Aan vooravond van 11 november is Geert Bourgeois openhartig over oorlog en vrede: “Geen enkele plek is zo aangrijpend als dit kerkhof”

Geert Bourgeois op Tyne Cot Cemetery in Passendale. “De oneindigheid van deze grafzerken maakt iedereen stil.” © Christophe De Muynck
Paul Cobbaert
Paul Cobbaert journalist

Van Afrika tot in Amerika, vanop de Himalaya tot in de woestijn (bijna dan toch): vijftien jaar lang heeft Geert Bourgeois lopen leuren om de relicten van de Eerste Wereldoorlog erkend te krijgen door Unesco. Eind september sprong het licht eindelijk op groen: maar liefst 27 sites in de Westhoek mogen zich voortaan Werelderfgoed noemen. Het is tijd voor een ‘trip down memory lane’ met de grijze eminentie uit Izegem.

Tyne Cot Cemetery in Passendale, bij Zonnebeke. Bijna 12.000 witte grafzerken markeren de gruwel die hier ruim honderd jaar geleden plaatsvond. Op zaterdag 11 november, Wapenstilstand, worden deze doden herdacht – evenals de doden van de tweede wereldbrand. “Dat blijft een belangrijke dag die mij en vele anderen doet nadenken over de zinloosheid van geweld en het belang van vrede”, zegt Geert Bourgeois (72), voormalig Vlaams minister-president en vandaag Europees parlementslid voor N-VA. “Als ik jonge mensen spreek over de Europese Unie, dan benadruk ik altijd dat wij onze welvaart te danken hebben aan de vrede die de EU gebracht heeft.”

Waarom wou u hier afspreken, in Passendale?

“Ik heb in mijn carrière tientallen mooie herdenkingssites mogen bezoeken, overal ter wereld. Maar geen enkele plek is zo aangrijpend als Tyne Cot. De oneindigheid van deze grafzerken maakt iedereen stil. Ik kom hier ook dikwijls in mijn vrije tijd. Als ik in de zomer ga fietsen, dan is dit een vaste stop. Ik vind het fijn om dan een praatje te maken met andere bezoekers, die vaak Britten zijn.”

Wat zegt u hen dan?

“Ik wil weten wat hen naar hier brengt. Dan krijg je dikwijls te horen dat er hier een familielid begraven ligt. Dat zijn altijd ontroerende gesprekken. Ik breng ook graag mijn kleinkinderen mee naar deze herdenkingssites.”

Grootvader-gids?

(glimlacht) “Ik doe dat graag, hen tonen wat er hier allemaal gebeurd is. De oudste is veertien en de jongste negen: zij zijn dus al vatbaar voor deze verhalen. En het boeit hen ook, hoor. Onderschat niet wat die kinderen al weten over de wereld. Ze zijn vooral onder de indruk van De Dodengang in Diksmuide. Als je daar in de loopgraven staat, komt de oorlog heel dichtbij. Dat is confronterend.”

“De partij heeft aan mijn mouw getrokken om lijsttrekker te worden, maar ik heb bedankt”

Tyne Cot is een van de 27 sites die eind september erkend werden door Unesco als Werelderfgoed. Ik kan me voorstellen dat u een vreugdedansje gemaakt hebt?

“Ik was heel blij, dat ga ik niet ontkennen. U weet wellicht dat ik hier heel lang mee bezig ben geweest: van toen ik als minister bevoegd werd voor Onroerend Erfgoed. Dat was in 2009 – dus bijna vijftien jaar geleden. Ik had deze erkenning natuurlijk graag rondgekregen in mijn regeerperiode (Bourgeois was Vlaams minister-president van 2014 tot 2019, red.), maar finaal maakt dat weinig verschil.”

In 2018 zei Unesco nog neen tegen deze aanvraag. Waarom is het oordeel veranderd, denkt u? Zou de oorlog in Oekraïne een rol gespeeld hebben?

“Dat weet ik niet. Dat kan. (denkt na) Unesco heeft wellicht ingezien dat onze aanpak niet alleen rond oorlog draait, maar ook, en vooral, rond vrede en verzoening. Ik herinner me nog dat er toen grote terughoudendheid was om oorlogskerkhoven te beschermen. Vooral de Amerikanen waren daarvoor bevreesd. Wellicht omdat ze bang waren dat ook hedendaagse conflicten aandacht zouden krijgen? Ik durf bijna niet te zeggen hoeveel landen, ministers en ambassadeurs wij geprobeerd hebben te overtuigen van dit dossier. (lacht) We hebben zelfs de Chinezen aangesproken. Maar de tijd bleek niet rijp. Ik ben blij dat mijn opvolger Matthias Diependaele (N-VA) het dossier opgepikt heeft en dat het nu wel gelukt is.”

Mag ik zeggen dat de oorlog in uw DNA zit? Uw grootouders zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog moeten vluchten.

(knikt) “Ik heb hen nooit gekend, maar het is tragisch wat zij meegemaakt hebben. Zij zijn inderdaad gevlucht van Ledegem, waar de Duitsers zaten, naar Hulste (Harelbeke). Mijn grootmoeder was toen zwanger van mijn vader. Hij is geboren in erbarmelijke omstandigheden, zo heb ik begrepen. Het was in een klein parochiezaaltje en mijn grootmoeder was ondervoed. Toen de Duitsers ook Hulste aanvielen, zijn ze verder gevlucht naar Izegem. Mijn grootvader niet – hij is in Hulste gebleven, waar hij op wonderbaarlijke wijze een gasaanval overleefde. Enkele mensen zaten vast in een schuilkelder en hadden de raad gekregen om hun gezicht te beschermen met natte doeken. Blijkbaar was hij de enige die kalm genoeg bleef om dit te blijven doen. De anderen zijn helaas gestorven aan zijn zijde. (stil) Zijn longen waren wel zwaar aangetast. Hij heeft daar zijn hele leven last van gehad en is er later ook aan overleden.”

“Mijn grootvader heeft op wonderbaarlijke wijze een gasaanval overleefd”, vertelt Geert Bourgeois.
“Mijn grootvader heeft op wonderbaarlijke wijze een gasaanval overleefd”, vertelt Geert Bourgeois. © Christophe De Muynck

Uw vader is na de Tweede Wereldoorlog opgepakt. Hoe gaat u daarmee om?

(zacht) “Dat is een hoofdstuk dat ik probeer af te sluiten. Hij was gebroken en verbitterd toen hij uit de gevangenis kwam, maar gelukkig werd hij snel weer opgenomen in de Izegemse samenleving. Dat heeft ervoor gezorgd dat hij dit achter zich kon laten. Mijn vader was geen man van geweld, hij heeft geen vlieg kwaad gedaan. Mijn moeder had het moeilijker om dit te verwerken. Voor haar is het altijd een trauma gebleven. (stil) Ik praat daar niet graag over.”

Zou deze geschiedenis meegespeeld hebben in uw drive om de herdenkingsplekken te beschermen?

“Dat denk ik niet, neen. Misschien onbewust een beetje. Ik ben een kind van na de wereldoorlogen. Als beleidsmaker wou ik de herdenking van de Grote Oorlog in de kijker zetten en ik ben er trots op dat dat gelukt is.”

Waarom is de erkenning door Unesco zo belangrijk? Is dat om meer toeristen te lokken?

“Dat komt erbovenop, maar het is vooral symbolisch. Deze erkenning brengt geen fondsen op, maar zet de regio helemaal op de internationale kaart. Het is de kers op de taart van het beleid dat we de voorbije jaren gevoerd hebben. Wij hadden in de vorige legislatuur zwaar geïnvesteerd in de vijf grote herdenkingssites. Het doel was om drie miljoen bezoekers naar de Westhoek te lokken van 2014 tot 2018. We zijn daarin geslaagd. Deze erkenning komt daarbovenop.”

Vreest u niet dat de Westhoek onder een stolp geplaatst wordt? Wat met vergunningen voor bijvoorbeeld boeren?

“Neen, dat zal geen impact hebben op het vergunningenbeleid. Deze sites waren al beschermd, dus dat maakt geen verschil. Die vrees is onterecht.”

Maar niet onbegrijpelijk, zeker met de stikstofcrisis in gedachten?

“Dat klopt en daarom hebben we veel tijd geïnvesteerd in overleg met alle belanghebbenden: lokale besturen, ondernemers, boeren, enzovoort. Het akkoord werd destijds ondertekend door zowel Boerenbond als ABS. Dan weet je dat de boeren op beide oren mogen slapen. Stikstof is iets anders. De EU maakt hier de grote fout om het dichtbevolkte Vlaanderen op dezelfde manier te behandelen als dunbevolkte gebieden.”

Even tussen haakjes: de huidige regering wijst naar de vorige regeringen om de stikstofcrisis te verklaren. Voelt u zich aangesproken?

“Neen, want wij hebben de eerste stappen gezet om het bad te laten leeglopen. Het verschil is dat er toen weinig commotie over was. Vandaag zie je dat de rechtbanken stikstof aangrijpen om vergunningen tegen te houden.”

Terug naar het herdenkingstoerisme: is de slinger niet te ver doorgeslagen, zoals Willem Vermandere zingt? Toeristen kunnen intussen zelfs oorlogsbier, paté en pralines kopen.

“Dat is een onvermijdelijk neveneffect, volgens mij. Ook in andere landen worden er allerlei prullaria verkocht op herdenkingsplaatsen en bedevaartsoorden. Maar dat doet niets af van de essentie. Toeristen komen naar hier om stil te staan bij de gruwel, niet om bier te kopen.”

Is het echt onvermijdelijk? Aan de poorten van Auschwitz zie ik geen bier en paté.

“Oké, dat zou ondenkbaar zijn. Auschwitz is een geïsoleerde site. Het gaat daar bovendien over de genocide op een volk. Dat is nog iets anders. Begrijp me niet verkeerd: ik erken de kritische noot, maar ik focus liever op onze sterkte. Ik kan u verzekeren dat de Britten grote ogen trekken als ze hier komen. Het is geen toeval dat zelfs de Queen een bezoek bracht aan deze regio. De boodschap nooit meer oorlog wordt hier heel sterk gebracht.”

Herdenken is wel altijd balanceren op een slappe koord. Dat bleek twee maanden geleden opnieuw in Alveringem, waar een bloemstuk geplaatst werd op het graf van de omstreden priester Cyriel Verschaeve. Vond u dat kunnen?

“Neen. Ik heb de figuur Verschaeve pas echt leren kennen dankzij de monumentale biografie van Romain Vanlandschoot. Wat daarin staat, is ontluisterend. Verschaeve had grote verdienste voor de Vlaamse beweging tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar is nadien totaal ontspoord en hij bleef ook volharden. Zelfs na de Tweede Wereldoorlog bleef hij geloven in het racistische en antisemitische gedachtegoed. Zulke mensen herdenken met een bloemstuk, is voor mij een stap te ver.”

“Mensen zoals Cyriel Verschaeve herdenken met een bloemstuk, is voor mij een stap te ver”

Is ‘nooit meer oorlog’ geen naïeve gedachte als je ziet hoe het vuur woekert aan de grenzen van Europa?

“14-18 was zogezegd de oorlog die een einde zou maken aan alle andere oorlogen. We zijn intussen veel illusies rijker. Maar toch moet nooit meer oorlog het streefdoel blijven. Je kan het niet genoeg herhalen: vrede is de basis van alle welvaart. Ook daarom is 11 november zo zinvol, om ons daarop te wijzen.”

Dat de Tweede Wereldoorlog nog vers in het geheugen zit, zien we ook in het Midden-Oosten waar Duitsland zich bijna onvoorwaardelijk achter Israël schaart. Begrijpt u die houding?

“Ja, omdat deze erfzonde nog altijd weegt op hen. Zij voelen nog altijd een groot schuldbesef. Ik merk dat ook in contacten met Duitse parlementsleden. Het lukt hen nog niet om een onderscheid te maken tussen het antisemitisme van toen en de houding van Israël vandaag. Dat is ergens ook begrijpelijk – ook al is deze generatie niet verantwoordelijk voor de daden van haar grootouders.”

Is ook de EU niet te braaf voor de oorlogsdaden van Israël?

“Neen, dat vind ik niet. De EU zegt duidelijk dat Hamas een terreurorganisatie is, maar ook dat er een tweestatenoplossing moet komen. Tegelijk zou ik de rol van de EU in het Midden-Oosten niet overschatten. Er is maar één land dat de sleutel in handen heeft: Amerika. Zij zijn de enigen die invloed hebben op Israël. Het is Amerika dat de antagonisten aan tafel moet krijgen, maar als je echt vrede wil, moet je ook de Arabische landen meekrijgen.”

De Palestijnen betalen de rekening voor het Duitse gesol met de joden, schrijft Jean-Marie Dedecker. Heeft hij gelijk?

“Het verlangen van Israël naar een eigen staat was al bezig voor de Tweede Wereldoorlog, hoor. Het is nadien in een stroomversnelling gekomen. De Palestijnen betalen vooral de rekening voor het beleid van de huidige machtshebbers. Dát is het probleem.”

Dedecker was nooit uw vriend. Wat vindt u ervan dat hij de West-Vlaamse lijst van uw partij zal trekken?

(kort) “Sta mij toe om geen commentaar te geven op deze vraag.”

Is het denkbaar dat u deze lijst duwt?

“Ik ga niets zeggen over de lijstvorming. Het enige wat ik wil zeggen, is dat ik geen nieuw mandaat meer ambieer. De partij heeft aan mijn mouw getrokken om opnieuw lijsttrekker te worden, maar ik heb vriendelijk bedankt. Ik doe intussen meer dan een halve eeuw aan politiek. Dat is genoeg, zeker? Het is tijd dat jongere mensen naar voren treden.”

Wat wil u dan doen na 9 juni?

(enthousiast) “Ik ben alleszins niet van plan om stil te vallen. Ik ben sinds vorig jaar voorzitter van de raad van bestuur van de Universiteit Gent. Dat is een heel boeiende uitdaging. Dat is trouwens geen politieke benoeming, maar een benoeming op vraag van de universiteit zelf. Ik zou graag nog zo’n dingen doen, misschien ook in het culturele leven. Ik blijf zeker ook actief in de partij, maar dan achter de schermen.”

Lees meer over: