Intiem verjaardagsgesprek met Jean-Marie Dedecker en zijn vrouw: “Als eerste sterven, dat staat bovenaan mijn bucketlist”

Jean-Marie Dedecker, met zijn Christine Dehaemers: “Ik denk elke dag aan de dood. Mijn vrouw wordt kwaad van mijn pessimisme.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Jean-Marie Dedecker wordt maandag 70 jaar. Al 30 jaar deelt de politicus liefde en leed met zijn Christine. Wij hebben een intiem gesprek met de twee. Er wordt gelachen en gehuild. Van vreugde en verdriet. We praten over politiek, judo en de ziekte die het huis zoveel pijn deed. Voor één keer geen brulboei aan het woord, maar een man die worstelt met ouder worden.

Het is een zalig zonnige zaterdagmiddag in Slijpe. Een gerenoveerde hoeve aan de vaart is de plek waar Jean-Marie Dedecker en Christine Dehaemers (61), een geboren en getogen Oostendse, al meer dan tien jaar wonen. Een plek waar ze tot rust komen tussen mussen en kieviten. De tafel is gedekt, de koekjes staan klaar. Hij zit al neer, zij is de koffie aan het maken. De witte wijn is voor later op de middag. Wat het met hem doet, zeventig worden? De woorden rollen voorzichtig van zijn lippen.

“Het is ontzettend moeilijk. Mijn leven is bijna voorbij. Ik heb nog tien procent te gaan. Ik denk elke dag aan de dood. Mijn vrouw wordt kwaad van mijn pessimisme, maar ik kan het niet helpen. Ik voel ook geestelijk dat ik ouder word. Ik was altijd spitsvondig, alert in de spraak. Dat vermindert. En dat is verdomd lastig. Ik heb zelfs mijn hersenen laten onderzoeken omdat ik bang was dement te worden. Gelukkig is het niet zo.”

Christine: “Ik heb niet graag dat hij pessimistisch is. We moeten van elke dag genieten. Ik vind Jean-Marie op een mooie manier ouder worden. Hij blijft sterk en jong van geest. Wat wel meespeelt, is de zware verantwoordelijkheid die nog altijd op zijn schouders rust. Andere mensen van zeventig zijn met pensioen, Jean-Marie is burgemeester én parlementslid. Misschien is dat te veel, maar dat is de aard van het beestje, hé.” (lacht)

Jean-Marie: “Ik wil nog zoveel doen, nog zoveel realiseren. Dat is mijn probleem. Ik ben nooit content. Ik heb mijn steentje al verlegd, maar ik wil nog meer doen.”

Hoe hebt u elkaar leren kennen?

Jean-Marie: “Dat was in 1992. Ik zocht een secretaresse voor mijn kantoor (consulting en verzekeringen, red.).”

Christine: “Ik wist niet wie hij was. Ik wist niet eens wat judo was. Ik heb in heel mijn leven geen uur gesport. Maar ik wou een nieuwe uitdaging en dus ging ik solliciteren. Ik was meteen gek van hem. Het was een coup de foudre.”

Jean-Marie: “Ik had enkele maanden nodig, maar dan sloeg de vonk ook over. De macho in mij voelde zich gecharmeerd door haar. Zij was eerst mijn secretaresse, dan mijn maîtresse en tenslotte mijn vrouw. (kijkt naar haar, red.) Weet je nog waarom ik jou gekozen heb? Er waren veertien kandidaten. Het was je eerlijkheid. Je zei me na het gesprek dat je bezig was met in-vitrofertilisatie en dat ik je dus misschien enkele maanden zou moeten missen. Zo’n eerlijk konijn mag ik niet laten schieten, dacht ik.”

Christine: “Ik was toen gehuwd met mijn eerste man. De in-vitro is niet gelukt, ik ben kinderloos gebleven. Maar ik ben wel bij Jean-Marie binnen geraakt.”

Jean-Marie was twintig jaar judocoach en is intussen meer dan twintig jaar politicus. In welke rol zag u hem liefst?

Christine: “Ik was heel fier op die viriele, mooie man naast de mat. Maar ik kende niets van judo, ik was een toeschouwer. Daarom zie ik hem liefst als politicus, omdat ik zelf ook deel uitmaak van die wereld.”

Jean-Marie: “Christine is mijn linker- en mijn rechterhand. Zonder haar steun had ik Lijst Dedecker nooit opgericht. Het is ook zij die met de naam op de proppen kwam. Met de judo moeide ze zich nooit, behalve één keer. Het was in aanloop naar de Spelen van Atlanta. Iemand belde om te weten of hij geselecteerd zou worden. Zij zei vlakaf neen. Ik was razend op haar. Ik was zijn coach, hé. Je doet dat niet op die manier. Ik heb die jongen, een van de broers Teryn, uiteindelijk toch meegenomen in het jongerenteam.” (lacht)

© Christophe De Muynck

In welke rol zat u liefst?

Jean-Marie: “Ik was liefst judocoach. Sport is eerlijk, ondanks alle uitwassen. De politiek is verraad. Judo is mijn leven, judo heeft mij gemaakt tot wie ik ben. Zelfs mijn politieke carrière heb ik aan de judo te danken.”

Als judocoach hebt u de medailles opgestapeld. Hebt u ook als politicus het verschil kunnen maken?

Jean-Marie: “Ik had nooit macht, wel invloed. Noël Slangen zei onlangs dat de VLD al vijftien jaar op zoek is naar een nieuwe Dedecker. Wel, dat is het mooiste compliment. Rechts voor de Raap is het best verkochte politieke boek. Dat wil ook iets zeggen over mijn invloed.”

Christine: “Overal waar jij kwam, heb je je stempel gedrukt. In de VLD, in Middelkerke, zelfs in de N-VA. Dat is knap.”

Zou u voor hem stemmen, als u hem niet zou kennen?

Christine: “Zeker weten. Voor zijn rechtlijnigheid. Ik heb hem nooit op een leugen betrapt. Dat moet een uitzondering zijn in de politiek.”

Wat was het mooiste moment in uw politieke carrière?

Jean-Marie: “Dat is makkelijk. De zondagnamiddag van de federale verkiezingen van 2007. Ann Peuteman, journaliste van Knack, belde aan onze deur. Ik lag in bed, vermoeid na een zware campagne. Ik had een eigen partij opgestart en werd overal geboycot. (op dreef) En wat kwam zij zeggen? Dat we verkozen waren. Dat we de kiesdrempel overschreden hadden. We hadden gegokt, maar gewonnen. Die avond zijn we gaan feesten in een café in Wijnendale. Het volk bleef maar toekomen.”

Christine: “De ontlading was groot, hoor. Wekenlang hadden we dag en nacht gewerkt. We deden alles samen. Waarom? Omdat ik hem graag zie. Maar ook omdat ik geloofde in wat hij deed.”

Jean-Marie: “Het was soms absurd wat we deden. We stonden eens om twee uur ‘s nachts op een parking in Wetteren te wachten op een handtekening. Onze kieslijst moest binnen, maar we hadden een vrouw te weinig. De schoonmoeder van een kandidaat wou meedoen. Haar handtekening werd toen naar Wetteren gebracht.” (lacht)

Wat was de grootste ontgoocheling?

Jean-Marie: “Dat was enkele maanden voordien. Het verraad van Bart De Wever en de N-VA. Ik wist dat er verraad was in de politiek, ik heb in de VLD meer verraad gezien dan in de verzamelde werken van Shakespeare. Verhofstadt zwoor met zijn bloed dat ik minister zou worden in plaats van Verwilghen. Het bleken allemaal leugens, maar van hem kwam dat niet onverwacht. Van De Wever wel. (windt zich op) Het was de N-VA zélf die mij vroeg om lid te worden, maar vier dagen later vloog ik buiten. Dat was een publieke vernedering die me diep geraakt heeft.”

Wat was de ware toedracht? Was dat de druk van het ACW? De N-VA zat toen in kartel met CD&V.

Jean-Marie: “Neen, dat was een makkelijke uitvlucht. Etienne Schouppe, toen secretaris van CD&V, is met een zak geld, 500.000 euro achterstallig partijgeld, en zeven mandaten naar de N-VA gestapt en ik werd verkocht. Waarom? Omdat ze bang waren dat N-VA afzonderlijk zou opkomen. Er was net een peiling verschenen waaruit bleek dat N-VA met mezelf als boegbeeld zestien procent zou halen. Dat kon CD&V niet laten gebeuren.”

Christine: “Dat was een grote vernedering op menselijk vlak. Jean-Marie was daar kapot van. Ik ook. (feller) Ik was zó boos, maar je staat machteloos. Daarom heb ik hem gezegd: Als je nu opgeeft, zal je dat je hele leven beklagen. Het ligt niet in zijn karakter om te stoppen na een nederlaag. En zo zijn we gestart met Lijst Dedecker.”

De buitenwereld kent Jean-Marie als macho en brulboei. Is dat ook de Jean-Marie die u kent?

Christine: “Een macho is hij wel. Hij is ook ijdel en heeft het graag naar zijn zin. Een brulboei is hij niet. Dat is een erfenis van zijn judoverleden, denk ik. Ik heb hem thuis nog nooit horen roepen. Meer zelfs: hij laat mij alle beslissingen nemen. Jean-Marie is eigenlijk een rustige mens. Als hij thuiskomt, gaat hij lezen en schrijven. Let wel: het is een man met een handleiding. Het duurt even vooraleer je hem van buiten kent, maar eenmaal je hem begrijpt, is hij een makkelijke mens om mee te leven.”

Is hij er voor u als u hem nodig hebt?

Christine: “O ja, absoluut. (breekt even) 2020 was de hel voor mij. Borstkanker. De wereld stortte in. Eerst een operatie – dat is het einde van de wereld niet -, maar daarna de vaststelling dat het kwaadaardig is. Een bom. De hemel viel op mijn hoofd. Vervolgens twintig chemo’s en twintig bestralingen. (krop in de keel) Het gevecht was moeilijk, maar ik had iemand die voor me zorgde.”

© Christophe De Muynck

Jean-Marie: (zichtbaar ontroerd) “Ik heb ook alles gegeven. Alles wat ik kon. Ik was bereid alles stop te zetten. Je vrouw, je kinderen zijn de essentie van het leven. Ik had al eens kanker meegemaakt met mijn zoon. Hij was amper 44, maar heeft het overwonnen. En dan enkele jaren later Christine. (stil) Ik ben bang geweest.”

Christine: “Ik ben wel optimistisch gebleven. Ik hield me sterk. Ik wou ook zelf naar de chemo rijden. Wat zou Jean-Marie daar anders moeten doen? Aan mijn bed zitten niksen? Dat is niets voor hem.”

Jean-Marie: “Ik heb je wel gestimuleerd om te gaan, hé. Als ik een macho ben, dan is Christine een meisje-meisje. Toen ze hoorde dat haar haar zou uitvallen door de chemo, wou ze er niet aan beginnen. Ik heb haar gezegd dat ze moest. Ze heeft dan wel drie pruiken gekocht.”

Christine: “Mijn haar is mijn dingetje. (lacht) Ik ben intussen genezen verklaard en de oncoloog zei ook dat hij vrouwen in mijn situatie zelden terugziet. Toch blijft de angst sluimeren. Je wordt daar ook elke dag mee geconfronteerd. Als je ‘s morgens uit de douche stapt, zie je het litteken op je borst. Gelukkig was de operatie borst-besparend.”

Jean-Marie: “Jij hebt nooit getrunt. Ik zou banger geweest zijn. Ik ben een echte hypochonder: als ik iets voel, denk ik dat het kanker is en bel ik de dokter. Mijn vader is gestorven aan kanker, mijn broer aan leukemie. Elk huisje heeft zijn kruisje, hé.”

Wat is uw grootste wonde?

Jean-Marie: “Het verlies van mijn dochtertje, vlak na geboorte. Ik was gestopt met studeren omdat mijn toenmalige vriendin zwanger was. Ik ben met haar getrouwd. Ik ben gaan werken om het vaderschap te kunnen betalen. Anders was ik naar de universiteit gegaan. (even stil) Ernest Hemingway schreef ooit: A man can be destroyed, but never defeated. Je kan iemand vernietigen, maar nooit verslaan. Ik heb een nederlaag nooit willen aanvaarden, zelfs de dood van mijn dochter niet. Het heeft wel mijn leven bepaald. Ik heb me daarna als een gek op de judo gestort. En het bizarre is: ik heb een fantastisch leven achter de rug. Maar die wonde heelt nooit.”

Ik wil met een positieve noot afsluiten. Wat staat bovenaan uw bucketlist?

Christine: “Mag ik eerst? Een cruise naar de zuidpool om walvissen te zien. We zouden dat allebei zo graag doen. En al zo lang. Maar het komt er niet van. En zolang hij twee jobs combineert, zal het ook niet lukken, denk ik. Ik zou graag hebben dat hij verder doet als burgemeester en stopt in Brussel. Maar of ik mijn goesting krijg? Dat weet ik niet.” (lacht)

© Christophe De Muynck

Jean-Marie: “Ik wil sowieso voortdoen als burgemeester. Ik ben verslaafd aan deze zalige job. Middelkerke is trouwens de reden waarom ik in Brussel blijf.”

Christine: “Maar schat, het wordt wel lastig, hé.”

Jean-Marie: (ontwijkend) “Ik ga vandaag niet speculeren. We gaan wel eens een gedacht moeten maken van die walvissen. Dat is ook een droom van mij. De walvis is een prachtig beest, het enige zonder natuurlijke vijand. (even stil) Maar bovenaan mijn bucketlist staat iets anders: als eerste sterven. Ik zou niet zonder Christine kunnen. En als ik sterf, laat mijn kist dan maar langs het kanaal afdrijven naar de zee. Doe de sluizen open en laat me verdwijnen. Zou dat niet mooi zijn? En sta daar allemaal samen om een pint te drinken. Zelfs zij die me haten, zoals De Gucht en Vande Lanotte, zijn welkom zodat ze kunnen zien dat ik zeker de zee in ga.”

Christine: “Er gaan vooral veel mensen schrèmen, schat. Dat weet ik zeker.”