Lore Lapeire uit ‘Topdokters’: “Ik heb altijd mijn buikgevoel gevolgd”

Lore Lapeire: “Ik heb al veel mensen zien sterven, ook jonge mensen. Je wéét waarom je er zoveel energie insteekt.” © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Het is de zwaarste en soms ook mooiste job ter wereld. Topdokter Lore Lapeire strijdt overdag tegen zeldzame kankers en spoelt ‘s avonds de zware boodschappen al eens door met een frisse Orval. Een openhartig gesprek over haar inwonende oma, mildheid en de impact van haar kinderen op haar job. “Die gedachte dat ik aan de andere kant van mijn bureau kan zitten, komt soms op. Maar ik moet ze dan heel snel wegduwen.”


Wie is Lore Lapeire?

Lore Lapeire (43) uit Tielt trok na haar middelbare studies naar Gent voor een medische opleiding. Sinds 2014 is ze aan de slag in het universitair ziekenhuis in Gent, waar ze werkt als oncoloog. Haar specialisatie is sarcomen, een zeldzame kankervariant die voorkomt in de botten en in de zogenaamde weke delen.

Ze zet zich in voor het project CARE4AYA, dat jonge patiënten een hart onder de riem wil steken. Vandaag woont Lore met haar vrouw en hun twee zoontjes in Drongen. In haar vrije tijd gaat ze volleyballen. Dokter Lapeire is ook te zien in het Play4-programma Topdokters.


In de gang blijft haar blik even hangen bij de geboortekaartjes. Het fleurt haar zichtbaar op. Ook de zitruimte, verderop in de gang, straalt hoop uit. Het is een rustpunt voor zieke jongeren die even weg willen uit hun kamer. Het zachte blauwgroen staat in schril contrast met de gifgroene kleur van het bureau van Lore Lapeire. Als dokter, gespecialiseerd in zeldzame kankers, moet ze daar vaak een pijnlijke boodschap brengen, aan mensen van alle leeftijden.

Iets luchtiger gaat het eraan toe in de jongerenruimte, waar onder meer Batman en Superman de muur sieren en in grote letters prijkt: “Jullie zijn allemaal helden, vechten tegen het kwade.” Het moet moed geven aan de jonge gasten, maar de slogan geldt evenzeer voor het legertje dokters die er het beste van zichzelf geven. Lore is te bescheiden om zichzelf een superheld te noemen, maar een topdokter is ze zeker.

Dat is ook te zien in het gelijknamige Play4-programma. Al wordt tijdens het gesprek ook duidelijk dat ze een fantastische vrouw en mama van twee is, zonder ego en met het hart op de juiste plaats. Iemand die het ook altijd druk heeft. “Want er is veel meer dan consultaties. Er is lesgeven, masterproeven begeleiden, onderzoeken bekijken… Of ik nog genoeg slaap? Ja, maar ik moet erover waken. Als er leuke of toffe zaken passeren, moet ik toch al eens neen zeggen.”

Leuk en tof zijn niet meteen de woorden die ik associeer met de dienst oncologie. Maar iets zegt me dat je dat wel vaker hoort…

(lacht) “Vaak is de eerste reactie: Oei! Zo zwaar! Er zit zeker een zware kant aan deze job, maar dat wordt ook gecompenseerd door de positieve verhalen.”

Je bent als oncoloog gespecialiseerd in iets waar we zelden iets over horen: sarcomen.

“Dat is ook de reden waarom ik heb toegezegd aan het programma, om het bewustzijn erover groter te maken. Sarcomen is de overkoepelende naam voor twee grote groepen kankers: tumoren in de botten en in de weke delen. Die hebben elk op zich heel veel subtypes. Doorgaans gaat het om zeldzame tumoren die minder dan zes mensen per honderdduizend inwoners per jaar treffen. Sommige zijn zo zeldzaam dat ik ze de afgelopen tien jaar nog niet zag passeren.”

Maar als je het hebt over botten en weke delen: die kanker kan dus overal voorkomen?

“Letterlijk van kop tot teen, ja. Er is ook onderling een groot verschil. Doorgaans zien we hier een 250-tal nieuwe patiënten per jaar passeren. Gelukkig kunnen we een deel daarvan rechtstreeks doorverwijzen naar pakweg chirurgie, radiotherapie of chemo. Ik doe het ook niet alleen, maar met een fantastisch team van een twintigtal personen.”

Een snelle rekensom leert dat jullie wel vrij persoonlijk kunnen werken.

“Dat klopt. Bij pakweg borstkanker duurt zo’n eerste consultatie geen uur zoals bij mij. Ook al omdat je online al heel veel correcte uitleg vindt. Bij een zeldzame kanker is dat een ander verhaal en moet ik wel veel uitleg geven.”

Een diagnose van borstkanker is al heftig, maar als je te horen krijgt dat je kanker zeldzaam is, dan wordt dat een ander gesprek, veronderstel ik.

“Dat hangt ervan af. Er zijn een aantal standaardbehandelingen en vooral voor bottumoren zijn er goeie vooruitzichten. Daar is de kans op genezing zo’n 75 procent. Bij hooggradige (kwaadaardige, red.) wekedelentumoren is dat een ander verhaal. Zelfs als je alles perfect doet, is de kans op herval toch 50 tot 80 procent.”

Welke leeftijdscategorie zie je zo passeren?

“Van 16 tot 90 jaar. Een derde van de patiënten zijn jonge mensen. Die brengen een andere dynamiek met zich mee, ja. Ze zitten op een moment in hun leven waar er veel gebeurt. Ze hebben al een vaste partner, zijn aan het studeren of kijken uit naar een job. Opeens moeten ze over veel zaken een kruis maken, ook naar de toekomst toe. Gelukkig is er sinds een paar jaar een wet, waarbij verzekeringsmaatschappijen je ziekte maximum tien jaar in rekening mogen nemen. Maar dat betekent dat als je ziek valt op je twintigste je niet voor je dertigste kan lenen of een eigen huis kan kopen. Ook als ze net afgestudeerd zijn, ziek vallen en daarna een job zoeken, merk je hoe hard die discriminatie nog heerst.”

© Christophe De Muynck

Wist je zelf al vrij jong wat je wilde doen?

“Vrij laat eigenlijk. Pas in het laatste jaar van het middelbaar. Mijn eerste liefde was ICT, wat ik van mijn vader had meegekregen. Ook mijn zus had geen medische achtergrond, maar na een tijdje in de verkoop, is ze nu overgeschakeld naar gezinshulp. Dat zorgende aspect zit er dus wel in. Bij mijn moeder is dat ook zo. Haar vader overleed toen ze 18 jaar was. Mijn grootmoeder woonde daardoor bij ons in en voedde ons mee op. Nee, je hoort dat niet vaak meer.” (denkt na)

“Persoonlijk zou ik het niet doen, omdat mijn grootmoeder al 39 jaar was toen ze mijn moeder kreeg. En dan zit je al bijna met twee generaties verschil. Met mij erbij was dat drie generaties. En dat is een groot verschil, dat merkte ik wel. Ik zat in mijn stagejaar toen ze overleed.”

Heeft het inwonen van je oma ertoe bijgedragen om in de zorg te stappen?

“Goh, ik denk dat ik vooral dat zorgende geërfd heb van mijn moeder. Vandaag is ze vrijwilliger voor Kind & Gezin en gaat ze ook rond met boeken in het ziekenhuis. Maar ik kom dus niet uit een gezin met een medische achtergrond, nee.”

Keken ze dan ook niet vreemd op toen je die richting uitging?

“Ze hebben mij altijd de vrije keuze gelaten, waar ik wel dankbaar voor ben. Toen ik er in mijn eerste jaar niet door was, en thuis studeerde voor mijn tweede zit, zagen ze hoe hard ik mijn best deed. Sowieso zijn die eerste jaren het lastigste. Ze zijn heel abstract ook. Dan ben je vooral bezig met organische fysica en krijg je opeens een hoofdstuk van vijftig pagina’s over parasieten voorgeschoteld. Dat was pittig, ja.” (grijnst)

Je studeerde af in 2005. Wilde je toen al naar oncologie?

“Ik had stage gedaan op verschillende diensten. Bij chirurgie was het al snel duidelijk dat het niets voor mij was. (denkt na) Het is heel raar. Ik ben op mijn buikgevoel afgegaan. Dat doe ik al heel mijn leven. Ik weet niet waarom maar zelfs op de dienst cardiologie interesseerden de oncologiepatiënten me net iets meer. Toen ik hier terecht kwam, heb ik eerst drie jaar lang puur onderzoek gedaan.”

Daaruit kwam onder meer de impact van vet in het borstweefsel naar voor.

“We weten steeds meer, zeker als je dat vergelijkt met pakweg dertig jaar geleden. Toen ik begon bij oncologie, was je bij bepaalde kankers een vogel voor de kat, terwijl je nu een langer én kwalitatief leven kan hebben. Toen er een functie vrijkwam op deze dienst, heb ik niet geaarzeld. Zeker omdat het sociale aspect mij aanspreekt. Bovendien was ik wel geïntrigeerd door sarcomen.”

Psychologisch is het wel een ander verhaal dan labowerk.

“Indertijd moest mijn doctoraat al wijken voor de patiënt. Maar ik haal daar veel waardevolle zaken uit. Het klinkt misschien vreemd, maar ook als ze het niet halen. Want als ik weet dat ik ze mooi kon begeleiden en de behandeling op tijd is gestopt zodat er nog tijd en kwaliteit was om op een mooie manier afscheid te nemen, dan is mijn missie geslaagd. Als mensen hier na een complicatie sterven, heb ik het er vaak heel lastig mee. Want je gunt hen een waardig afscheid.”

Dat voelt wellicht wat onnatuurlijk aan als dokter, want je wordt geacht om tot het einde te strijden.

“Ik weet het. Het liefst wil ik hen genezen en dat gebeurt gelukkig ook vaak. Maar je moet ook rekening houden met het gevoel van de patiënt als het verhaal ten einde loopt. Daar komt opnieuw dat buikgevoel bij kijken. Dat kan je ook niet aanleren aan assistenten. Soms is het beter om te zeggen: het is genoeg geweest.”

Zijn dat de moeilijkste gesprekken?

“De lastigste zijn als er uitzaaiingen zijn en je moet afstappen van dat genezende pad. Dan is het een kwestie van kwaliteit en kwantiteit in balans te houden. Dat is moeilijk, ja.”

Ook voor jou als dokter. Ben je dan kapot na zo’n dag?

“Mijn batterijen zijn na zo’n dag wel vaak leeg, ja. Ik had er eens twee na elkaar. Dan moeten ze mij daarna met rust laten de rest van de dag. Maar meestal is er wel een balans in die consultaties. Als het goed gaat, haal je er ook energie uit.”

© Christophe De Muynck

Kan je het makkelijk van je afzetten?

“Er zijn er die ik meepak naar huis. Zeker in het begin was dat heel erg het geval. Vooral bij jonge gasten vond ik dat lastig. Dan werd ik ‘s nachts wakker en bekeek ik dat dossier nog eens. Het is maar na verloop van jaren dat je leert dat het niet aan jou ligt, maar aan de ziekte.”

Kan je nog makkelijk ontspannen?

“Ik heb lange tijd gevolleybald op competitief niveau. Vandaag doe ik dat nog steeds, weliswaar op recreatief niveau bij ‘t Kelderke. Als ik ga zwemmen of lopen, heb ik te veel tijd om na te denken. Dan blijft het malen in mijn hoofd.”

Heb je nog zo’n uitlaatkleppen? Ik heb begrepen dat je een bierliefhebber bent.

“Orval is een van mijn favorieten, ja. Voor de rest heb ik een voorkeur voor blond, IPA…”

Ook na een zware werkdag?

“Dat gebeurt al eens, ja. Want met twee zoontjes van 3,5 jaar en 7 maanden is het al eens pittig. (grijnst) Het helpt dat mijn vrouw ook op de afdeling oncologie werkt, als verpleegkundige. Dat heeft als voordeel dat ze het snapt. Het nadeel is dat je op tijd moet zeggen dat het genoeg is met te praten over het werk.” (lacht)

In je bureau hangt een quote, dat het leven begint net buiten je comfortzone. Waar ligt die van jou?

“Euh… ik ben nogal introvert. Alles wat nieuw of in grote groep is, is de hel. Spreken voor grote groepen is lastig. Ik spreek liever apart met studenten dan voor een groot auditorium. Het fijne aan mijn job is dat ik vaak met mensen één op één kan werken.”

Je zet ook je schouders mee onder CARE4AYA. Wat is dat precies?

“Toen ik hier aankwam was er al een werkgroep die zich inzette voor de AYA, Adolescents & Young Adults. Maar ze waren altijd afhankelijk van projectaanvragen en de daaropvolgende financiële steun om iets te realiseren. Ik heb mee aan de kar getrokken om er een vzw van te maken en zo acties op poten te zetten. Zo hebben we een boekje uitgewerkt op maat van jonge mensen, met ervaringen, tips en tricks. Voor ouders, die we liefdevolle managers noemen, hebben we een gelijkaardig document opgesteld. Ze zijn ook effectief managers, want vaak hebben ze een job, andere kinderen, een huishouden… doe het maar, hé.”

Ben je zelf een andere dokter geworden sinds je kinderen hebt?

“Ja. Sowieso liggen jonge gasten mij na aan het hart, maar als je jonge mama’s voor je neus krijgt, dan denk je wel eens na. Meestal probeer ik daar niet te veel bij stil te staan. Als het beeld door mijn gedachten schiet, dat ik aan de andere kant zou kunnen zitten, duw ik die gedachte snel weg. Dat je je kinderen niet kan zien opgroeien, dat kan je alleen maar voelen als je zelf kinderen hebt, denk ik. Ik ben altijd iemand geweest met veel empathie, maar soms kan het heel hard binnenkomen.” (krijgt het zichtbaar moeilijk)

Het raakt je wel, zie ik.

“Weet je, je geeft heel veel. Ik heb al veel mensen zien sterven, ook jonge mensen. Je wéét waarom je er zoveel energie insteekt. (veegt tranen weg) Als mensen genezen en hun leven weer oppikken, geeft je dat een geweldige boost.”

Een andere job is misschien makkelijker, maar ik denk niet dat je nog kan wegkijken.

“Ik weet niet hoe lang ik deze job ga doen. Tot aan het einde van mijn carrière, dat kan. Maar het kan ook zijn dat ik binnen tien jaar zeg dat het tijd is voor iets anders. (denkt na) Gelukkig passeer ik elke dag langs de kraamafdeling. Als er een kaartje hangt van een patiënt wiens dochtertje is geboren… dat is fantastisch. Dat maakt je dag. Dát is de reden waarom we het doen. Om die mensen een kans te geven. Want qua beeldvorming volgen we de patiënten nog een hele tijd op, tot tien jaar zelfs.”

“Eenmaal de behandeling is gestopt, is er nog die essentiële nazorg, die óók invloed heeft op hun leven. Ik denk maar aan eventuele hart- of nierproblemen door chemo of vruchtbaarheidsbehandelingen. Er komen heel wat verschillende aspecten kijken bij een behandeling. En het is belangrijk dat de mensen daarin goed begeleid worden. Want hun verhaal stopt niet, hé.”

Schuilt het gevaar er dan niet in dat je moeilijk mild kan zijn voor jezelf?

(lacht) “Laat ons zeggen dat die mildheid een vaak voorkomend gespreksonderwerp is. Wees mild voor jezelf. Dat is waar, maar het is ook makkelijker gezegd dan gedaan. Zeker als je bezig bent met mensen. Dan heb je al heel snel de neiging om de patiënten belangrijker te vinden dan jezelf. Het cliché is waar: dat je goed voor jezelf moet zorgen, om goed voor een ander te kunnen zorgen. Daar moet ik blijven aandacht voor hebben. Ik ben al blij dat de kinderen goed slapen. Dat scheelt ook al een pak.” (lacht)

Topdokters, elke dinsdagavond om 20.35 uur bij Play4.

© Christophe De Muynck