Wouter moet meer orde hebben! Zo heet de nieuwste voorstelling van Wouter Deprez, waarmee hij zopas in première ging. De naar eigen zeggen principieel wanordelijke Deprez gaat verhuizen en probeert ruimte in zijn huis én hoofd te creëren. En zoals altijd gaat dat met vallen en opstaan. “Ik kan veel makkelijker ontroerd raken dan vroeger.”
“Als je nog praktisch denkt, zijt ge niet verliefd, hé.” De zin passeert bijna achteloos in zijn nieuwste voorstelling, maar is wel tekenend. Deprez (49) heeft het over de rommel in zijn huis, maar het slaat evengoed op zijn huwelijk en het leven tout court. In Wouter moet meer orde hebben! volgen de grappen en handig verpakte filosofische inzichten elkaar als vanouds in sneltempo op. Weinig mensen die er zo goed in slagen om de juiste woorden te vinden. Hij heeft het zo goed onder de knie, dat hij op Radio 1 zelfs nog nieuwe woorden uitvindt, met de befaamde ontbreekwoorden.
Op een zucht van zijn vijftigste verjaardag lijkt Wouter zichzelf beter te kennen dan ooit, en speelt hij als het ware bevrijder dan ooit. Zelfs al hinkt hij dezer dagen na een val met de fiets. “Symbolisch als ik het heb over vergankelijkheid”, grijnst de eeuwige positivo.
In deze voorstelling staat je opruimwoede centraal, omdat je verhuist van Gent naar het kleine Vinderhoute. Vanwaar die switch?
“De bloementuin van mijn vrouw Marjan. Daar hebben we veel meer plaats. Bovendien wonen we nu langs een drukke baan, met steeds meer verkeer en straatraces. Ik woon sinds mijn achttiende in een stad, en ik ben klaar voor iets rustigs. Maar de vrienden in Gent zijn nooit ver weg.”
Rustig is een understatement overigens. De bekendste trekpleisters in Vinderhoute zijn de twee oudste kastanjebomen van het land.
(lacht) “We wonen er nog niet, maar we hebben al veel meer contact met de buren. Het is zo’n plek waar er altijd iemand buiten staat of komt kijken met de vraag of er hulp nodig is. Dat is een beetje het dorpsleven zoals ik het mij herinner in Geluwe.”
Bij verhuizen kan je dus niet rond opruimen. Ben je een verzamelaar?
“Opruimen is een eeuwig ding bij mij. Mijn vrouw zegt dat ik niet zozeer gehecht ben aan de voorwerpen, maar wel aan het potentieel ervan. Ik denk altijd: misschien kan ik het daar of daarvoor gebruiken. Op rommelmarkten word ik ook altijd meegesleept door mijn eigen enthousiasme, op het manische af. (lacht) Het is diezelfde opwinding die ik ook bij mijn pa zag in de stock americain. Ik kan echt verliefd worden op objecten. Maar het is een beetje zoals aan de praat geraken met een onbekende of feesten op een goeie plaat. De dag erna kan je al eens denken: wat vond ik hier nu weer tof aan?”
Je houdt van de charme in een dorp, en in je voorstelling zit een prachtige passage over godbetert een aardappelmesje. Toch liet je je eerder nog ontvallen dat je niet nostalgisch bent ingesteld.
(knikt) “Het is eerder een vorm van sentimentaliteit die ook in nostalgie zit. Daar ben ik heel vatbaar voor. Ik heb het vaak dat ik er een betekenis aan hang of er zelfs week van word. Dat lijkt ook erger te worden met de jaren. Ik kan veel makkelijker ontroerd worden.”
Jij speelt als iemand die tien jaar jonger is, maar klinkt altijd als iemand die tien jaar ouder is.
“Mijn ouders waren ook tien jaar ouder dan de ouders van mijn vriendjes. De meeste ouders waren geboren na de Tweede Wereldoorlog, de mijne er net voor. Dat verschil heb ik altijd wel gevoeld.”
Is dat een zwaarte die je met je meedraagt?
“Eerder een sérieux. Ik ben altijd ernstig geweest en net daarom is er een andere kant, veel lichter, die ik vaak opzoek. In mijn voorstellingen is dat ook zo. Als het te serieus wordt, wil ik weer vluchten van die overdreven ernst, en omgekeerd. Die slingerbeweging heeft er altijd in gezeten bij mij.”
Hoewel humor altijd centraal staat, voelt deze voorstelling net iets vrolijker dan je voorgaande.
“Die evolutie was al voelbaar in mijn vorige voorstelling, denk ik, waar ik de opdracht aan mezelf had gegeven om iemand te spelen die moreel met zichzelf in de knoop kan raken. Nu kijk ik welke leidraden ik wil bijhouden in mijn leven, wat belangrijk is en wat niet. De dingen proper zetten, dus. In spulletjes, maar nog veel meer in mijn denken. Als ik – naast grappig – moet kiezen voor emotioneel of wijs, dan wil ik vooral dat mijn show wijs is.”
Je geeft het aan in je show, maar betrap je jezelf er echt op dat je nukkiger wordt?
“Absoluut. De laatste zes, zeven jaar is dat erg naar boven gekomen, in die zin dat ik bepaalde stokpaardjes heb waar ik zo kan over drammen dat mijn omgeving af en toe zegt dat het ‘ook wel wat minder mag’. In mijn voorstelling trek ik dat drammen graag door tot in het belachelijke. Dan moet ik er mijn omgeving minder mee lastigvallen.” (grijnst)
Ben je iemand die nog zoekende is?
“Ik denk het. Maar op zich vind ik dat normaal in een lang mensenleven. In mijn vorige voorstelling liet ik mezelf wankelen op podium, met zelfinzicht dat pas helemaal op het einde kwam. Ik denk dat mijn figuur in de huidige voorstelling nu meer zelfrelativering heeft. Ook in het echte leven weet ik nu iets beter dat het drama zo erg is als ik het zelf maak.”
Zeker dat je niet uit een midlifecrisis komt?
“Dat is goed mogelijk en dat is prima ook! Ik vind dit een enorm vruchtbare periode, omdat je dingen opnieuw bekijkt en herijkt. Ik zoek ook bewust meer mensen op met andere meningen, om te kijken waar het anders kan of mijn opinies misschien wat aan te scherpen. Maar angst om oud te worden? Angst is iets irrationeel. Boeddhisten raden aan om te oefenen op vergankelijkheid, door er naar te kijken en heel radicaal te denken aan je eigen lichaam dat ‘aan het rotten is’. Somber vind ik dat niet, omdat iedereen sterft en je je er dus beter kunt op voorbereiden. (denkt na) Er is een citaat van Woody Allen, die zei: ‘ik weet dat iedereen doodgaat, maar ik dacht dat er voor mij een uitzondering zou zijn’. Maar waarom zou dat zo zijn?”
Je klinkt als iemand die het leven begrijpt.
“Haha, nee, hoor. Ik kan heel goed theoretisch uitleggen hoe het is, maar in de praktijk is het een ander verhaal… Zelfs een voorstelling spelen, is eigenlijk heel dubbel daarin. Een podium is heel erg in controle zijn, maar om echt goed te spelen, moet je wel kunnen loslaten. Het constante zoeken naar dat evenwicht is op lange termijn een ongelooflijke levensles.”
Je raakt het ook even aan in je show. Je kinderen zijn intussen pubers. Ook daar is loslaten nooit veraf.
“Ze leveren ook extra commentaar en zeggen mij al eens dat ik te veel aan het zagen ben. ‘Je zegt dat wij zo in elkaar zitten, maar je kent er niets van’. Dat is heel goed voor een mens. Dat vind ik wel een cadeau.”
Denk je dan niet: shit?
“Ja, maar we zijn een optelsom van alle momenten waarbij je denkt: shit? Kom ik zo over of zit ik zo in elkaar? Soms denk ik: ja, werk aan de winkel, en soms dram ik gewoon door en dan verdraag ik het maar dat ik er veel commentaar op krijg.”
In februari word je 50. Heb je daar problemen mee?
“Totaal niet, eigenlijk. Nee, echt waar. Ik vind dit een heel geestige leeftijd, omdat je dingen makkelijker begrijpt. Wat ik wel nog in de ogen van mijn ouders heb gezien, is dat gevoel dat wij nu hebben: ‘ah, hij is daar mee bezig, of hij is die fout aan het maken. Maar we moeten hem laten doen’. Dat is iets wat ik wellicht lastig ga vinden, omdat ik weet hoe het in elkaar zit of gaat eindigen, maar ze moeten het zelf doormaken. Iemand zijn eigen leven laten leiden, eigenlijk. Ik denk niet dat ik dat gemakkelijk ga vinden. Met de jongste ga ik vaak in confrontatie, de oudste moet ik dan weer eerder een duwtje in de juiste richting geven. Zelf heb ik veel deugd gehad van personen rond mij die mij een schop onder mijn gat gaven.”
Wat je niet meer moet leren, is hoe je mensen raakt. Je coachte prachtige voorstellingen als ‘Mamamanie’ en ‘Once Upon a Time in de Westhoek’, waarbij mij hetzelfde opviel: er wordt de hele tijd authentiek gespeeld, maar opeens komen de emoties van heel diep. Zo diep dat het niet meer gespeeld is.
“Dat is niet zozeer een emotie op het moment zelf, maar echt een herbeleving. In Once Upon a Time in de Westhoek speelt Wouter Bruneel zijn grootvader, maar als je niet oplet, krijgt dat geen urgentie. Hetzelfde bij Mamamanie van Julie (Delrue, red.). Je voelt op een gegeven moment voor de eerste keer dat er achter dat verhaal iets ernstigs zit. Voor mij is dat het moment dat het stuk overgaat naar een soort radicale kwetsbaarheid. Dan wordt dat een cadeau omdat je álles zegt, maar het is niet zozeer therapie. Het is een momentje dat je kan binnenkijken, en dat je zegt aan het publiek: nu zijn we waar we moeten zijn.”
Wat opvalt, is dat je ook nu weer onbewust – zonder belerend te zijn – focust op ‘zorgen voor elkaar’. Ben je daar nog altijd zo positief over? Want er zijn in deze maatschappij niet veel zaken om vrolijk van te worden.
“Veel van de personages in mijn voorstelling zijn mannen. Mannen die zich afvragen: hoe kunnen we ons vormen? Ik heb veel energie, ik wil veel, wat kan ik daarmee doen? Mijn pa deed dat op zijn manier, mijn maten ook. Ik moet nu ook kijken wat ik geleerd heb, en moet beginnen selecteren. Dat is ook vormen, wat uiteindelijk leidt tot zorgen voor iets omdat je er waarde aan hangt. (denkt na) In mijn vorige voorstelling had ik het al over hoe mijn kinderen niet worden gevormd op school. De taal is te vaag, de resultaten van het taalbeleid zijn affreus, er worden woorden gebruikt die slachtoffers gaan eisen. Wij zijn de generatie die nu moet vormen, maar we pakken onze taak niet serieus op. Dat is iets wat ik al heel lang zeg. Jongeren die een stiel aanleren, krijgen dat soms slechter aangeleerd dan vroeger. Geef die jongens een onderwijs en activiteiten die hen kunnen vormen, zodat ze niet alleen het idee van mannelijkheid uit de podcast van Joe Rogan moeten halen, of nog erger: bij figuren als Andrew Tate. (op dreef) Wij gaven taallesjes in de buurt, maar mochten het niet over ‘taalachterstand’ hebben, omdat dat te stigmatiserend werd. Ik heb daar begrip voor, maar dat helpt niet. Het echte stigma zal volgen als ze later geen kansen krijgen omdat ze geen Nederlands kunnen. Huiswerkbegeleiding krijgen ze in de moskee. De vraag is of dat een goed idee is, en waarom je dat niet op jou neemt als maatschappij.”
Ben je hoopvol?
“Hoop vind ik iets heel raars. Ze zeggen wel eens: optimism is a moral duty (optimisme is een morele plicht, red.), maar is dat ook zo? Verplicht optimistisch zijn… geen idee waarom je dat zou doen. Misschien in de hoop dat je ervan uitgaat dat iets opgelost wordt als een soort deus ex machina. In mijn ervaring is dat niet zo. Het komt omdat mensen de dingen concreet in handen nemen. Ik heb veel gelezen over de stoicijnen (navolgelingen van de 2000 jaar oude Griekse filosofie, red.) en het oefenen op de vergankelijkheid. Wat heb je zelf in handen? En als je dat niet hebt, heeft het weinig zin om daarover te piekeren. En als je je er toch zorgen over maakt, lach jezelf uit. Ik vind dat wel fijn, die gedachte dat je die gevoelens niet moet wegduwen. Dat is iets wat ik nu heel hard probeer mee te geven.”
Tickets en info voor ‘Wouter moet meer orde hebben!’ via www.wouterdeprez.be.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier