Op de Mercator met muzikant Geert Vanmaeckelberghe: “Veel gegeven, maar heel veel teruggekregen”

Geert Vanmaeckelberghe: “Het overdragen van kennis is mijn missie.” © Davy Coghe
Edwin Fontaine
Edwin Fontaine Medewerker KW

Geert Vanmaeckelberghe (61) is internationaal jurylid op wedstrijden voor showkorpsen. Hij is muzikant en werkt aan een boek over fietsende fanfares. Daarnaast regisseert de Oostendenaar ook taptoes. “En ik kan me helemaal verliezen in het motorrijden”, zegt Geert, die 37 jaar actief was bij Showkorps WIK en de diversiteit in zijn Oostende omarmt.

Zelfs aan de Mercator heeft Geert Vanmaeckelberghe (61) muzikale herinneringen: “Eind jaren 90 was ik betrokken bij de uitwisselingssamenwerking met de Field Band Foundation in Zuid-Afrika. Een samenwerking die kinderen uit achtergestelde wijken of townships via muziek en dans levenswaarden bijbrengt. In 2007 toerde de National Field Band door Europa en traden zij ook op in Oostende. De groep werd ontvangen op de Mercator en dat was mooi.”

Wanneer begon je met muziek spelen?

“Mijn broers speelden klaroen en basklaroen bij Willen Is Kunnen Oostende, toen een traditionele drumband met landsknechten, trommels, lyra’s en klaroenen. Ik werd lid in 1974 en twee jaar later werd de WIK omgevormd tot een moderne showband met drie-ventielinstrumenten: trompetten, schuiftrombones, sousafoons en xylofoons maakten hun intrede. De overstap van klaroen naar trompet met drie pistons was een uitdaging, maar het lukte. Pas veel later trok ik naar de muziekacademie en volgde er volwassenenonderwijs.”

Je werd al jong tamboer-majoor.

“In 1983 zocht men een opvolger voor wijlen Staf Cattoor als tamboer-majoor. Ik was 20 en was één van de drie kandidaten om hem op te volgen. Het bestuur koos mij. Als je voor het muziekkorps uitloopt, moet je presence, charisma, stijl en uitstraling hebben. Sommige mensen vinden dat een goede tamboer-majoor zijn stok zo hoog mogelijk moet kunnen gooien en weer opvangen. Onzin, want het is zoveel meer dan dat. Je moet leiding geven aan mensen met verschillende achtergrond, de muzikanten op sleeptouw nemen en het korps presenteren aan het publiek. Steeds zette ik mijn beste beentje voor. Het was een heel mooie tijd. Ik heb veel gegeven, maar ook ontzettend veel terug gekregen. Levenservaring die je voor de rest van je leven meedraagt.”

Waarom werd je regisseur van taptoes?

“Toen ik als twaalfjarige startte bij WIK, hadden zij al een lange traditie van taptoes. Met WIK stonden we op honderden taptoes in binnen- en buitenland. Op deze festivals showen muziekverenigingen in een zaal of op een plein hun muziek en choreografie. Organisaties en besturen vroegen mijn hulp en advies bij de organisatie van een taptoe. In 2012 regisseerde ik mijn eerste taptoe in Ieper en in de voorbije jaren was ik ook regisseur in Koekelare, Nieuwpoort, Harelbeke en Gent. Dit jaar adviseer ik een muziek- en marswedstrijd in het Antwerpse Hallaar. Er staat ook een muziekfestival in Oostende op de planning. In de voorbije decennia verwierf ik kennis en expertise en bouwde ik een uitgebreid netwerk op. Ik hou ervan om mensen aan te sturen, te inspireren, hun talenten te ontwikkelen en te zorgen voor verbinding. Het overdragen van kennis is mijn missie en dat doe ik niet enkel als regisseur van taptoes, maar ook als gastdocent exercitie en internationaal jurylid. Een hoogtepunt was in 2022, toen ik mocht jureren op het Wereld Muziek Concours in Kerkrade, zowat de Olympische Spelen voor de blaasmuziek.”

Ben je nog steeds muzikant?

“Nadat ik in 2011 stopte bij WIK, werd ik lid van de Koninklijke Fanfare De Ware Vrienden uit Eernegem. Ik hou wel van een vleugje retro en werd in 2014 muzikant bij de Fietsende Fanfare KVC De Zwaluw Eernegem, waar ik de klaroen bespeel. Bij het eerste optreden besefte ik dat de cirkel rond was, want ik speelde weer het instrument waar het voor mij als twaalfjarige mee begon. Daarnaast speel ik sinds 2018 ook bij de Koninklijke Fanfare Sint-Joris Koekelare, waar ik ook tamboer-majoor ben.”

Je schrijft nu zelfs een boek over de fietsfanfare.

“De Fietsende Fanfare uit Eernegem is de enig overgebleven velofanfare. Ze werden opgericht in 1891. Toen ik lid werd, vertelde men mij dat er vroeger meerdere velofanfares hadden bestaan. In mijn hoofd werd een zaadje geplant dat er jaren bleef zitten. Toen er in 2020 en 2021, in de lockdown, niet gerepeteerd kon worden, vatte ik het plan op een klein werkje te maken over de geschiedenis van de fietsende trompetterkorpsen. Ik trok op onderzoek en dacht een vijftal velofanfares in West-Vlaanderen te vinden. Maar daar heb ik me aardig aan mispakt (lacht). Mijn opzoekingswerk bracht me in heel België en ik kon de geschiedenis van tientallen fietsende fanfares reconstrueren. Het is een vergeten geschiedenis. Het boek wordt dit voorjaar gepubliceerd, in samenwerking met de Vlaamse Amateurmuziekorganisatie (VLAMO).”

Motorrijden is een andere passie. Hoe vul je dat in?

“Dat doe ik sinds 1985. Motorrijden is voor mij genieten. Er is een vaste afspraak met enkele vrienden op zondagmorgen. Dan rijden we richting Heuvelland of Noord-Frankrijk via kronkelroutes. We maken ook steeds een stop om bij te praten in een volkscafé. Eens per jaar maken we een grote buitenlandse motorreis.”

Ben je een trotse Oostendenaar?

“Ik ben een geboren en getogen Oostendenaar en woon sinds vele jaren op het Westerkwartier. De buurt werd diverser en ook onze stad maakt die evolutie door. Ik omarm de verscheidenheid aan roots en culturen. Ik hou zielsveel van het Nederlands en ben steeds gecharmeerd als ik mensen met een andere achtergrond onze taal hoor spreken. Ik woon vlakbij een school en als ik de voordeur open, hoor ik kinderen van Belgische en andere origine Nederlands praten met elkaar. Taal is erg belangrijk, het Nederlands is het bindmiddel en de sleutel tot integratie. We moeten er alles aan doen om dit besef en onze kennis over te brengen. Het is voor ons én voor nieuwe Vlamingen dé uitdaging.”