. (windt zich op) Maar dat is geen oplossing op lange termijn, hé.”

U hebt ook twaalf jaar in het Vlaams parlement gezeten. Hebt u daar het verschil kunnen maken?

“Ik heb zeker één grote verdienste: de verdediging van de land- en tuinbouw. Ik ben erin geslaagd om een protocol op te stellen met alle partijen over de toekomst van onze landbouw. Veel boeren waren daardoor naar onze kant aan het opschuiven – naar de VLD. Helaas is dat niet blijven duren. Vandaag loeren ze vooral naar Vlaams Belang.”

Omdat ze zich geviseerd voelen door de Vlaamse regering?

“Dat is niet helemaal terecht. De regering probeert een compromis te zoeken tussen landbouw en natuur, zoals het hoort. Natuurlijk waren de boeren kwaad op Zuhal Demir (bevoegd minister, N-VA, red.). Wat zij aanvankelijk voorstelde, was helemaal gek. Maar goed: zij heeft twintig meter gevraagd om er vijf te krijgen. Dat is hoe de politiek werkt. Hetzelfde in het Ventilus-dossier. Zij wil volledig bovengronds in Ardooie, wij willen ondergronds. Zij weet even goed als ik dat zij ooit zal moeten toegeven. Wellicht niet helemaal, maar toch een beetje.”

(lees verder onder de foto)

© Foto Kurt

Waarom is uw partij helemaal aan het wegzakken in de peilingen?

(blaast) “Ik heb de hoogdagen meegemaakt in de jaren 2000 en toen is het beginnen fout lopen. Ik heb daar ook voor gewaarschuwd. Het fundament van de VLD, wat is dat? Dat is economie, werkgelegenheid en begroting. Dat zijn de dingen waar wij voor moeten zorgen. Maar de partij is beginnen te luisteren naar de linkse en de groene partijen. Hun voorstellen zijn misschien interessant als je geld hebt, maar als je geen geld hebt, moet je daar niet naar luisteren. Ik heb in 2008 voorgesteld om nieuwe kerncentrales te bouwen. Dat werd weggelachen. Had men dat ernstig genomen, dan waren we vandaag niet afhankelijk van de zware subsidies voor hernieuwbare energie. (even stil) We luisteren te veel naar links: dat is het probleem.”

Bent u nog een fiere Open Vld’er?

“Ik ben een fiere economist. (lacht) Neen, ik blijf natuurlijk een Vld’er, dat zal niet meer veranderen. Ooit komen de betere tijden terug, daar ben ik zeker van. Weet u wie een voorbeeld zou moeten zijn? Emmanuel Macron. Hij durft tenminste zijn plannen doorzetten, ook al komen er twee miljoen mensen op straat.”

Terug naar Ardooie. Wat is uw grootste ontgoocheling?

(denkt na) “Dat het altijd zo lang duurt om iets te bouwen, ook al wordt het breed gedragen door de bevolking. Dat is het gevolg van onze administratie en regelgeving. Dat heeft mij dikwijls gefrustreerd, en mij niet alleen. Veel collega’s zullen dat zeggen.”

Dat uw zoon verhuisd is naar Heuvelland, is dat niet uw grootste ontgoocheling? U wou hem graag als uw opvolger.

“Dat zou een goede zaak geweest zijn voor de continuïteit van het beleid, maar ik wil in de eerste plaats dat mijn zoon gelukkig is. Hij voelt zich thuis op den buiten en hij is graag advocaat. Dan verdient hij alle steun van mij. En weet je wat ook helpt om mij daarbij neer te leggen? Dat onze jonge schepenen meer en meer tonen dat ze de knepen van het vak kennen. Ze koppelen ook een economische visie aan een sociale visie. Dat geeft mij vertrouwen.”

Is dit uw laatste jaar als burgemeester?

“Dat denk ik wel, zeker nu ik zie dat de jonge generatie klaar is. Ik ben ervan overtuigd dat ik een goede opvolger zal hebben. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan en voor mij is de tijd van gaan bijna gekomen.”

U wordt dus niet de nieuwe Leopold Lippens die 42 jaar aan het roer stond in Knokke-Heist?

“Neen. Ik heb Leopold goed gekend. De laatste jaren was hij niet langer de levendige burgemeester van weleer. Dat wil ik vermijden. Dan is de vraag natuurlijk of ik de lijst nog zal duwen. Ik denk van niet. Want wat zal er dan gebeuren? Je zal plots pakweg duizend stemmen minder krijgen. Dat zou een klap zijn voor mij, want ik heb altijd ongelooflijk veel stemmen behaald. Ik wil mezelf die ontgoocheling besparen.”

Wat mag ik u toewensen in uw leven na de politiek?

“Dat ik nog veel met de duiven mag spelen: dat is mijn lang leven. (lacht) Jij bent er hier vandaag getuige van hoe ik daarin meeleef. En natuurlijk hoop ik vooral dat ik nog lang gezond mag blijven, samen met mijn vrouw.”

Blijft u dan in Ardooie wonen of trekt u naar de zon?

(verbaasd) “Naar de zon? Voe wadde? (roept naar zijn vrouw) Marie-Jeanne, wil je gie naar de zunne? Neen, hé. Wij blijven schoon hier wonen en af en toe gaan we naar de zee. We hebben daar iets kleins waar we kunnen verblijven. (intussen vliegt zijn tweede duif binnen) Kijk daar, zeg! Heb je dat gezien? Dat gaat mij hier geld opbrengen, si.” (lacht)