West-Vlamingen mogen het minste thuiswerken

Thuiswerk was nooit zo populair, maar bij ons gaan werken toch nog vaak naar de werkvloer. © Geinz
Phebe Somers

Van alle Belgen, gaan West-Vlamingen het meest werken. En dat mag je vrij letterlijk nemen: nergens ligt de werkloosheid zo laag, op geen enkele plek is de werkzaamheidsgraad zo hoog én nergens wordt zo weinig getelewerkt als in onze provincie.

Thuiswerk als wijdverspreid fenomeen in diverse sectoren is een relatief nieuw gegeven, dat leren we uit de jaarlijkse analyse van het Belgische statistiekbureau Statbel. Tien jaar geleden werkte slechts 12,2 procent van alle West-Vlaamse werknemers in loondienst soms eens thuis, maar door de coronacrisis kreeg de populariteit (en noodzaak) van deze werkvorm een stevige boost.

In 2021 kende de home office een hoogtepunt, toen mocht of moest 29 procent van alle loontrekkenden in onze provincie hier gebruik van maken. Intussen staan werkgevers weeral wat meer op hun strepen en wordt het telewerk lichtjes teruggeschroefd: in 2023 gaf 23,5 procent van alle werkende West-Vlamingen aan soms of gewoonlijk thuis te werken, vrouwen nog iets meer dan mannen.

(lees verder onder de grafiek)

Een flink aandeel van de werkende bevolking, maar toch ligt dat cijfer overal in Vlaanderen hoger. Zelfs in Wallonië zijn er slechts twee provincies waar thuiswerk minder voorkomt: Henegouwen en Luxemburg. Deze trend kan deels verklaard worden door het opleidingsniveau van de West-Vlaamse werkkrachten.

Meer dan 8 op de 10 mensen die systematisch van thuis uit hun job mogen uitoefenen zijn hooggeschoold, en die groep is boven de taalgrens nergens zo slecht vertegenwoordigd als bij ons. Amper 36 procent van de actieve bevolking in onze provincie hebben een hoger diploma.

De hardste werkers

Die historisch lage opleidingsgraad betekent echter niet dat West-Vlamingen minder actief zijn op de arbeidsmarkt, in tegendeel zelfs. In 2023 was de werkzaamheidsgraad nergens zo hoog als in onze provincie. Maar liefst 79,3 procent van alle 25- tot 64-jarigen is professioneel aan de slag bij ons, geen enkele andere provincie in het hele land doet het beter. We steken daarmee zelfs Oost-Vlaanderen voorbij, waar de werkgelegenheid tussen 2022 en 2023 is gedaald van 80 naar 78,9 procent. (lees verder onder de grafiek)

Ter vergelijking: twintig jaar geleden was slechts 69,74 procent van de volwassen West-Vlamingen actief op de arbeidsmarkt. We hebben de afgelopen decennia dus flink wat vooruitgang geboekt. Het aantal werkzoekenden (2,8 procent van de actieve bevolking) en inactieven (18,7 procent) is dan ook nergens zo laag als bij ons. Inactieven zijn werklozen die om verschillende redenen niet op zoek zijn naar een job: huismannen- en vrouwen, langdurig zieken, vroeggepensioneerden, studenten of gewoon mensen die geen zin hebben om te werken. (lees verder onder de grafiek)

Ook qua gendergelijkheid scoren we de beste punten. Mannen zijn nog iets meer aanwezig op de werkvloer dan vrouwen, maar nergens in Vlaanderen is het verschil zo klein als bij ons: 81,8 procent bij de mannen tegenover 76,7 procent van alle vrouwen. Waar de klassieke rolverdeling wél nog duidelijk zichtbaar is, is bij de cijfers over de deeltijdse tewerkstelling. Daaruit blijkt dat liefst 43 procent van alle vrouwen in loondienst parttime aan het werk is, vaak omdat zij meer huishoudelijke taken op zich nemen. Bij de mannelijke werkende bevolking is 1 op de 10 niet fulltime aan de slag. Wel opvallend: het aantal vrouwen dat deeltijds werkt is in 20 jaar tijd licht gedaald, terwijl de mannelijke parttimers sinds 2003 bijna verdubbeld zijn in aandeel. In totaal gaat het over 26,8 procent van de werknemers die hun job niet voltijds uitoefenen.