BEKIJK. Zoveel verdienen inwoners in jouw gemeente: “In West-Vlaanderen is de kloof tussen rijk en arm het kleinst”

Hoewel we zeker niet de hoogste lonen hebben, is ons ‘gezamenlijk’ inkomen zeker niet laag. © Open AI
Phebe Somers

De gemiddelde West-Vlaming ontving in 2022 zo’n 28.287 euro aan netto-inkomsten, oftewel 2.357 euro per maand. Daarmee doen we het lang niet slecht, en dat komt hoofdzakelijk door de vele werkenden in onze provincie: “Niet de hoogste lonen, maar wél een laag armoederisico.”

Een administratief beschikbaar netto-inkomen van 28.287 euro per jaar, daar mocht de modale West-Vlaming in 2022 op rekenen. Daaronder vallen alle belastbare én niet belastbare inkomsten, onder meer: lonen, sociale uitkeringen, vakantiegeld, pensioenen, kinderbijslag, huurinkomsten (na aftrek kosten), vrijwilligersvergoedingen… Elke euro die je dus – na aftrek van de belastingen – in een jaar op je bankrekening ziet verschijnen. Deze cijfers komen uit de recentste analyse van het Belgische statistiekbureau Statbel.

Brede middenklasse

Hoewel onze provincie het al jaar en dag met de laagste brutolonen moet doen, ligt de mediaan van het beschikbare inkomen het laagst in… Antwerpen en Limburg. “De mediaan is het bedrag dat pal in het midden van alle inkomens ligt, de helft van de bevolking krijgt dus meer en de andere helft minder. Het geeft weer hoeveel een ‘typische’ inwoner verdient. West-Vlaanderen belandt hiermee in de middenmoot van Vlaanderen”, zegt professor arbeidseconomie Stijn Baert (UGent). (lees verder onder de kaart)

“Dat komt omdat deze provincie een uitgebreide middenklasse heeft, mede door de zeer hoge werkzaamheidsgraad. In andere provincies met steden zoals Gent en Antwerpen is het verschil tussen ‘rijk’ en ‘arm’ veel groter: enerzijds heb je de hoogopgeleiden die goed betaald worden en loongemiddelden omhoog trekken, anderzijds is er een nog grotere groep mensen die van een uitkering leven of op het loon van hun partner terugvallen, die dus meer plek innemen in de rangschikking om de mediaan te bepalen.”

Professor arbeidseconomie Stijn Baert geeft verschillende verklaringen voor de provinciale en gemeentelijke inkomensverschillen.
Professor arbeidseconomie Stijn Baert geeft verschillende verklaringen voor de provinciale en gemeentelijke inkomensverschillen. © Rebecca Fertinel

De hoge werkzaamheidsgraad blijft onze provincie goede punten opleveren. Zo verdienen we elk ongeveer 4.387 euro (of 18 procent) meer dan vijf jaar geleden, de grootste stijging boven de taalgrens. “Al is dat wel louter een gevolg van de indexatie”, meent Stijn Baert. “In andere provincies zijn er meer huismannen en -vrouwen: die krijgen geen uitkering, daar valt dus niets te indexeren..”

Daarnaast hebben we het op een na laagste armoederisico. Slechts 7 procent van onze bevolking heeft een jaarlijks beschikbaar inkomen dat onder de nationale armoedegrens ligt. In alle andere provincies, behalve Vlaams-Brabant, leven er procentueel meer mensen in armoede.

Demografisch verschil

Zoomen we in op de gemeentelijke verschillen, dan merken we weinig verrassingen op. De meeste centen vinden we terug in de rand van Brugge, met een mediaan netto-inkomen van 31.093 euro in Jabbeke op kop. Gevolgd door Oostkamp, Zuienkerke, Zedelgem en Beernem.

“Niets nieuws onder de zon, ook in andere provincies vestigen mensen met een mooi inkomen zich in landelijke regio's rond een grotere stad. Vaak zijn dit tegelijk plekken met lage gemeentebelastingen, waardoor de inwoners nóg meer overhouden op hun rekening”, verklaart de arbeidseconoom. (lees verder onder de kaart)

Mesen is dan weer de ‘armste’ gemeente in onze provincie, daar verdienen inwoners doorgaans 24.911 euro. Ook de andere grensgemeenten Menen, Spiere-Helkijn en Wervik behoren tot de top 10 met de laagste inkomens, deels te wijten aan het relatief grote aandeel van de inactieven, werklozen en leefloners.

Tot slot is het jaarlijkse inkomen van de Oostendenaar mager. Met een mediaan van 25.635 euro leeft 11,1 procent (het hoogste percentage in de provincie) van de bevolking er onder de vastgelegde armoedegrens. “Al geeft dit een licht vertekend beeld. De demografie in de kustgemeenten is namelijk uniek: veel rijkere en niet-actieve burgers trekken er zich op hun oude dag terug. Hun inkomen is dan wel lager dan dat van de werkenden, maar dat wil niet noodzakelijk zeggen dat ze arm zijn”, besluit Baert.