Ze worden steeds zeldzamer: de zaken waar de uitbater elk product door en door kent, waar service belangrijker is dan kortingen en waar het erfgoed niet alleen schuilt in de gevel en het interieur, maar ook in de mensen zelf. Omdat hun winkel uitbaten een erezaak is geworden. In een onooglijk klein straatje in centrum Roeselare belanden we bij Ludwina Sambaer en Bart Gobien die met hart en ziel naaimachines verkopen en herstellen. “We zijn een uitstervend ras, ja.”
Ze toont een schof met spoelen, zo kleurrijk als het gifgroene behang, in lades waar ooit drukletters in werden bewaard. Ludwina weet alles liggen in het kleine winkeltje waar de tijd is blijven stilstaan. Alles is hier netjes verzorgd, van de etalage tot de prachtige vloer die al meer dan 100 jaar oud is. Goed bewaard ook. “Enkel de zulle is wat versleten”, lacht Bart Gobien (62). Kan ook moeilijk anders, want sinds 1912 komt hier heel wat volk over de vloer.
Sinds jaar en dag worden klanten hartelijk ontvangen door Ludwina, intussen 71 lentes jong. Ze oogt wat frêle, maar haar ogen fonkelen als geen ander. Ook als ze naar Bart kijkt, die in de living naaimachines herstelt. Ze vertellen voluit, af en toe enkel onderbroken door de koekoeksklok. Dertig jaar geleden zaten ze voor het eerst samen, geheel toevallig op uitstap met het Davidsfonds naar Antwerpen. Het tafeltje in restaurant ’t Hof van Eden hebben ze intussen geruild voor de gezellige keukentafel van hun eigen paradijsje, verscholen in een klein straatje in het centrum van de Rodenbachstad.
Ludwina was meer dan 20 jaar leerkracht Frans aan de Burgerschool, terwijl Bart als technisch tekenaar twee decennia lang de productieplanning deed in een kamslagerij, waar ze onderdelen verkochten voor weefgetouwen. Toen het bedrijf werd overgenomen, keerde hij terug naar zijn eerste liefde: de bibliotheek. Sinds zijn vijftiende vertoefde hij er als vrijwilliger en uiteindelijk ging hij er ook voltijds aan de slag. Sinds een paar jaar is hij met pensioen, maar thuis heeft hij zijn eigen minibibliotheek ingericht, waar hij zich verdiept in thrillers en boeken over de geschiedenis van Roeselare.
Van blad- tot drijfveer
Wanneer we hen spreken, is het dag op dag 25 jaar geleden dat hun leven voorgoed veranderde. “Mijn moeder stierf toen, waardoor mijn vader niet de winkel kon doen én machines herstellen. Hij was ook niet graag alleen”, aldus Ludwina. Dus ging haar boekentas definitief de kast in en schoolde Ludwina zich om. “Ik moest alles leren. Toen mijn vader vroeg om een drijverbladveer, was ik eerst op zoek naar een springveer.” (lacht) Spijt heeft ze nooit gehad. Ze kende de winkel, was er letterlijk in opgegroeid en had er heel veel sociaal contact. En Bart, die was het al jaren gewoon om samen met haar vader naaimachines te herstellen. “De koppel is were bezig”, grapte mijn moeder dan.
“Sommige klanten noemen dit het mooiste winkeltje van Roeselare”
In de winterperiode ruilt hij zijn atelier achteraan in voor de living. Daar is het iets warmer. Hoewel hij het niet zegt, zie je dat hij ook graag dicht bij Ludwina vertoeft. Soms vloekt hij al eens als het niet meteen lukt, dat herstellingswerk, en dan vraagt Ludwina speels of dat wel nodig is. Maar het is zijn manier van werken, zegt hij. Hij gaat er prat op dat hij zowat elke naaimachine kan herstellen. “Mijn vader was smid en mijn grootvader was een grote naam in de paardenwereld, waar hij paarden besloeg.” Maar zijn vader drukte hem op het hart dat hij maar beter iets anders deed. Ook Bart heeft geen spijt dat hij dit nu doet vandaag. Zeker niet.
De vakliefde van beiden zit in het precisiewerk. “Mijn vader had het over één millimeter alsof hij van tien kilometer klapte”, grijnst Ludwina. “Dan zei hij: ge moet eens kijken! Dat scheelt hier een millimeter! Hij kon streng zijn, ja. Dat was ook terecht, het moet in orde zijn.”
Die werkethiek is dus een familiaal trekje. Boven de voordeur en de afgesleten zulle staat het jaartal 1912. Haar grootvader Julien startte de zaak in dat jaar op. Hij was naar verluidt technicus bij naaimachineproducent Singer. Zoon Charles werd vier jaar later geboren in Parijs, op de vlucht voor het oorlogsgeweld. Toen zijn moeder stierf in 1940 stapte hij mee in de zaak. De kneepjes van het vak had hij geleerd in het Duitse Maagdenburg. Later leerde hij Maria Callewaert kennen, die het boegbeeld werd van de winkel. De familie Sambaer had zelfs een eigen naaimachinemerk. “In de tijd van mijn grootvader was een naaimachine het eerste wat ze kochten toen ze trouwden. Maar zelf heb ik nooit genaaid, nee. De tijd ontbrak, al kan ik natuurlijk wel een broek inkorten.”
Lovebirds
De naam Sambaer klinkt als een klok. “We verkochten een tijdje geleden nog een naaimachine aan een jonge gast uit Limburg. Vaak passeren er ook mensen uit Roeselare die intussen uitgezworven zijn. Zo hebben we vaste klanten uit Gent, Antwerpen en zelfs Zuid-Frankrijk en Amerika.” Personeel hebben ze niet. Nooit gehad, ook. Maar de twee kunnen altijd rekenen op elkaar. Daar hebben ze geen half woord voor nodig.
Veel collega’s hebben ze niet meer, zeker in de streek. “We zijn een uitstervend ras”, weet Bart. Maar de interesse is nog steeds groot, weet Ludwina. “Een paar jaar geleden was er nog een revival. Retouchezaken werden steeds duurder en mensen wilden het thuis zelf doen. Er worden ook steeds vaker naaicursussen ingericht. Naast naaimachines vind je hier zowat alles, van garen tot scharen.”
Ludwina en Bart doen intussen dapper voort. Niet omdat het moet of tegen hun zin is. Integendeel. “Omdat we het gráág doen. Hobby’s? Goh, Bart leest graag, en ik ben zot van plantjes en vogeltjes. Een tijdlang hadden we agapornissen, nu kijk ik vooral naar wat er in de tuin fladdert. De agapornis of dwergpapegaai staat ook bekend als de lovebird.” Als ik de twee lovebirds vraag wat ik hen nog mag toewensen, lachen ze wat ongemakkelijk. “Een goeie gezondheid, misschien? De rest komt wel vanzelf. We hebben geen kinderen. Zolang we het graag doen, gaan we verder”, aldus Bart. Bij het naar buiten gaan, tonen ze nog eens trots elke uithoek van hun winkeltje. “Sommige mensen noemen dit het mooiste winkeltje van Roeselare”, gniffelt Bart. Als ik over de zulle de moderne, veel te grijze wereld instap, kan ik alleen maar bedenken dat die mensen overschot van gelijk hebben.
Erezaak
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier