Exact 50 jaar geleden is topwielrenner Jules Vanhevel (549 overwinningen) overleden
Op 21 juli zal het een halve eeuw geleden zijn dat Jules Vanhevel in Oostende op 74-jarige leeftijd overleed. De wielerwereld was in de rouw op de meest memorabele dag van dat jaar, met de Tourzege van Eddy Merckx en de maanlanding van Neil Armstrong.
1969 was overigens het sterfjaar van nog meer groten uit de wielersport: Jef Demuysere, ploegleider Raymond Louviot, Georges Ronsse, Fernand Wambst (Eddy Merckx’ vaste gangmaker) en Léon Scieur. De algemene overlevering en de meer specifieke bijdrage van Hannes Hosten in 2006 (cfr. De Weekbode van 7 april 2006, naar aanleiding van Ichtegem, Dorp van de Ronde van Vlaanderen) maken overduidelijk dat Jules Vanhevel tussen 1911 en 1936 een uitzonderlijke wielrenner was die 549 overwinningen (237 op de weg en 312 op de piste) behaalde.
Hij zette vooral deze favoriete koersen naar zijn pedalen: Paris-Roubaix in 1924, de Ronde van Vlaanderen in 1928, de Ronde van België in 1928, het kampioenschap van België in 1920 en 1921 en het kampioenschap van Vlaanderen in 1919 en 1920.
Fatale hongerklop
Het wereldkampioenschap op de weg voor profs werd pas in 1927 in het leven geroepen. Jules werd er driemaal voor geselecteerd. Hij gaf op in 1927 en in 1928. Bij die tweede gelegenheid had hij in Boedapest nochtans wereldkampioen kunnen of zelfs moeten worden. De race over 192 kilometer werd in een verzengende hitte gereden over stofferige, onverharde wegen. Reeds na 45 kilometer demarreerde Jules Vanhevel en alleen Georges Ronsse ging mee. De twee Belgen maakten er een koppeltijdrit van en reden vele minuten weg, onder meer van de rivaliserende Italianen Alfredo Binda (de titelverdediger) en Costante Girardengo.
Jules werd ten val gebracht door een … ossenspan, waarbij hij lichamelijke averij opliep en bovendien zijn proviand verloor. Hij sloot opnieuw aan bij Ronsse, maar die wilde zijn etenszakje niet delen met Jules, die ten prooi viel aan een ‘fringale’ (hongerklop, red.). Hierdoor kon hij niet volgen toen zijn landgenoot op een helling demarreerde en totaal leeggereden werd hij zelfs tot opgave gedwongen. Ronsse won met bijna twintig minuten voorsprong. Een jaar later hernieuwde hij na een spurt met vijf zijn wereldtitel in Zürich, waar Jules Vanhevel er niet bij was, evenmin in Luik 1930. In 1931 werd hij achtste. Het betrof een individuele tijdrit in Kopenhagen van 172 km., waarvoor de afgetekende winnaar Learco Guerra bijna vijf uur nodig had. Jules Vanhevel deed er nog een kwartier langer over.
Géén zomerjongen
Hoogtemeters waren niet aan Jules besteed en dat hield hem, na een afknapper in de Giro van 1920, weg uit de Tour. Tijdens de zomermaanden koesterde hij zich liever in de luwte om fris en monter aan de winter te kunnen beginnen met deelnames aan de zesdaagsen van New York, Brussel (gewonnen in 1923), Parijs, Gent (gewonnen in 1925), Dortmund, Berlijn (waar hij een schouder brak) en Leipzig. Vele jaren geleden vertelde zijn schoonvader Robert Maeckelbergh dat vooral de Amerikaanse zesdaagsen zijn schoonvader een klein fortuin opleverden.
Jules Vanhevel was gehuwd met de Oostendse Esther Slabbinck, zij hadden drie kinderen: Lea (°1922), Odette (°1926) en Robert (°1928). Jules baatte decennialang Gasthof De Engel uit, verwijzend naar die wijk in Ichtegem. De zaak werd later overgenomen door zijn schoonzoon Robert Maeckelbergh (die overleed in 2003). Robert was getrouwd met Jules’ dochter Odette. Hun dochter Rosa nam samen met haar man Frans Dewilde op haar beurt restaurant-feestzaal De Engel over.
Jules’ oudste dochter Lia trouwde met Willy Vandekerckhove. Hun zoon Frank heeft als prof. dr. gynaecologie en fertiliteit een praktijk in Blankenberge en opereert als diensthoofd in het Universitair Ziekenhuis van Gent. Hij is enorm trots op zijn grootvader.
Vluchten naar opa
“Ik was amper dertien en zat in het eerste middelbaar toen hij overleed”, zegt dokter Frank. “Ik voelde mij niet altijd even gelukkig in het Oostendse Atheneum en vluchtte dan naar opa, die niet al te veraf woonde. Hij bracht me telkens terug en maande mij aan er op school het beste van te maken. In die periode kreeg hij kort na elkaar drie hartaanvallen, de laatste werd hem fataal. Na zijn eerste infarct bleef hij fietsen, zelfs al had de dokter hem dat formeel verboden. Ik herinner me ook dat ik van hem mijn eerste koersfietsje cadeau kreeg.”
“Zelf wielrenner worden, was evenwel nooit aan de orde”, vervolgt Frank. “Wel maalde ik als youngster en als student geregeld rondjes in de Oostendse Velodroom aan het Maria-Hendrikapark. Ik volg het wielrennen al geruime tijd op de voet. Eddy Merckx is uiteraard mijn eeuwig idool. Momenteel heb ik het vooral voor de veldrijders die feilloos naar de weg doorstromen en daar puike resultaten boeken, de vrucht van een renderende trainingsmethode.”
“Zelf ga ik met enkele vrienden elk jaar kijken naar Paris-Roubaix (die zijn opa in 1924 won, red.)”, voegt Frank Vandekerckhove er nog aan toe. “Wij opteren voor de cruciale passages in het Bois de Wallers en in Hem. Wie daar het snelst de helling opvliegt, is de winnaar, dat heeft de ervaring mij geleerd.”
(Bernard Callens)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier