Tien weken lang serveerde Tom Waes ons een geschiedenisles op zondagavond. Daaruit blijkt dat onze historie nog steeds voor beroering zorgt én dat de regio West-Vlaanderen enorm veel bepaald heeft. Wij lijsten de vijf belangrijkste dingen op die onder de radar bleven.
Zelden zorgde een programma voor zoveel commotie, in de media en de politiek. Het zou een politiek pamflet geweest zijn, maar Tom Waes vertelde het nog voor de start aan De Krant van West-Vlaanderen dat hij een programmamaker is, en geen opiniemaker. Ook het woord ‘navelstaarderij’ viel, omdat een gebeurtenis als WO I groter was dan wat er gebeurde in de Westhoek of dat de geschiedenis zich niet liet beperken door landsgrenzen. Met het risico dat we van hetzelfde beticht worden, kunnen we ons toch niet van de indruk ontdoen dat de rol van West-Vlaanderen, nog voor het zelfs een provincie was, allesbepalend was binnen de historie van ons Vlaams grondgebied. De Duitse opmars een halt toeroepen tijdens WO I is een bekend gegeven, maar deze vijf zaken blijven vaak onder de radar in de klassieke geschiedenisverslaggeving.
1. ‘Onze’ keizer deed het Keizerrijk wankelen
In 286 na Christus schopte Marcus Aurelius Mausaeus Carausius, een officier in het Romeinse leger, het tot commandant van de Classis Brittannica. Die Romeinse vloot in het Kanaal moest Frankische en Saksische piraten tegenhouden. Alleen verrijkte Carausius zichzelf en kreeg hij zo’n groot aanzien dat hij zichzelf tot keizer van Britannia en Noord-Gallië uitriep. Carausius was afkomstig van de regio die vandaag West-Vlaanderen is. Hij stak de plas over, liet er zelfs munten slaan met zijn portret op en zorgde ervoor dat Britannia (het latere Groot-Brittannië) zich afscheurde van het Keizerrijk. Het gaf onrechtstreeks ook een signaal dat die laatste niet meer zo machtig was. Carausius werd in 293 vermoord door zijn eigen minister.
2. Vlaanderen ontstond bij ons
In 861 werd Judith van Francië, de dochter van Karel de Kale – koning van het Frankische rijk – zogezegd geschaakt. Na twee huwelijken koos ze echter zelf het hazenpad met iemand van lagere komaf. Uiteindelijk werd hij toch aanvaard door zijn schoonvader, van wie hij de titel Graaf van Vlaanderen kreeg. Daarbij werd hij lekenabt van de abdij in Torhout en Gent. Daar ontstond het Vlaams grondgebied, vanuit de pagus flandrensus, een gebied tussen de Noordzee en de IJzer. Na de inval van de vikingen moest de jonge zoon van Boudewijn I, Graaf van Vlaanderen, het roer overnemen. Hij maakte zogenaamde ringvalburchten, waarmee hij steden versterkte. Steden als Brugge en Veurne genoten opeens hoog aanzien en zouden dienen als voorbeeld voor de ruime regio.
3. Het begin van het West-Vlaams ondernemerschap
In de periode van de meest verstedelijkte samenleving floreerden steden als Gent, Brugge en Ieper. Die laatste had met de Lakenhalle zelfs het grootste gebouw ten noorden van de Alpen. Het ondernemerschap zorgde ervoor dat ze tot heel ver buiten de regio hoog aanzien genoten, dankzij de vele ambachten. Zo ontstond een nieuwe elite, niet alleen in Ieper, maar ook in Brugge. Alleen werden de ambachtslieden uitgebuit en kwamen ze in opstand in 1302, de zogenaamde Brugse Metten. De Franse koning, gekrenkt in zijn eer, stuurde het leger eropaf.
Het kwam tussen een confrontatie tussen een goed uitgerust riddersleger, en een verbeten ambachtsleger. De befaamde Guldensporenslag werd zo een sociale strijd in plaats van een taalstrijd. Bovendien werden geen krijgsgevangenen genomen en werden de Vlamingen verguisd omwille van hun brutale aanpak.
4. Economische en culturele hoogdagen beginnen (en eindigen) bij ons
Vlaanderen werd in de 14de eeuw rijker dan ooit, waarbij we het culturele en economische centrum van de wereld werden. Maar in Brugge wordt de komst van een dodelijke ziekte aangekondigd. Door de intensieve handelsconnecties met de rest van de wereld duurde het niet lang vooraleer de eerste Bruggelingen ziek worden door de pest. Een derde van de bevolking in Europa zou uiteindelijk sterven. Maar er braken weer betere tijden aan, wat ook Filips De Goede aansprak.
Hij wilde vanuit Bourgondië de strijd aangaan met de Fransen, en wilde een eigen rijk uitbouwen vanuit het Graafschap Vlaanderen. En dan bleek Brugge de perfecte uitvalsbasis, omdat het een wereldstad was geworden. Van daaruit kon hij zijn rijk uitbouwen. Maar dat was een kort leven beschoren als zijn opvolgster Maria van Bourgondië een dodelijke val maakte tijdens een reigerjacht in de bossen van Wijnendale bij Torhout. Maria, die er in geslaagd was om de rust te doen terugkeren, stierf niet veel later, waarmee een einde kwam aan de bourgondische dynastie en een ongeziene bloeiperiode.
5. Ieperse mutsenmaker begon de Beeldenstorm
De opkomst van het katholicisme kende 500 jaar geleden geen grenzen, maar de zogenaamde calvinisten waren helemaal klaar met die verafgoding van heiligbeelden. Overal heerste wel ontevredenheid, maar in Steenvoorde – net over de Franse grens – ging het nog een stap verder. Sebastiaan Matte, een voormalige mutsenmaker uit Ieper, kon de volgelingen aansporen om actie te ondernemen. In de lokale abdij werd alles kort en klein geslagen. Op de dag van de processie, op 10 augustus 1566, vernielden ze alle kunstwerken en beelden die verwezen naar Jezus en Maria.
Het zorgde voor een heuse kettingreactie, want al snel volgden gelijkaardige taferelen plaats in Diksmuide, Ieper en Poperinge. Het protest bereikte ook Antwerpen en zo het huidige Nederland. Dat georganiseerd vandalisme raakte bekend als de Beeldenstorm. Koning Filips II werd er zo door geraakt dat hij een zekere Alva inschakelde om de vandalen te bestraffen. De vele terechtstellingen die volgden, zorgden voor een heuse volksopstand, een burgeroorlog en uiteindelijk ook de Tachtigjarige Oorlog. Die laatste leidde uiteindelijk tot de splitsing van de Nederlanden.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier