Tom Cocle beleeft 25ste zomer als hoofdredder in Blankenberge: “Het is hier geen Baywatch”

Tom Cocle (46) is al vijfentwintig jaar de rots in de branding bij de Blankenbergse strandreddingsdienst. © WK
Wim Kerkhof
Wim Kerkhof Medewerker KW

Tom Cocle (46) is al vijfentwintig jaar de rots in de branding bij de Blankenbergse strandreddingsdienst. “Burgemeester Monset belde mij op: of ik de Sam wou opvolgen? Ik heb geen moment geaarzeld.” Strandredder zijn is volgens Cocle een van de mooiste, maar ook een van de meest stresserende jobs ter wereld. “Het noodslot slaat vaak toe wanneer je ’t het minst van al verwacht.”

Cocle, ooit verpleegkundige op de dienst intensieve zorgen van het Fabiolaziekenhuis, zit ondertussen al langer op post dan de Sam. Een roeping, noemt hij het. “Als kind al was ik niet van het strand weg te slaan: mijn ouders hadden hier een kabientje aan ’t staketsel. Geboren in februari, zat ik in mei al met de voetjes in het zand”, vertelt hij. Toen hij later in Gent op kot zat, miste hij de zee elke dag. “Op vrijdagavond nam ik de trein terug naar Blankenberge en trok ik eerst met mijn vuile was naar het strand, dan pas naar ‘hotel mama’.”

Professioneler

In die vijfentwintig jaar zag Cocle veel veranderen. “De kustreddingsdienst is veel professioneler geworden, en wij waren pioniers: nieuwe technieken werden vaak eerst in Blankenberge geïntroduceerd”, klinkt het. Toen Cocle hoofdredder werd, was dat in de nadagen van de affaire-Dutroux. “Elk vermist kind bracht een paniekreactie teweeg. Net zoals in de nasleep van de terroristische aanslagen in Brussel, elke achtergelaten rugzak op het strand verdacht was.”

Gevaren

“Maar strand en zee zijn écht vol gevaren. Het is hier geen Baywatch, zeg ik altijd tegen mijn jobstudenten. Daarom ook dat het zo belangrijk is om de goede raad van de strandredders niet in de wind te slaan”, drukt Cocle ons nogmaals op het hart. Wat van iemand een goede redder maakt? “Maturiteit is een belangrijke kwaliteit. Maar je moet ook heel alert zijn: het noodslot slaat vaak toe wanneer je ’t het minst van al verwacht.”

Grootstad

Zelf zou hij voor geen geld ter wereld willen ruilen. “Waar wil je zijn als ’t buiten dertig graden is? Juist: met je neus in de wind en het zout op je lippen. Ook al is het strand dus Plopsaland niet. Gauwdiefstallen, openbare dronkenschap, vechtpartijen, zedenfeiten; Blankenberge staat in de zomermaanden voor al dezelfde uitdagingen als een grootstad. Bij tropische temperaturen kan dat potje weleens overkoken.”

De toegenomen diversiteit in onze samenleving, is volgens Cocle ook meer en meer merkbaar op het strand. “Eigenlijk zou je vandaag twintig talen moeten spreken. Arabisch incluis.”

Nieuwe fenomenen

Af en toe steken er op het strand ook nieuwe fenomenen de kop op. “Zoals het gebruik van lachgas nu bij jongeren”, aldus Cocle. “Maar ook hitteslagen zien we meer en meer. Vorig jaar werd er in juli bijna veertig graden gemeten op het strand.” Weerman David Dehenauw zit vijf strandcabines verder. “De mannen van ‘t goede leven, hoor ik weleens van de badgasten. Echt zo’n uitspraak waar ik de krul van krijg: je moest eens weten hoeveel overuren wij op een seizoen kloppen. Als ik dan op mijn vrije dag aan de strandcabine lig, durf ik weleens te veinzen dat ik slaap. Anders komen ze mij toch weer met van alles en nog wat ambeteren”, knipoogt Cocle.

(WK)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier