Zo’n 22 procent van alle gebouwen in West-Vlaanderen maken deel uit van lintbebouwing of verspreide bebouwing buiten de stadskern, dat blijkt uit een analyse van buurtontwikkelaar Matexi. Dat is niet weinig, maar wel een pak minder dan alle andere Vlaamse provincies. Positief nieuws, want zowel op economisch als ecologisch vlak is het voordeliger om nieuwbouw zoveel mogelijk in de stads- en dorpskernen te realiseren en de open ruimte met rust te laten.
“Linten zijn lineaire bebouwingspatronen die minimum 200 meter lang zijn. Verspreide bebouwing bestaat uit hoofdgebouwen die niet in kernen of linten liggen. In de praktijk komen ze verspreid voor in de open ruimte of in kleine concentraties, op grotere afstand van elkaar”, klinkt het bij het Vlaams Departemet Omgeving.
Deze bouwvormen hebben volgens onderzoek verschillende nadelen: hogere kostprijs van infrastructuur (vb rioleringen en elektriciteitsvoorziening), meer CO2-uitstoot door een verhoogde mobiliteit (mensen wonen verder van voorzieningen en nemen vaker de auto), versnippering van de open ruimte, meer verharding (en dus een verlies aan biodiversiteit en andere klimatologische voordelen)… (lees verder onder de grafiek)
De discussie over de betonstop/bouwshift is al jaren aan de gang, met als doel om zo weinig mogelijk extra open ruimte in te nemen in Vlaanderen. Linten en verspreide bebouwing buiten de kernen beperken kan hierbij helpen. Toch behoort meer dan de helft van alle nieuwbouw (gezet tussen 2019 en 2024) tot één van deze twee bouwvormen, volgens de analyse van Waregems bedrijf Matexi. (lees verder onder de grafiek)
Positieve nuance: in West-Vlaanderen gaat het over slechts 42 procent, van de 9.313 hoofdgebouwen die er in vijf jaar tijd bijkwamen. Bij ons wordt nieuwbouw dus vaker in de dorps- en stadskernen gerealiseerd, en blijft de open ruimte dus meer gespaard. Dat is geen recent gegeven: als we ons volledige gebouwenpark anno 2024 bekijken, leren we dat 22 procent van alle gebouwen op het platteland staan. Dat is het laagste percentage in heel Vlaanderen. In Limburg gaat het bijvoorbeeld over 46 procent. “We moeten blijven focussen op inbreiding, verdichting en kernversterkend bouwen”, aldus Kristoff De Winne, Acquisition & Development Director bij Matexi. (lees verder onder de kaart)
Ook binnen de provincie zijn de verschillen groot. Zo ligt het aandeel lint- en verspreide bebouwing onder de 10 procent in Oostende, Blankenberge, Bredene, Brugge, Kuurne en Mesen, maar boven de 50 procent in Kortemark, Heuvelland, Ruiselede, Lo-Reninge, Vleteren, Alveringen en Zuienkerke.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier