1 op 10 West-Vlamingen ervaart armoede
Bijna 1 op de 10 West-Vlamingen loopt het risico op armoede of sociale uitsluiting. Dat zijn er elk jaar een beetje minder. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau, dat de financiële situatie en levensomstandigheden van de bevolking in 2022 in kaart bracht.
Exact 9,4 procent van alle West-Vlamingen wordt geconfronteerd met minstens één vorm van armoede: monetaire armoede, ernstige materiële en sociale deprivatie of leven in een huishouden met lage werkintensiteit. Daarmee doen we het iets beter dan het Vlaamse gemiddelde, dat ligt op 11,2 procent. In de meeste gevallen gaat het over de eerste soort. Ongeveer 81.000 West-Vlamingen (6,7 procent) wonen in een huishouden waar het beschikbare inkomen lager ligt dan de armoededrempel, voor een alleenstaande bedroeg die op het moment van de dataverzameling 1.366 euro per maand. Zij lopen het risico op monetaire armoede. Dat zegt niet noodzakelijk iets over hun levensstandaard, maar wel over hun inkomenssituatie.
Opvallend is dat ruim 1 op 100 West-Vlamingen (1,2 procent) kampt met materiële deprivatie, meer dan dubbel zoveel als drie jaar geleden. Dat betekent dat ze niet in staat zijn om zich minstens vier van de negen vooropgestelde basisvoorzieningen te veroorloven, denk maar aan huur of hypotheek van de woning, verwarming, vlees of andere eiwitbronnen, een telefoon, op vakantie gaan…
Onverwachte uitgaves
De overige armoede-indicatoren blijven daarentegen al jaren stabiel of zijn licht gedaald sinds 2019. Zo heeft 2,6 procent van alle West-Vlamingen te maken met materiële en sociale deprivatie. Zij zijn niet in staat om vijf of meer van de dertien gedefinieerde items te betalen die nodig zijn om een comfortabel leven te leiden. Zij hebben – na het betalen van hun basisvoorzieningen – geen budget meer over om een onverwachte uitgave te doen, versleten kledij tijdig te vervangen, thuis toegang te hebben tot het internet, minstens een keer per maand iets gaan eten of drinken, een eigen wagen aan te kopen, regelmatig deel te nemen aan vrijetijdsactiviteiten…
Al de bovenstaande indicatoren zijn in in bepaalde mate afhankelijk van de professionele activiteit van de gezinnen in kwestie. Uit de data van Statbel blijkt verder nog dat 5 procent van alle inwoners van onze provincie leven in een huishouden waar de beroepsactieve leden minder dan een vijfde van hun beschikbare tijd werken. Grofweg gaat het dus over volwassenen (die niet studeren of arbeidsongeschikt zijn) tussen de 18 en 64 jaar die gemiddeld minder dan 8 uur per week werkten.
We merken wel op dat we op Vlaams-Brabant het beste scoren op elk vlak, en dat de armoederisico’s in West-Vlaanderen dus relatief laag liggen ten opzichte van de andere Vlaamse provincies.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier