De seizoensfinale van VTM-soap Familie komt er binnenkort aan, maar Ray Verhaeghe (91), die Albert speelt, denkt nog lang niet aan stoppen. “Zolang ze mij niet opzeggen en mijn gezondheid het toelaat, ga ik door. Acteren is mijn leven”, klinkt het bij de geboren Torhoutenaar. We gingen op bezoek bij hem thuis in Wilrijk en bladerden met de sympathieke Ray door zijn oude fotoalbums.
Ray – die voluit eigenlijk Raymond heet – Verhaeghe is bij het brede publiek bekend als Albert Thielens in de populaire VTM-soap Familie. Wat velen niet weten, is dat hij geboren is en opgroeide in Torhout. Hij zag het levenslicht op 19 maart 1926 bij hem thuis, in de straat die toen nog de Roeselaarsesteenweg heette. Vandaag is dat de Rijselstraat. Ray was de derde in een gezin met vier zonen. Zijn drie broers André, Armand en Joris zijn allen overleden. Joris leefde tot zijn dood in Torhout, zijn weduwe Lieve Puype woont er nog altijd.
“Acteren voelt voor mij niet als werken. Een beeldhouwer stopt toch ook niet op zijn 65ste?”
Ray liep lagere school in de Oefenschool en ging daarna naar het Torhoutse college, waar hij vier jaar humaniora volgde. Daarna volgden twee jaar op internaat aan het Sint-Vincentiuscollege in Ieper. Tot slot liep hij conservatorium in Brugge, behaalde hij een gehomologeerd diploma aan het conservatorium in Gent en trok hij naar de Studio Nationaal Toneel in Antwerpen, vandaag bekend als de Studio Herman Teirlinck.
Daarop volgde een indrukwekkende carrière als acteur bij de Koninklijke Nederlandse Schouwburg in Antwerpen. Hij scoorde ook rollen in tv-programma’s als Kapitein Zeppos, Wij, Heren van Zichem en Postbus X. Na zijn pensioen ging hij aan de slag bij Familie.
Ray trouwde in 1955 met Diana Sanders uit Sint-Michiels (Brugge), die twaalf jaar geleden overleed. Hij heeft vier kinderen: Marjan, Lies, Willemien en Pieter. Ondertussen is Ray de opa van twaalf kleinkinderen.
Opgroeien tijdens WOII
Je moet de Tweede Wereldoorlog heel bewust hebben meegemaakt. Wat herinner je je daar nog van?
“Kort voor de capitulatie in mei 1940 waren er drie à vier dagen aan een stuk zware bombardementen op Torhout. Dat was natuurlijk een manier van de Duitsers om koning Leopold III onder druk te zetten, want hij verbleef in het kasteel van Wijnendale. Er vielen toen verschillende doden, de kerk brandde uit en ook de kapel naast ons huis werd vernield. Wie sliepen die dagen niet in huis, maar in een kot met zandzakken in de tuin.”
“In Torhout waren er heel veel Duitsers. Ze gebruikten de spoorweg voor een grote trafiek van wapens, waardoor er veel soldaten gelegerd waren in Torhout. In die tijd mochten we zelfs niet naar de kust. We konden fietsen tot in Gistel, maar verder mocht niet. Door die oorlog was je dan ook aanwezen op plaatselijk amusement. Fietsen, wandelingen maken… Op reis gaan zat er niet in. Ik herinner me ook dat het ‘s avonds echt donker was. In huis mocht geen licht branden, of je moest alle gordijnen dicht doen. En ging je de straat op met je fiets, dan moest je je lichten afplakken tot er nog slechts een dun streepje overbleef. Maar er zijn ook mooie herinneringen. Ik ben een poos leider geweest bij de KSA. We mochten destijds een paar dagen op kamp gaan in het goed Ter Luchte op Driekoningen. We sliepen daar toen op strozakken.”
De jongeren van nu leiden duidelijk een compleet ander leven.
“Je kunt je niet voorstellen hoe anders alles nu is. (lacht) Is het nu beter? Neen. Was het vroeger beter? Neen. Het is gewoon compleet anders, het maatschappijbeeld verschilt volledig met dat van toen. West-Vlaanderen was tijdens mijn jeugdjaren veel katholieker gezind. Ik ben nog misdienaar geweest en liep school in het college, waar er elke ochtend voor schooltijd een communiemis was en daarna een kwartiertje geestelijke lectuur. Ook op zaterdag en zondag moesten we naar het college. Op zondag waren er zelfs drie vieringen: communiemis, hoogmis en om 15 uur vespers en lof. Ik vond dat zalig. Dat waren rituelen waar de jongeren van vandaag zich wat afkerig tegen opstellen. Maar het klimaat lag toen anders, zo goed als al onze leerkrachten waren priesters.”
Na je humaniora koos je voor het conservatorium, toen wellicht geen evidente keuze. Waarom?
“Al tijdens het middelbaar was ik daar mee bezig. Thuis hebben we allemaal muziek gestudeerd, ik speelde viool. Dat was een opstapje naar een culturele vorming, al ben ik wel de enige van mijn gezin die heeft doorgezet in die richting. Ook bij mij op school in Ieper was ik de enige die naar het conservatorium ging. Wat ga je daar doen, vroegen mijn medestudenten zich af.” (lacht)
Wat vonden je ouders van je keuze?
“Ze waren er niet echt voor, maar ook niet carrément tegen. Ze hebben me geen strobreed in de weg gelegd. Ik denk dat ze gevoeld hebben dat ik echt achter mijn keuze stond. Ik was gezien mijn opleiding Latijn-Grieks echt literair geïnteresseerd en had al geregeld poëzie voorgedragen. Het zat gewoon in mij.”
Na je artistieke opleiding bouwde je een indrukwekkende carrière uit.
“Ik heb op kot gezeten in Antwerpen en kreeg na mijn opleiding aan de Studio Nationaal Toneel een contract. We studeerden af met zeven, maar slechts twee gelukkigen mochten naar de Koninklijke Nationale Schouwburg. In een artistieke carrière ben je nu eenmaal afhankelijk van twee zaken: talent, maar ook een grote dosis geluk. Ik heb fantastische stukken mogen spelen en maakte de start van de televisie mee. In 1991 ging ik op pensioen en 24 jaar geleden werd ik gevraagd om de weduwnaar Albert te spelen in Familie.”
Was dat niet moeilijk, als ‘ernstig’ acteur meespelen in een soap?
“Wie serieus met zijn vak bezig is, kijkt daar niet op neer. Op de toenmalige BRT heb ik destijds nog wereldrepertoires gebracht, maar vandaag wordt dat nergens nog gedaan. Nu is alles feel good. Maar ik heb daar niks op tegen. Als je weet dat er elke dag 800.000 mensen naar je kijken, dan moet je zorgen dat het goed is. Wat het ook is, een soap of een stuk van Shakespeare. Het is niet aan ons om te oordelen. Als acteur sta je in dienst van je rol en je opdracht. En anders stop je er maar beter mee. Ik kijk dan ook op niks of niemand neer. Onlangs heb ik hier nog enkele vuilnismannen getrakteerd op een drankje in de tuin. Ik sla ook altijd een praatje met figuranten. Ik vind dat dat mijn plicht is.”
Je wordt ongetwijfeld vaak herkend op straat. Vervelend?
“Ik vind dat niet ambetant. Want als er niemand kijkt, dan moeten wij niet spelen. Het doet mij deugd dat de mensen laten blijken dat ze een oude smoel nog appreciëren op tv. (lacht) Mensen roepen mij en Annie (Geeraerts, die in Familie ‘Anna’ speelt, red.) geregeld na op straat. Zelfs gesluierde vrouwen laten me blijken dat ze me herkennen. Ik ben daar blij en dankbaar om. Je mag applaus nooit vanzelfsprekend vinden.”
Hoe lang denk je nog mee te spelen in Familie?
“Vroeger vormde de woning van de bomma een centraal punt op de set, maar nu hebben Anna en Albert geen eigen decor meer. Ze gaan eerder op bezoek bij de familie. Onze rollen worden wat afgebouwd, er zijn geen grote verhaallijnen meer weggelegd voor ons. Erg vind ik dat niet, wij moeten ons niet meer bewijzen. Maar het doet me wel veel deugd dat mensen onze inbreng nog altijd appreciëren. En door te blijven spelen in Familie, blijven we zelf in de running. We blijven zo in contact met jonge mensen. Spelen in Familie houdt me dus eigenlijk jong. Zolang ze ons niet opzeggen en de gezondheid mee wil, stoppen we niet. Het wordt me nochtans vaak gevraagd hoor: werk jij nog? Maar acteren is mijn leven. Een beeldhouwer stopt toch ook niet met kappen op zijn 65ste? Ik ben wel bezig, maar het voelt niet aan als werken. Ik ben aan het léven. Het is dan ook waar wat ze zeggen, dat een acteur sterft op de scène.”
“Wie bang is voor de dood, sterft elke dag een beetje”
Je hebt al een gezegende leeftijd bereikt. Ben je bang voor de dood?
“Ik ben daar eigenlijk helemaal niet mee bezig. Dat heeft geen zin. Sommige mensen zijn zo bang voor de dood dat ze van alles laten. Maar zo sterven ze eigenlijk elke dag een beetje. Ik blijf actief en sta er niet bij stil. Je moet verstandig leven, maar wel léven. Natuurlijk moet ik geen acrobatentoeren meer uithalen, maar wat ik nog kan doe ik.”
“Mijn vrouw was regentes huishoudkunde in Waregem, maar in die tijd gold de regel: getrouwd en buiten. Ze heeft dat dus maar zeven jaar gedaan. Ze was een fantastische huismoeder. Ik heb nooit moeten koken. wassen of strijken. Maar sinds ze gestorven is, doe ik dat wel. De kinderen willen uiteraard helpen, maar ik vind: als ik dat zelf kan, dan moet en wil ik dat doen. Mijn vrouw heeft het 49 jaar gedaan voor mij, nu doe ik dat als eerbetoon.”
Je bent al meer dan een halve eeuw weg uit Torhout. Draag je de stad nog in je hart?
“Natuurlijk, waarom niet? Zolang mama leefde, ben ik blijven gaan. En nu heb ik nog geregeld telefonisch contact met Lieve, mijn schoonzus met wie ik een goede band heb. We gaan ook af en toe op bezoek bij elkaar. Onlangs bezocht ik het kasteel van Wijnendale nog eens voor een rondleiding. Ik liep er de kasteelheer, Jean-Jacques Matthieu de Wynendaele, tegen het lijf. Het weerzien was hartelijk. In mijn kindertijd was ik bevriend met de zoon van één van de bedienden die op het kasteeldomein woonden. Ik ging er dan ook geregeld spelen en ook Jean-Jacques speelde nog met ons. Mooie jeugdherinneringen. Veel gevoelens, kleuren en geuren uit mijn kindertijd zijn me bijgebleven. Impressies. Zo herinner ik me nog levendig mijn fietstochten tot aan de Gouden Osse en terug. In mijn huis hangt trouwens een grote prent uit de Flandria Illustrata van Sanderus. Je ziet er Torhout op, en ook het kasteel. Je kan dus wel zeggen dat Torhout nog in mijn hart zit.”
Televisie en radio
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier