Jens Dendoncker openhartig over zijn boek… en zijn leven: “Louter beoordeeld worden op je moppen, dat is een troostende gedachte”

Jens Dendoncker: “Ik heb epilepsie in een mate die mijn leven op bepaalde momenten serieus op zijn kop heeft gezet. En dat is emotioneel lastig, zeker als puber.” © Christophe De Muynck Christophe De Muynck
Nancy Boerjan

Jens Dendoncker brengt op zijn geheel eigen manier een beetje lichtheid in het bestaan van televisiekijkers, maar doet als stand-up comedian ook al tien jaar theaterzalen lachen. Op het podium gaf hij eerder al een – soms pijnlijk – grappige inkijk in zijn jeugd, en dat doet hij nu ook in het boek ‘Ik moet er niet aan denken’ dat vanaf 21 oktober in de winkel ligt. En straks is er zijn tweede show waarin hij opnieuw zonder schroom zijn eigen leven fileert. Maar het is niét de bedoeling dat het publiek huilend naar huis gaat.

Lukas Lelie lanceerde onlangs een grappige oproep aan zijn collega comedians om het publiek met rust te laten. Aan Jens Dendoncker is die oproep niet besteed, hij doet niets liever. “Ik doe dat graag”, beaamt Jens. “Niet om mensen een ongemakkelijk gevoel te geven of te kakken te zetten. Ik probeer op die manier om de anonieme massa voor mij een gezicht te geven, het is gewoon een leuke manier om een verhaal af te trappen.”

Het gaat je dan ook meer dan goed af, dat babbelen, presenteren, vertellen. Iets in de genen?

Jens: “Ik ben altijd wel sociaal geweest, ja. En ik kon uitbundig zijn als jonge gast, maar ik was zeker niet de grootste tafelspringer. En al zeker niet de grappigste. Maar op een podium blijk ik dan toch wel mijn draai te vinden.”

In het boek ‘Ik mag er niet aan denken’ vertel je over je eerste, ontluisterende optredens als comedian. Ook je eerste ervaringen als tv-presentator waren niet memorabel. Maar opgeven was geen optie?

“Neen, maar ik had ook het geluk dat ik het mocht blijven proberen. Ik kon groeien in mijn stiel, en dat is eigenlijk maar normaal. Het is ook pas toen ik mijn optredens begon te analyseren achteraf, dat ik inzicht kreeg in wat al of niet werkt en waarom.”

Maar hoe verklaar je dat iemand die altijd zo aan zichzelf twijfelde dan toch op een podium gaat staan?

“De kans om dat te doen, kwam net op het moment dat ik het gevoel had dat ik in mijn leven alleen nog maar het onderspit had moeten delven, en dat ik dus niets meer te verliezen had. Alles wat ik geprobeerd had mislukte: van studeren bakte ik niets, mijn job in een magazijn geraakte ik weer kwijt omdat ik aan epilepsie lijd en de verzekering het niet meer toeliet. Ik kon dus kiezen: thuis in de zetel blijven zitten of iets proberen wat ik altijd al leuk had gevonden, comedy brengen. En dat zat inderdaad zeker niet van bij het begin goed, maar ik voelde wel al bij de eerste optredens dat ik het in me had. Als ik hier veel tijd in stak, kon dit echt iets worden. En dát gevoel had ik nooit eerder gehad.”

Door mijn epilepsie kijk ik geen jaren vooruit, dat heeft geen zin

En toen won je de Comedy Cup en werd het tv-programma ‘Hoe zal ik het zeggen’ dat je vervolgens mocht presenteren voor VTM een voltreffer. De trein was vertrokken?

“Zo voelde het wel, ja. Humo’s Comedy Cup is vooral bekend onder comedyliefhebbers, maar wordt ook opgevolgd door mensen uit de audiovisuele en creatieve sector. Op basis daarvan werd ik eerst gevraagd om mee te brainstormen over Hoe zal ik het zeggen, en vervolgens om het ook te presenteren. En dan had ik geluk: het programma deed het goed en groeide zelfs jaar na jaar. Mocht Hoe zal ik het zeggen een flop geworden zijn, dan had niemand nog van mij als presentator gehoord. Daar ben ik dus blij om.”

En VTM haalde je binnen als de nieuwe, weliswaar iets minder shiny Niels Destadsbader?

“We zijn tegenpolen. Niels ziet er altijd netjes uit, spreekt perfect, hij is de ideale schoonzoon. Ik heb niet de perfecte maten, geen perfecte uitspraak, mijn moppen zijn er soms een beetje over… VTM wilde vooral meer authenticiteit binnenhalen, denk ik. En het publiek heeft dat omarmd, het hoefde niet meer zo afgeborsteld te zijn. Pakweg twintig jaar geleden was dat ondenkbaar. Er is nog altijd een publiek voor de perfecte presentator, maar nu ook voor de versie waar een paar hoeken van af zijn.”

Je hebt zeker wel de flair om zelfs met een minder geslaagd programma weg te komen. Was je zo’n jongetje waar niemand kwaad op kon worden?

“Kwaad werd mijn omgeving soms wel, maar het duurde nooit lang. (lacht) Bovendien was ik er niet van onder de indruk als iemand kwaad op me werd. Aan sancties en regels heb ik altijd lak gehad. Ik was veel meer onder de indruk als iemand een serieus gesprek met mij probeerde te voeren.”

Wat had je met het schrijven van een boek over je leven als puber en jongeman eigenlijk voor ogen?

“Ik wilde de twee kanten van het leven laten zien: de onnozelheid ervan, de geestigheid, de futiliteit soms, tegenover de donkerte. Want het laatste maakt nu eenmaal óók deel uit van het bestaan.”

In jouw geval vrij extreem: als jonge gast fuiven met de Chiro, jongedames versieren en plezier maken met de vrienden, maar ook een poging tot zelfdoding ondernemen.

“Ja… Dat is zo. Die uitersten zijn er altijd geweest. En misschien komt daar dan die comedy bij kijken, mijn manier om tegengewicht te bieden aan de donkerte.”

Was mentale hulp in het West-Vlaanderen van toen een optie?

“Toch wel. Het was zeker geen taboe in mijn familie en dichte omgeving om een therapeut te bezoeken. Dat heb ik toen ook gedaan, of toch in bepaalde periodes. Sinds ik in Antwerpen woon, ben ik wel op regelmatig basis in behandeling bij een vaste therapeut.”

Je lijdt al je hele leven aan epilepsie. Komen je mentale problemen daar uit voort?

“Ik heb epilepsie in een mate die mijn leven op bepaalde momenten serieus op zijn kop heeft gezet. En dat is emotioneel lastig, zeker als puber. Je kunt eigenlijk niets meer voorzien in het leven, want altijd is er de kans dat epilepsie er last minute een streep door trekt. Op den duur ga je daar naar leven: door sommige situaties expliciet uit de weg te gaan, maar ook onbewust heel wat achterwege te laten om toch maar een aanval te voorkomen…”

Ik kon kiezen: thuis in de zetel blijven hangen of iets proberen wat me altijd al heeft geboeid: comedy

“Het voelde alsof werkelijk alles wat ik deed in het teken van epilepsie stond. Vandaag is de ziekte bij mij vrij goed onder controle, maar ik heb nog geregeld een aanval.”

Vind je het belangrijk om dat in de aandacht te blijven brengen?

“Absoluut. Ik ben peter van de epilepsieliga, wat tijdens corona en de drukte nadien op een lager pitje kwam te staan, maar dat engagement wil ik in de toekomst weer meer opnemen. Het blijft belangrijk om er juiste informatie over te brengen, want er blijven hardnekkige mythes de ronde doen.”

Iets anders uit het boek: op een bepaald moment wil je de boel de boel laten en met je vriend Sal de wereld in trekken. Maar Sal komt niet opdagen bij het vertrek en is sindsdien uit je leven verdwenen, zonder uitleg. Tot op vandaag?

“Ik heb die vriend vernoemd naar het hoofdpersonage Sal uit Jack Kerouacs boek On the road. Maar hij bestaat wel degelijk. En het is intussen tien jaar geleden maar stiekem hoop ik dat als ik in januari op tournee ga met mijn tweede show, hij daar plots zal opdagen.”

Is alles in het boek echt gebeurd? Ook je ontmoeting met Hans Van Themsche tijdens een optreden in de gevangenis?

“Ja, toch wel. Het klinkt allicht ongeloofwaardig en zeker absurd, maar ik was toen ook nog veel te onervaren om zo’n gevangenisoptredens te doen. Ik had een compleet fout beeld van hoe het zou zijn, een soort ‘Johnny Cash idee’ van hoe honderden stoere gevangenen met mij één groot feest zouden bouwen. (lachje) In realiteit zat er twintig man in een helverlichte witte ruimte naar mij te staren, waarvan de meesten daar niet eens wilden zijn.”

Zet je zo’n flop gemakkelijk van je af?

“Al wie ik de twee daarop volgende weken ontmoette, heeft het verhaal moeten aanhoren. (lacht) Mijn manier van ventileren. Maar kijk, dat soort dingen maak je nu eenmaal mee onderweg.”

Ook in je nieuwe show, ‘Het zou grappig zijn als het niet zo triestig was’, blijf je de gespletenheid van het leven uitdragen?

“Het wordt niet het verlengde van het boek, neen. Het wordt een echte comedyshow: lachen met herkenbare situaties, ook uit mijn eigen leven weliswaar. Maar zeker niet met de bedoeling om mensen met een beladen gevoel weer naar huis te sturen.”

(foto Christophe De Muynck)
(foto Christophe De Muynck) © Christophe De Muynck

Wel meer comedians putten inspiratie uit hun eigen leven vandaag. Een tendens?

“Ja, en een die wel een tijd zal aanhouden volgens mij. Xander De Rycke ging met Dit terzijde de heel persoonlijke toer op. Wouter Deprez doet het al heel lang, weliswaar in een andere stijl gebracht. Het is ook een reden waarom mensen comedy willen zien, denk ik: om te lachen uiteraard, maar ook om iemand bezig te zien op een podium, die éigenlijk heel goed op henzelf lijkt.”

Waar trek jij de grens in wat je over jezelf vertelt?

“Ik ben sowieso heel eerlijk over mezelf, dat kost me geen moeite. Een echte regel heb ik er niet voor, maar als iets me een ongemakkelijk gevoel geeft, dan breng ik het gewoon niet.”

Kan een mop over je ex-vriendin Lauren Versnick de show halen?

“Dat zou kunnen. Maar daar speelt dan weer dat ik me veel meer beschermend opstel tegenover een ander dan tegenover mezelf. Ik zou nooit iemand anders gratuit te grazen nemen. Humor komt natuurlijk altíjd ten koste van iets of iemand, maar dan doe ik het liever ten koste van mezelf. Nu, over wat kan of niet op vlak van humor bestaan er veel, en heel uiteenlopende meningen. Voor mij is humor in de eerste plaats the great equalizer. Eenmaal op het podium interesseert het andere comedians niet wie je bent, waar je vandaan komt, of wat je allemaal al meemaakte. Het enige wat telt en waarop je wordt beoordeeld, is of je er goeie moppen over maakt. Ik vind dat een heel schone, troostende gedachte.”

Momenteel gaat het naar eigen zeggen goed met je, zowel professioneel als privé. Neem jij het leven dag per dag of kijk je ook verder vooruit?

“Ik leef eerder van periode tot periode. Nu focus ik volledig op het afwerken van de show waarmee ik in 2024 op tournee ga. Eens de tournee start, neem ik er dan opnieuw televisiewerk bij. Maar net door mijn epilepsie kijk ik geen jaren vooruit, dat heeft geen zin. Laat mij maar verder doen zoals ik altijd al deed.”

‘Ik mag er niet aan denken’ door Jens Dendoncker, Uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts, 24,99 euro

Wie vragen heeft over zelfdoding, kan 24/7 terecht op het telefoonnummer 1813 of op zelfmoord1813.be.