Peter Bulckaen speelt transpersoon in ‘Frank wordt Francine’: “Ik heb een serieus vrouwelijk kantje”

Peter Bulckaen werkt hard, maar geniet ook met volle teugen. Ook thuis, want straks is hij al 35 jaar samen met zijn vrouw: “Natuurlijk is zij mijn grote geluk.” © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Op vrijdag 21 april is het exact 15 jaar geleden dat Peter Bulckaen voor het eerst opdook in ‘Familie’ als Mathias, een personage dat hij nu al langer speelt dan de befaamde Max in ‘Wittekerke’. Hoewel standvastigheid zijn tweede naam lijkt, komt hij regelmatig verrassend uit de hoek. Zo is hij dit najaar te zien in het tweede seizoen van ‘Chantal’ en staat hij dezer dagen als transgender op de planken in ‘Frank wordt Francine’ van Het Prethuis. Een rol die in deze tijden best als uitdagend mag bestempeld worden. “Soms denk ik dat ik te veel beroepsernst heb.”

Hoewel hij minder dan vier uur geslapen heeft die nacht, een hele dag op de set van ‘Familie’ stond en straks nog een voorstelling van ‘Frank wordt Francine’ speelt, ontbreekt het Peter niet aan een glimlach. Hij is zowat halfweg in de nagenoeg uitverkochte marathonreeks van het Prethuis van 80 voorstellingen in 100 dagen en geniet nog steeds met volle teugen. “Fysiek valt het mee, het is een plezier om het te doen. In principe is het de eerste keer dat ik geen komedie moet spelen.”

In welke zin?

“Ik kan mijn personage zo eerlijk en serieus mogelijk gestalte geven, terwijl er rond mij allerlei komische situaties ontstaan. Ik ben niet zozeer de komische noot in het stuk, en dat is net de sterkte ervan. Er zit een mooie balans tussen humor en ernst in het stuk. Het is een gevoelig thema en toch heeft Jeroen (Maes, regisseur en scenarist, red.) dat met veel respect behandeld. Maar je weet nooit op voorhand hoe het gaat uitpakken.”

Zeker omdat er een transgender centraal staat. Bo Van Spilbeeck liet zich lovend uit, nadat ze als inspiratiebron diende voor Jeroen, maar toch is het in deze tijden…

(knikt) Het zijn rare tijden, hé. Iemand vroeg me onlangs of het wel gepast was om dit te spelen. Dat vind ik een wat vreemde redenering. In de VS was er ook zo’n discussie of een hetero acteur wel een homo mocht spelen. Alsof een psychopaat alleen maar een psychopaat mag spelen. Mag ik dan enkel een acteur vertolken? Nee, toch? Soms is het je wat op glad ijs begeven, maar ik zie het eerlijk gezegd ook goed komen. Er wordt gezegd dat de slinger wat doorslaat, maar die keert wel weer terug.”

Hoe heb je je voorbereid op deze rol?

“Ik heb er veel over gelezen. En wat ik ondertussen ervaren heb, is dat we echt moeten stoppen met mensen in vakjes steken. Dé transgender allez, eigenlijk is het een transpersoon om correct te zijn bestaat niet. Net zoals dé homo of dé hetero niet bestaat. Via gesprekken ben ik erachter gekomen dat er meer mensen zich in een soort van Twilight-zone bevinden dan we denken. Er zijn mensen die er heel hun leven mee worstelen, en anderen die een manier vinden om zichzelf te kunnen zijn. Iedereen gaat er anders mee om en om ze dan in één vakje te duwen… Door deze rol te spelen, komen er na de voorstelling veel mensen babbelen die in een gelijkaardige situatie zitten of iemand kennen in hun omgeving. En ze zijn blij dat het op die manier, positief dus, aan bod komt.”

Want humor is onrechtstreeks ook een manier om iets sociaal te aanvaarden.

“Inderdaad. En het belangrijkste is dat de mensen met een goed gevoel naar buiten gaan.”

Peter Bulckaen is nog steeds heel gedreven: “Ik kan nog altijd kwaad worden als ik sommige scènes zie van mezelf.”
Peter Bulckaen is nog steeds heel gedreven: “Ik kan nog altijd kwaad worden als ik sommige scènes zie van mezelf.” © Christophe De Muynck

Heb je er zelf iets uit geleerd?

“Niet echt door dit stuk, maar ik dacht daar al een tijdje over na: waar zit die grens als het over mannen en vrouwen gaat? Ik voel dat iedereen wel een vrouwelijk kantje heeft. Wellicht te wijten aan de hormonale huishouding, maar als je zulke mensen als abnormaal gaat bestempelen… Dat is hetzelfde als indertijd verklaren dat homo zijn een ziekte is. We moeten het signaal geven dat ze normaal zijn, maar op een euh… andere manier. Ik merk het vooral bij de oudere mensen die ons aanspreken na de voorstelling. Ze zijn blij dat er aandacht gaat naar het thema, omdat het vroeger vaak onbespreekbaar was.”

“Ze vinden het een goede zaak voor de jonge mensen, klinkt het. Het aantal aanvragen voor een geslachtsverandering is ook sterk gestegen de afgelopen jaren. En hoe jonger ze zijn, hoe beter het resultaat kan zijn bij een transitie. Als dat een diepe innerlijke behoefte is, kan je het alleen maar toejuichen. Maar we moeten ook opletten, want het mag geen remedie zijn voor kinderen die worstelen met psychische problemen. Toen ik jong was, heb ik ook vaak ongelukkig rondgelopen. Ik was net zoals veel pubers op zoek naar mezelf en wist het ook soms niet. Ik geloof wel dat jonge gasten het moeilijker hebben vandaag, alleen al met dat socialemediagezever. (denkt na) Mensen zijn altijd bang van dingen die ze niet kennen. Maar er lopen veel mensen rond van wie je het niet weet en die het angstvallig verzwijgen dat ze die gevoelens hebben. Dat is ondertussen al vaak gebleken. Opvallend vaak zelfs. En als ik dan vraag wat ze er aan doen, dan antwoorden ze vaak: ‘ewel niet, hé meneere!’.”

Hoe zit het met jouw vrouwelijk kantje?

“Ik heb wel een serieus vrouwelijk kantje. Wellicht groter dan de doorsnee man, denk ik. Hoe zich dat uit? Vooral in een manier van denken. Na zoveel jaar huwelijk en met mensen werken heb ik wel door dat de psyche van de man en vrouw ver uit elkaar liggen. Ik ben niet zozeer de grote macho, wereldverbeteraar of de strever die per sé altijd wil winnen. Er zijn er die nog altijd vinden dat huishoudelijk werk niet voor mannen is, maar ik stel me daar geen vragen bij. Koken, kuisen… Ik zou me daar nog best in kunnen vinden, om huisman te worden.”

Zegt de man die zelden thuis is…

“In de coronaperiode was dat wel zo, en daar heb ik echt van genoten. Of ik er iets uit geleerd heb? Dat alles wat trager kon, ja. Maar we hadden dat ook in 2000. Toen zijn we tien dagen naar Kenia geweest, en als je daar iets vroeg was het: ‘misschien morgen’. En de dag nadien ook. Een hartaanval als ziekte kennen ze daar niet volgens mij. En dan kom je weer thuis en denk je: zouden we niet beter wat meer zo leven? Maar na twee dagen zit je weer opgefokt in je auto te vloeken op de file. Al jaag ik me wel minder op dan vroeger.”

Ben je rustiger geworden?

“In vergelijking met vroeger wel, ja. Vroeger kon ik ambetant worden van dingen die niet liepen zoals ik het in mijn hoofd had. Nu kan ik dat met ouder worden steeds beter relativeren.”

Is het ook makkelijker spelen dan vroeger? Of gaat dat al wat meer op automatische piloot?

“Als je dat doet, op automatische piloot spelen, dan ben je niet goed bezig. Als ik dat bij mezelf zou merken, dan stop ik er gewoon mee. Ik vind dat je als acteur altijd jezelf ertoe moet dwingen om weer naar nul te gaan. Naar je basis. Dat doe ik altijd als ik een personage krijg van Het Prethuis. Het is een beetje zoals een beeldhouwer, die begint met een brok ruw materiaal voor zich en gaandeweg zijn beeld vorm ziet krijgen. Soms bedenk je al iets op voorhand, en vaak komt het ook vanuit de tekst.”

Is dat ook zo bij je personage in Familie?

“Het personage Mathias ken ik intussen al wel een beetje. (lacht) Maar soms krijg je scènes waarvan je denkt: hoe moet ik dát in godsnaam spelen? Maar door de jaren heen vind je toch altijd een manier. En als blijkt in een lezing dat iets niet helemaal juist aanvoelt, mogen we ook altijd finetunen. Als het grote veranderingen zijn, dan gaan die terug naar de hoofdscenaristen.”

“Ik heb aan elk personage altijd mijn eigen interpretatie proberen mee te geven.”
“Ik heb aan elk personage altijd mijn eigen interpretatie proberen mee te geven.” © Christophe De Muynck

Het is vandaag vrijdag 21 april exact 15 jaar geleden dat je voor het eerst te zien was als Mathias in ‘Familie’. Niet slecht voor een personage dat maar 1,5 jaar zou meegaan…

“Mathias zou in de cel belanden, maar uiteindelijk bleek het toch mee te vallen wat hij uitgespookt had. (lacht) Toen Wittekerke stopte, ging ik aankloppen bij Philippe Bonamie, die het productiehuis had geleid en intussen bij Studio A zat, die ‘Familie’ deed. Ik vroeg of ze werk hadden, maar toen hij ‘Familie’ voorstelde, had ik weinig zin om van de ene langlopende reeks in de andere te stappen. Hij maakte zich kwaad en zei dat het vooroordeel van semi-professionele acteurs bij ‘Familie’ op die manier nooit doorbroken zou worden. Hij had gelijk. En het is heel fijn om dat af te wisselen met theater. Zolang ik dat kan blijven combineren, ben ik heel gelukkig.”

Tijdens de première van het vorig stuk van Het Prethuis, hoorde ik mensen fluisteren: ‘Max is daar!’ Blijft dat personage uit ‘Wittekerke’ meer aan je plakken dan Mathias?

“Ik merk dat het fifty-fifty is, maar het zijn vooral mensen van dertig jaar en ouder die nog verwijzen naar Max, omdat ze opgegroeid zijn met ‘Wittekerke’. Ik deed dat heel graag, zeker in het begin, die naïeve onhandige klungelaar spelen die toch altijd een oplossing had. Ook die opnames waren magnifiek. Een derde daarvan werd gedraaid aan zee, en dat voelde altijd een beetje aan als vakantie.”

Welk personage ligt dichter bij jou: Max of Mathias?

“Ik heb aan elk personage altijd mijn eigen interpretatie proberen mee te geven, gevoed door mijn eigen ervaringen. Er zit natuurlijk veel in van mezelf, maar dat personage ben ik niet. Heel bizar: een paar jaar geleden – voor de komst van Karen Damen – probeerden de toenmalige hoofdscenaristen Mathias wat te profileren als een lone wolf. Iemand die op het randje stond van smerige dingen te doen. De reacties en de verwijten die ik toen kreeg…”

Grappig, want een jaar of vijf geleden vertelde je me nog dat je eens een klootzak wilde spelen.

“Dat zei ik omdat een klootzak eens iets totaal anders zou zijn dan Max of Mathias. In ‘Chantal’ speel ik straks een compleet ander figuur dan Mathias, maar dat is voor een ander personage in een andere reeks. Mathias, die ik al twaalf jaar als de verzoener moest spelen en toen opeens de andere kant uit ging… Dat wrong.”

Hoe ben je trouwens terecht gekomen bij ‘Chantal’?

“Ik ken de regisseur Jeroen (Dumoulein, red.) van bij ‘Wittekerke’ en ‘Familie’. Toen ik hoorde dat hij Chantal ging regisseren, heb ik hem een bericht gestuurd. Ik kon er maar niet bij dat het de zoveelste West-Vlaamse reeks was en dat ik nog nooit auditie had mogen doen, terwijl ze voor ‘Eigen kweek’ godbetert in mijn eigen achtertuin hadden gefilmd. Geen idee hoe dat komt, nee. Uiteindelijk hadden ze voor het tweede seizoen een rol met mij in het achterhoofd.”

Voor tv is dat waarschijnlijk de eerste keer dat je iets in het West-Vlaams doet, denk ik?

“Ik had een paar scènes in ‘Wittekerke’ in het West-Vlaams. De vader van Max dook op, en die werd gespeeld door Frank Aendenboom.”

Die werd opgevoed in het Oostends.

“Inderdaad. Hij speelde een aan lager wal geraakte caféganger die zijn pinten verdiende met armworstelen, en vond dat West-Vlaams passend. Het zou vreemd geweest zijn als ik hem in het algemeen Nederlands zou antwoorden. Tot grote frustratie van onze producer en scenarist die er bij stonden. ‘Vraag eens aan Frank of hij wat duidelijker kan praten. We verstaan hem niet.’” (lacht)

Vandaag zou zo’n reeks raar aanvoelen als het niét in het West-Vlaams is.

“Toen was het Nederlands ook niet zo gekuist. Maar ik heb me indertijd wel geweldig geërgerd aan de Kavijaks, de reeks die zich afspeelde in de onderbuik van Oostende (de hoofdrol werd vertolkt door Jan Decleir, red.). Alsof er geen acteurs of actrices waren die West-Vlaams spraken.”

Je werkte tot voor Wittekerke in een bakkerij. Je hebt een hele weg afgelegd.

“Maar ik heb daar ook veel geleerd, tussen die volwassenen toen. Ik heb daar geleerd keihard te werken. Voortdoen, verdomme! Dat is altijd wel iets dat je blijft meedragen: zelfs als het niet van een leien dakje loopt, verder blijven werken. Mijn grootvader zei altijd: als je je best doet, dan kan niemand je iets verwijten. Dat is nog altijd een levensles.”

Kan je mild zijn voor jezelf?

“Dat heb ik ook moeten leren met de jaren. Maar ik kan nog altijd kwaad worden als ik sommige scènes zie van mezelf. Gisteren bijvoorbeeld had ik eventjes een blackout op het podium. Gewoon stomweg getwijfeld over iets, maar het publiek had het niet door. Dan vloek ik toch wel even. Ook als ik in ‘Familie’ bepaalde scènes zie, kan ik al eens denken: “Toeme, we hebben daar iets laten liggen.’ Ook bij collega’s. (lacht) Ja, ik kan me daar nog altijd druk in maken. Minder dan vroeger wel, maar toch… Zelfs nu als ik achter de scène sta en ik hoor iets waarvan ik vond dat het beter kon, dan zeg ik dat. Tot de laatste voorstelling doe ik dat zelfs. Ik heb zelf veel fouten, maar soms denk ik dat ik te veel beroepsernst heb. Ik kan het niet altijd loslaten. Ik moet opletten dat ik geen vakidioot word, want niet iedereen kan zo’n opmerking appreciëren.”

Vind je vrouw dat ook dat je soms te ernstig bent?

“Ook, ja.” (lacht)

Vieren jullie geen jubileum dit jaar?

“We zijn al samen sinds ‘88 (dus 35 jaar, red.). Natuurlijk is zij mijn grote geluk. En als ik werk in de weekends, proberen we te genieten van de momenten waar we wél samen zijn. En natuurlijk zijn er ook momenten dat ik geen zin heb of moe ben, maar als ik dan op het podium sta, verandert dat helemaal. (denkt na) De dag dat we thuiskwamen met ons eerste kindje, herinner ik me nog goed. Ik had mijn vrouw en dochtertje opgehaald, thuis afgezet om daarna meteen in de andere auto te springen om richting de set van ‘Wittekerke’ te rijden. En ze stond daar op de oprit met dat kindje in haar armen.”

Slik.

“Ja. Als ik daaraan terugdenk, dan zou ik dat nooit meer doen. Nu zou ik zeggen dat ze allemaal mijn zak kunnen opblazen en dat ik thuis blijf. Vroeger kregen papa’s een paar dagen, maar binnen onze branche was dat niet aan de orde. Ik dacht toen dat het niet zou lukken zonder mij. Gelukkig was mijn schoonmoeder er toen. Ik wil niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar het was wel harder. Gelukkig is het een ander verhaal voor de jonge mensen. Ik heb in al die jaren nog nooit één opname of draaidag afgezegd. Maar nog eens: we waren dat zo aangeleerd om altijd te blijven verder doen.”

Dus je mag je gelukkig prijzen met zo’n vrouw.

“Het is een boerendochter, hé. Ze weet wat werken is. Vandaag werkt ze in Dominiek Savio in Gits, en ze is daar ook heel graag gezien door haar attitude. Haar kinderen zijn het allerbelangrijkste. Het is ook altijd een plezier als die gastjes komen kijken.”

Zo’n job en jij die dan een jurk aantrekt…

“Dat had mijn vrouw wellicht nooit gedacht, nee. En ik ook niet.” (lacht)

De meeste voorstellingen van ‘Frank wordt Francine’ zijn uitverkocht. Je kan nog tickets scoren voor Moorslede op 29 april, Blankenberge op 13 en 14 mei, Heule op 16 mei, Leffinge op 19 mei en Sijsele op 17 juni. De volledige speellijst vind je op www.prethuis.be.


Wie is Peter Bulckaen?

Peter Bulckaen werd geboren op 9 september 1965 in Geluwe. Hij heeft nog twee broers en een zus. Hij is getrouwd met Tine Demyttenaere. Samen hebben ze drie kinderen: Marthe, Cézar en Victor. Hij speelt al sinds zijn tienerjaren theater en was na zijn studies aan het Conservatorium in Brussel te zien in verschillende Vlaamse televisieseries. Hij raakte bij het grote publiek bekend als politieagent Max in ‘Wittekerke’. Sinds 2008 speelt hij in ‘Familie’. Als acteur staat hij ook op de planken met Het Prethuis. Zo is hij momenteel te zien in de voorstelling ‘Frank wordt Francine’.