De zee fascineerde Wim Lybaert altijd al, net als het beroep van visser. In ‘Een jaar op zee’, vanaf maandag op Eén, wordt hij er ook eentje. Zijn nieuwe reeks is veel meer geworden dan een ode aan de visserij. Het is ook een zoektocht naar wat een visser drijft. “Je moet alles vergeten zodra je aan boord stapt.”
Het is koud in Oostende, maar Wim geniet zichtbaar van de zon op zijn gezicht. De vertrouwde Vistrap oogt verlaten, net als de kade. De luttele vissersboten die we nog hebben, zitten op zee. Een perfect excuus om binnen te stappen bij Hotel Rubens, waar Wim tijdens de opnames een paar keer sliep en steevast hartelijk ontvangen werd door Marcel Desander, ex-IJslandvaarder en de man met de meest stevige handdruk van Oostende en omstreken.
Hij schotelt Wim een zogenaamde poester voor: zwarte koffie met suiker en een flinke scheut goedkope brandy. Een stevige opkikker én een overblijfsel van vroeger, toen vissers een armoedig bestaan leidden. Maar tijden veranderen. Voor zijn nieuw programma Een jaar op zee gooide Wim samen met de netten alle clichés en vooroordelen overboord. Een jaar lang dompelde hij zich onder in de wereld van de visserij. En zoals we van Wim gewoon zijn, doet hij geen half werk. Meer nog: hij trok eerst zes maanden met hen op, zonder camera. Die authenticiteit is ook voelbaar, wanneer zijn eerste ervaring aan boord ook meteen de eerste opname is. “Ik had gaandeweg enkele geweldige vissers en hun families leren kennen. Maar we kozen voor de Van Eyck, omdat dat de minst comfortabele boot was, zodat we meteen aan de lijve konden ondervinden wat het met je doet.”
Je gaf vroeger al aan dat je jezelf voor ‘De Columbus’ enigszins moest opladen. Was dat nu ook zo?
“Nee, omdat ik wist dat als ik op de boot stapte, dat we zeven dagen hadden. Hadden we eens een mindere dag, dan was dat niet erg. Zo zijn er dagen geweest dat onze camera- en geluidsman zo ziek waren dat we de eerste twee dagen geen enkel beeld konden draaien. Ik had er gelukkig geen last van, maar het schijnt een kater maal tien te zijn. Op de Columbus kon ik geen offday hebben, maar op de boot was er soms een rustmoment. Je leeft ook op het ritme van de vissers.”
Wat opvalt is dat ze je van bij het eerste moment letterlijk en figuurlijk in de armen sloten. Het maakte geen hol uit wie je was.
“Dat kan ook niet anders. De manier waarop ze werken alleen al. Je moet op elkaar kunnen vertrouwen. Als er persoonlijke issues zijn, moet je dat uitspreken, want je moet weten dat ze voor niets terugkeren. Zelfs niet voor een ongeluk. Is het niet levensbedreigend en kan pakweg een gebroken arm gespalkt worden? Dan vissen ze gewoon verder. Ben je ziek? Je kotst en haalt toch je netten boven. Maar je mag dan niet op de verkeerde plaats aan dek staan…”
Zeker als die koorden van de netten wegtrekken.
“Dan ga je mee overboord. Het is misschien onnozel, maar ik had geen schrik, nee. Ik kreeg een zeer intensieve opleiding, wat mij geruststelde. Bovendien ben ik van nature eerder voorzichtig. De eerste sleep zag ik vanop de brug, de tweede op dek tegen de stuurhut en pas vanaf de derde sleep stond ik er middenin. Elke stap, elke beweging van die mannen is krak hetzelfde. Dat is als een soort ballet, fantastisch om te zien. Een ongeval is trouwens snel gebeurd, een tijd geleden zonk nog een boot voor de kust van Zeebrugge. Ik kreeg meteen filmpjes door van de vissers, die meteen gingen helpen. Dat is een ongeschreven wet. Soms nemen ze ook risico’s, want als je de enige boot bent die in extreme omstandigheden op zee gaat, heb je ook de interessantste prijzen op de veiling. Die mannen weten ook waar ze varen, hé. Ze weten op welke plekken je moet zijn en voor welke vis. Honderd meter verder en er is niks. Dat zijn geheimen die al generaties lang meegaan. Vroeger schreven ze alles neer in boekjes. Elke sleep stond erin, met het aantal kilo. Acht slepen per dag, zeven op zeven, jaren aan een stuk. Na een paar generaties weten die gasten perfect wat er waar zit. Maar ook dat verandert door het klimaat, de maanstand, de stroming… En dan moeten ze ook nog rekening houden met de quota, van het aantal vissen dat ze mogen bovenhalen. Al die factoren zijn cruciaal.”
