Ze worden steeds zeldzamer: de zaken waar de uitbater elk product door en door kent, waar service belangrijker is dan kortingen en waar het erfgoed niet alleen schuilt in de gevel en het interieur, maar ook in de mensen zelf. Omdat hun winkel uitbaten een erezaak is geworden. In Oostkamp maken we kennis met Karel Deknock, de vijfde generatie die brood bakt uit dezelfde oven als bijna 150 jaar geleden. En toch is voor Karel het leven véél meer dan werken alleen.
“Of ik geen druk heb gevoeld? Ja, in het begin. Al die generaties die op je handen kijken.” Karel glimlacht, terwijl hij nog eens het vuur in zijn oven oppookt. Hij is niet de man van grote woorden, maar letterlijk en figuurlijk een warme bakker. Robuust postuur, peperkoeken hart. Zijn vrouw Wanda de rust in alle chaos én onmisbaar zal hij haar later noemen brengt een tas koffie, terwijl hun dochters al meteen honderduit vertellen. Het mag geen verrassing zijn dat het geheim van vijf generaties huist in de familiale waarden en de liefde voor het vak. Groot is het atelier van Karel niet. De deegmachine en de bijhorende bakvormen dateren zichtbaar uit de vorige eeuw, maar nog waardevoller is het zicht dat Karel heeft: op de tuin en vooral op zijn spelende kinderen in de living.
Het was zijn betovergrootvader die in 1882 de bakkerij opstartte. Om een idee te geven: in datzelfde jaar is de bouw gestart van de Sagrada Família in Barcelona, terwijl over de plas Thomas Edison nog maar net de gloeilamp had geperfectioneerd. Het was in deze straat, wat verderop, dat Eduardus Alphonsius Josephus Deknock (de naam zou sindsdien aan elkaar geschreven zijn, red.) besloot bakker te worden, al was de concurrentie met 19 bakkers in de buurt niet min. In 1895 verkaste hij naar de huidige locatie. Datzelfde jaar werd zijn vijfde kind geboren, later zouden er nog twee volgen.
Harde werker
De oudste zoon Robert was een geboren patissier, maar zijn politieke aspiraties hadden een impact op de bakkerij. Zijn zoon Jan nam uiteindelijk over, maar hij had het niet makkelijk. Zeker niet toen hij in WO II zijn vrouw verloor. Diens oudste zoon Karel sprong bij en nam uiteindelijk over. Hij had nooit een opleiding tot bakker gevolgd, maar was een harde werker. Koppig ook. Een eigenschap die zijn zoon Edward ook erfde. Ook hij liet de modernisering aan zich voorbij gaan en zette de traditie voort. Geen haar op zijn hoofd dat eraan dacht om de houtoven in te ruilen voor een exemplaar op gas of elektriciteit. Want hij had wat al die mensen al generaties lang konden bekoren: een oerdegelijk brood.
Het is een gedachte die Karel, sinds een kleine vier jaar broodheer van dienst, niet heeft losgelaten. “Tijdens mijn opleiding op school heb ik nooit gehoord dat we voor de beste producten moesten gaan, een vreemde logica. Meer nog: ze voegden stoffen toe voor een betere kleur. Maar dat stonk en was geen meerwaarde.” Karel houdt halsstarrig vast aan die basis. In zijn atelier vind je ook geen rijskast of zelfs een diepvries, tenzij eentje om ijsjes in te bewaren voor de kinderen. Boterkoeken of pistolets bakt Karel niet, taarten maakt hij al evenmin. Niet dat hij het niet kan. “Integendeel, maar ik ben meer voor het brutere werk. En ik denk ook dat ik het snel beu zou zijn. Bovendien is precisie nooit mijn sterkste kant geweest.” Je zou het hem allerminst toegeven, maar Karel noemt zichzelf onomwonden lui. Niet qua werk, maar mentaliteit. “Als het makkelijk kan, kies ik altijd die weg. Zelfs al is dat in de praktijk vaak niet altijd zo.” Hij grijnst alweer.
Van kickboksen tot gamen
De oven warmt op. Op de koudste plek is het 170 graden. Binnen een uur of 8 gaan de eerste broden erin. Maar eerst slaapt Karel nog een paar uur. “Mensen verklaren mij soms zot, maar zelfs een kwartier slaap kan al veel doen.” ’s Middags bakt hij niet, maar slaapt hij. De weinige tijd die hij bij zijn kinderen kan spenderen, is heilig. Dat hij het anders doet dan zijn vader, wil hij niet zozeer gezegd hebben. “Niet dat hij geen tijd had voor ons… Er was gewoon weinig tijd voor emoties. We moesten doordoen.” Hij zwijgt even. “Hij was misschien meer werkgericht. Als ik ziek ben, sluiten we. Ziek werken heeft geen zin, dan bekoop ik dat een hele week. Toen mijn oudere zus mee in de zaak zat vandaag heeft ze een broodjeszaak in Sint-Andries sloot de bakkerij voortaan twee dagen, op zondag en maandag. Als het aan mijn ouders had gelegen, waren dat wellicht twee halve dagen gebleven, maar op die manier werk je toch 7 op 7. Mijn vader heeft het wel duizend keer gezegd, dat hij dat beter veel eerder had gedaan.”
“Ik wil het niet romantiseren, maar ik hou wel van de nacht, van de rust en stilte”
Het is geen geheim dat vorige generaties zich vaak krom werkten, omdat het zo verwacht werd. Maar de sluitingsdagen hebben niet aan klandizie ingeboet. Meer nog, ze komen zelfs vanuit Antwerpen of Nederland afgezakt naar Oostkamp. Niet zelden is het brood snel uitverkocht, simpelweg omdat je dit zo goed als nergens vindt in de streek. En Karel? Die gaat op zondag simpelweg zélf naar de bakker om pistolets voor zijn kinderen.
In een ver verleden heeft hij nog gebokst en gekickbokst. Hij heeft geleefd voor twee, glimlacht hij. Op vrijdagavond ging hij nooit uit, want hij moest al vroeg in de bakkerij staan, waar hij als kind al aan verknocht was. “Het was vrijdagnacht meehelpen of zaterdag opkuisen.” Die dag spendeerde hij liever aan de KSA en uitgaan. Karel heeft vandaag een zekere rust gevonden, ook dankzij de kinderen, al slaat hij een feestje op zaterdag zelden af. En in de woonkamer staat de pc altijd op, voor een spelletje World of Warcraft, terwijl poes Zelda of Pluisje langs zijn benen krolt.
Geen werk
Een tijdlang stond Karel samen met zijn grootvader én vader te bakken. Die laatste springt nog elke nacht bij. Karel spreekt vol ontzag over de man van wie hij alles heeft geleerd. “Hij kan toch niet slapen en je laat dat ook niet zo makkelijk los. Of we babbelaars zijn? Goh, als je twintig jaar naast elkaar werkt, zijn de verhalen wat op. Maar we kunnen nog altijd lachen en dul zijn op elkaar. Bovendien is dat sociaal contact ’s nachts best fijn, ook al wordt er niets gezegd. Mensen die ’s nachts werken zijn een speciaal ras. Mijn broer heeft het een tijd geprobeerd, maar je moet er echt voor gemaakt zijn. Ik wil het niet romantiseren, maar ik hou wel van de nacht, van de rust en stilte die het met zich meebrengt. Maar het vraagt veel van jezelf, ja. Op reis gaan is een soort realitycheck. Dan pas zie je wat er overdag allemaal te doen is.”
En toch hoeft hij niet na te denken als ik vraag of hij dit nog wil doen tot zijn pensioen. “Ik heb dit nog geen enkele dag gezien als werk. Maar als ik een andere oven zou moeten nemen, dan stop ik ermee, denk ik.”
Hij knipt het licht uit, de avond valt straks. In het atelier wordt het stil, maar het vuur in de oven brandt, net zoals in het hart van Karel, verwoed verder.
Erezaak
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier