
Als geen ander kent Brugge een boeiende geschiedenis. Die bestaat niet enkel uit grootse gebeurtenissen, maar nog meer uit vele ‘petites histoires’, kleine wetenswaardigheden die zelden of nooit worden opgerakeld. In de reeks ‘Brugsche vertalseltjies’ diept gediplomeerd stadsgids Chris Weymeis weetjes op uit een rijkgevulde historische grabbelton. Deze week: de Pandfeeste of de ‘byouterieën-foor’.
Door Chris Weymeis
De periode van het jaareinde is de tijd dat er cadeautjes worden gekocht. Dat was ook al zo in de middeleeuwen, maar toen werden de geschenken tijdens de Meifoor, ook bekend als Bruggemarkt, gekocht. Net als nu was het aantal bezoekers op de toenmalige jaarmarkt zo groot en werden er zoveel kostbare voorwerpen verhandeld dat de stad besliste om een apart gebouw te bouwen waarin die kostbaarheden konden worden tentoongesteld.
Pandreitje
Het gebouw kreeg de naam Pand en verrees naast het minderbroedersklooster zoals te zien op de kaart van Marcus Gerards (1562). Het staat langs een reitje dat de naam Pandreitje kreeg.
De markt was bekend als de byouterieën-foor. In 1483 stonden er niet minder dan 187 kramen opgesteld waar de goud- en zilversmeden hun creaties aanboden. Op zeker ogenblik was er in het Pand deser Stede zelfs onvoldoende ruimte en werden er houten kramen bijgebouwd.
Kort nadat Marcus Gerards zijn kaart publiceerde, werd het Pand als verkoopplaats gesloten. Vanaf 1576 werd het door de koperslagers gebruikt en nog later werden de reuzen die mee opstapten in de Heilig Bloedprocessie er opgeborgen. In 1671 maakte het Pand plaats voor het Rasphuis, dat in 1689, na de brand van stadsgevangenis het Steen op de Burg, de functie van stedelijke gevangenis overnam. Het Pandreitje zelf werd in 1773 overwelfd.
Legende
Aan het Pand is een legende verbonden. Die verhaalt dat een bastaardzoon van de gegoede edelman Adolf van Cleven de bezieler was van de Brugse juwelenmarkt. Zijn handel in sieraden en edelgesteenten maakte hem rijk, maar niet gelukkig, want in zijn bloed brandde de altijddurende begeerte naar drank en vrouwen. Op een dag ontmoette hij een schone, doch brutale, deerne in een taveerne op de Mallebergplaats waar vroeger de galg stond. Hij trouwde met haar terwijl de stedelijke overheid het Pand liet bouwen.
De vrouw, bedwelmd door haar nieuwverworven rijkdom, sleepte haar man mee naar halfduistere taveernen. Daar liet ze verliefde klanten voor haar neerknielen en bevestigde ze een stukje gouddraad in hun oorlelletje bij wijze van oorring. Zelf tooide ze zich met de schoonste juwelen. Toen haar gouddraad op was, verdween zij tot woede van Adolf van Cleven die naar haar op zoek ging. Haar lichaam werd gevonden in de rei en droeg aan hals en polsen de mooiste sieraden die haar man ooit had bezeten.
Ook haar man vond men een tijdje later terug… aan de galg op de Mallebergplaats. De legende zegt dat de rijkdom van Brugge vanaf dat moment verminderde en dat, als herinnering aan de vrouw, ambachtslieden gouden oorringen begonnen te dragen. (CW)
Herlees alle afleveringen via www.kw.be/dossier/Brugschevertalseltjies. Lezers met vragen over een Brugs historisch onderwerp kunnen terecht op brugseverhaaltjes@gmail.com.