“Op voorhand had ik hen gezegd dat ik een ode aan de visserij wilde brengen. Dat ik wilde uitleggen aan de kijker wat die liefde voor de zee betekent. En we moeten niet onnozel doen: ik wil de moeilijkheden niet verzwijgen. Maar negentig procent van hun werk of leven is fantastisch. Ik had geen zin om mij op die overige tien procent te focussen.”
In de eerste aflevering geef je aan dat je op zoek gaat naar de ziel van de visserij. Heb je die gevonden?
“Het is een mysterie, hé. De vissers kunnen het zelf op de beste manier verwoorden… door het niet te doen. Ik heb het honderd keer gevraagd: wat drijft jullie naar zee? Maar dat kunnen ze niet verwoorden. Emoties onder woorden brengen, wil zeggen dat je het rationaliseert. En dat gaat niet. Je moet het voélen.”
Want eerlijk, dit programma had je ook kunnen maken door eens een namiddag of twee mee te varen en dan interviews aan wal te forceren.
(knikt) “Als je het niet gevoeld hebt wat de zee met je doet… Die adrenaline als je de netten ophaalt, of als je ziet dat er tarbot in de netten begint te zitten. (denkt na) Ik ben niet alleen meegegaan uit respect voor hun beroep, maar ook om de juiste vragen te kunnen stellen. Wat ze bovendien erg geapprecieerd hebben, zo leerde ik achteraf, is dat ik zoveel mogelijk meehielp, ook als de camera’s niet draaiden. Want uit het eerste gesprek dat ik had over de visserij bleek dat ik drie dingen moest doen: geen show verkopen, zijn wie je bent en meedoen met hen. Anders val je recht door de mand.”
‘Een jaar op zee’ herbergt onderhuids een heikel thema in onze maatschappij: ongeremd zorgen voor elkaar, zonder vooroordeel of met het idee dat alles perfect moet zijn. Waarbij je jezelf mag zijn, wie je ook bent.
(grijnst) “Dat was mijn pitch naar de VRT toe. Of je nu geïnteresseerd bent in de visserij of niet: we laten mensen zien hoe eenvoudig het leven kan zijn. Hard werken, zorgen voor je gezin en genieten waar je kan. Het is een beetje het eenvoudige leven waar we allemaal naar verlangen, zonder dat we daarvoor per se op een boot moeten stappen. Daarom stopten we ook in elke aflevering een shot van het zeegat, de plek waar je effectief de haven uitvaart. Omdat het mooi symboliseert hoe je het landleven achterlaat om naar een nieuwe wereld te trekken, het zeeleven. Ik stond toen ook steevast op de boeg van het schip, omdat ik die scheiding heel bewust wilde meemaken.”
Jij lijkt nochtans iemand die al vrij onthecht is.
“De laatste weken heb ik zeven op zeven gewerkt om alle soorten deadlines te halen. Ik weet dat het bestaat en ik verlang er ook achter. Ik kan geweldig genieten van het leven op een boot. Ik zat er ook vaak alleen. Gewoon op het dek, staren naar de zee. Vissers verstaan dat. Als de vis opgehaald is, doen ze dat ook vaak. Tien minuten naar de zee en de zonsondergang kijken. Ze hebben dat al honderdduizend keer gezien en toch vinden ze daar nog rust in.”
Elke aflevering wijd je ook aan een thema, zoals geloof.
“Een prachtig thema overigens. Weet je waarom ze zo gelovig zijn en er in elke boot een kruisbeeld hangt? Omdat de dood constant boven hun hoofd hangt. Niet dat het verlammend werkt, maar ze leven constant op dat randje. Geloof me, als de netten gelost worden en er hangt een buis van zes ton boven je kop te zwieren… Het zijn geen pilaarbijters, maar dat geloof is een zekere houvast. En dat is prachtig. Want zij gaan het niet zo uitspreken, maar ze hebben een vrij barbaars leven aan boord. Maar zo zwaar is dat toch niet, zeggen ze dan. Maar ze hebben geen referentiekader.”
Hoe groot was jouw referentiekader?
“Je moet alles vergeten van zodra je aan boord stapt. Ik wist op voorhand dat het zwaar zou zijn, maar… (blaast) Na 24 uur voel je dat fysiek en na 48 uur ben je murw. Echt murw. Alleen al door het slaaptekort. Om de drie uur worden die netten opgehaald, dag en nacht. En in die tijd moet je naast de vis sorteren en kuisen, er ook in slagen om wat te eten en te slapen. Je ligt dus nooit langer dan anderhalf uur in je nest. En ik drink dan ook graag koffie en ik hou van een babbeltje. Maar na een tijdje ben je kapot. Ik stond op en sliep met mijn ogen open. Maar je moet meteen ook opletten, want het is zo dat er accidenten gebeuren. Daarom wordt er aan boord ook geen druppel alcohol gedronken. Als je dan ook nog eens zeeziek bent, zoals een deel van de ploeg, tja… Ik wil trouwens nog eens benadrukken dat mijn ploeg telkens óók bijzonder warm onthaald werd. Er zat geen enkele West-Vlaming bij en mijn regisseur is een vrouw. En die is nog nooit zo goed behandeld geweest. Die vissers waren zeer zorgzaam en respectvol. Ook voor hun vrouwen thuis. Want vaak voeden ze de kinderen helemaal alleen op, en dat het merendeel van het jaar.”
Dat spreken ze ook probleemloos uit, viel mij op.
“Ze spreken álles uit. Dat is het strafste. Sinds 1997, van zodra ik mensen voor de camera had als monteur en later als programmamaker, heb ik niemand ontmoet die méér over zijn gevoelens praat dan een visser. Dat is ongelooflijk. Dat komt ook omdat ik elke wacht ’s nachts bij hen zat. Dan komen veel verhalen naar boven. Dat had ik niet verwacht. Je kan ook simpelweg geen 24 uur op 24 komedie spelen. Als je slechtgezind bent, hebben ze het meteen gezien. Emotioneel zijn dat ook slimme mensen. En vergeet niet: veel van die vissers zijn zo geworden omdat ze erin opgegroeid zijn, maar voor hetzelfde geld waren die dokter of advocaat geworden. Wijs zijn wordt vaak gelinkt aan studies, maar dat is niet zo.”
Wat heb je het meest onderschat?
“Het gebrek aan privacy aan boord. Je kan je niet wegsteken, hé. En in die week stap je twee keer in een douche, ergens halfweg en voor je weer van boord gaat. Als je om de drie uur die netten moet binnenhalen, dan heeft het weinig zin om andere kleren aan te doen. Op een gegeven moment daagden die gasten mij uit voor een quiz. Als ik minder dan 8 op 10 haalde, dan moest ik met mijn guthemd (het hemd waarin hij vissen opensneed, red.) uitgaan in Dublin. Ik haalde vaneigens 7 op 10. We aten eerst in een klein haventje, maar ik stonk uren in de wind. Om uit te gaan mocht ik gelukkig wel een proper hemd aandoen.” (lacht)
Zou je het als een harde wereld omschrijven?
“Het beroep is hard, maar je krijgt veel in de plaats: onvoorwaardelijke vriendschap, avontuur en vrijheid. Maar je moet het écht graag doen, anders hou je het simpelweg niet vol.”
Het is wel een heel andere omgeving dan je vertrouwde moestuin…
“Vind je dat? In een moestuin kijk je ook niet op je horloge. Op een vissersboot is dat wat extremer, maar na 24 uur weet je ook niet meer hoe laat het is. Het is allebei een soort onthechting van de tijd en contact met de wereld rondom je.”
Zie je de toekomst van de visserij positief in?
“We moeten aandacht blijven hebben ervoor. Er zijn nog 300 vissers over. Stel je eens voor dat ons land slechts 300 bakkers of beenhouwers zou hebben… het kot is te klein. Bovendien zijn er slechts zestig boten, en twintig daarvan worden bestuurd door Hollanders. Bovendien brak tijdens de opnames ook de oorlog uit in Oekraïne en zagen de vissers ineens de olieprijs maal 2,5 gaan. Dat zien de mensen niet altijd.”
Het doet je stilstaan bij wat er op je bord komt, al was jij wel al de persoon die de nodige aandacht had voor terroir. Welke vis mag iemand je voorschotelen?
“Eender welke vis. Ik heb alles gegeten aan boord. Wist je dat er zo’n 50 vissoorten worden bovengehaald bij ons? En toch is 80 procent van alle vis die we eten geïmporteerd. We hebben een hele grote variëteit aan soorten, je kan het niet geloven. En wat bestellen we? Scampi of zalm. (op dreef) Zijn we niet op onze kop gevallen? Zeekatten bijvoorbeeld, een soort inktvis. Dat zit hier vol bij ons. En wat gebeurt daarmee? De vrachtwagen op richting Spanje, waarna wij naar ginder trekken om daar gegrilde inktvis te eten. Maar vissers zijn ook geen marketingboys. Gelukkig zijn er initiatieven van de VLAM of hebben we de North Sea Chefs, maar er is nog een lange weg te gaan. Het klinkt misschien elitair, maar vis is gewoon ook niet zo duur als je denkt. Natuurlijk is kabeljauw duur, als iedereen daarnaar vraagt. Maar iets als pladijs, wijting of hondshaai… dat kost geen geld en is ook geweldig lekker. Die grote tongen van een kilo zijn evenwel onbetaalbaar geworden. Die gaan rechtstreeks naar Zaventem, het vliegtuig op richting Midden-Oosten of de VS. Kan je je dat voorstellen? Ik kan niet genoeg benadrukken wat voor unieke producten we hier hebben. De garnaal bijvoorbeeld! De kaviaar van de Noordzee! Dat vind je nergens anders ter wereld. Er zijn nog vijf bootjes in Oostende en als we niet opletten, verdwijnen die. Ik had gehoopt dat mensen door corona meer het belang zouden inzien van lokale voedselproductie – kijk maar naar de lege rekken in Groot-Brittannië nu. We moeten onze vissers en boeren koesteren, en als het kan ook rechtstreeks bij hen aankopen. (denkt na) Ik heb wel de indruk dat mensen bewuster zijn geworden, maar op vlak van eten kopen ze nog te veel brol. Wij hebben thuis al maanden geen tomaten meer gegeten. Als je ziet wat een komkommer vandaag kost…”
Voor dat geld heb je al een ‘poester’…
“Voilà. En de warme gesprekken en de dankbaarheid krijg je er gratis bovenop.”
‘Een jaar op zee’, vanaf maandag 27 maart om 20.40 uur op Eén.
Vanaf 1 april is er ook een foto-expo, in samenwerking met Westtoer, waarbij 28 portretten van vissers uit de reeks te zien zijn op de strandcabines aan de dijk in Nieuwpoort, aan de Vistrap in Oostende en aan Seafront in Zeebrugge.
Wim Lybaert in ‘t kort
Wim Lybaert (54), geboren en getogen in Brugge, werkt al sinds de jaren 90 achter de schermen van televisie. Van Focus TV ging het naar VT4 en uiteindelijk Woestijnvis, waar hij in 2012 een rubriek kreeg in een magazine. Daar groeide later een moestuinprogramma uit. In 2015 richtte hij het productiehuis Liefhebbers op en maakte hij bejubelde VRT-programma’s als Het Goeie Leven en ook De Columbus. In 2018 werd hij verkozen tot allereerste West-Vlaamse ambassadeur. Hij schrijft ook regelmatig boeken en pakt nu uit met Een jaar op zee.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier