Tijdens de werkuren kennen mensen Herman Hillaert (57) als zelfstandig bedrijfsadviseur bij QP Consult. In een ver verleden was hij jarenlang aan de slag bij Unizo. Altijd piekfijn uitgedost in kostuum. Maar onder dat nette pak zit een hardrocker die geen editie van Graspop of Alcatraz zou willlen missen.
Als je hem hoort vertellen over zijn passie voor hardrock, hang je aan de man zijn lippen. Mocht er een hardrockschool zijn die nog een professor zoekt, ze kunnen geen betere man vinden. Lange haren heeft hij nooit gehad. “Ik heb zelfs nooit een jeansjasje gehad en al zeker geen tatoeages”, lacht hij. Dat hij graag hardrockconcerten aandoet, is allang geen geheim meer voor wie hem kent. Hij is niet het zwijgende type. Integendeel, Herman is een geboren verteller. Laat hem over wijnen, de betere keuken, honden of snelle wagens uitweiden, je bent niet voor het donker thuis. Als je hem vraagt hoe de liefde voor de harde muziek begonnen is, neemt hij je mee naar het prille begin.
Whole Lotta Love
“Bij ons thuis was muziek redelijk belangrijk. Mijn ouders waren allebei geschoolde muzikanten. Thuis luisterden we naar klassieke muziek. Frans Lehar en Gioachino Rossini waren mijn eerste favorieten. Via mijn oudere zus ontdekte ik groepen als Abba, Mud, The Rubettes en The Sweet. De eerste plaat die ik zelf kocht, was Oxygène van Jean-Michel Jarre, gevolgd door Spiral van Vangelis. Dat was muziek die mijn ouders nog konden appreciëren. Maar bij mijn volgende aankoop, Dark Side of the Moon van Pink Floyd, waren ze niet meer mee. Voor hen was het niet Pink Floyd, maar Piet Fluit. En in 1979 – ik herinner het me nog heel goed – kwam I was made for lovin’ you van Kiss uit. Dat klonk eigenlijk helemaal niet als hardrock, het was een disconummer. Ik kende de song van de radio, maar mijn buurman had de plaat gekocht, Dynasty. Hij gaf me meteen ook Kiss Alive 2 mee, een iconisch album dat voor mij een openbaring was. Een andere maat leende me The Song remains the same van Led Zeppelin. Met de geweldige riff van Stairway to Heaven, maar het topnummer is Whole Lotta Love. In het hele hardrockgenre bestaat er geen betere gitaarriff. Ook niet die uit Smoke on the Water, een plaat die ik toen ook al liggen had. We spreken over de jaren 79, 80. In diezelfde periode kwam er een elpee uit die alles veranderde: Iron Maiden van de gelijknamige band. Tegen die tijd wist ik het al: voor mij draait alles rond de gitaar. Mijn eerste platen bevatten dan wel vooral synthesizermuziek, ik ben een gitaarfreak. En er zijn er velen als ik. Ze kijken en luisteren naar de muziek, maar ze wachten vooral op de solo die gaat komen. Ook voor hen is de gitarist wellicht de ene of andere god. Ondertussen zijn die genres van hardrock en metal doorgegroeid naar death metal en black metal, maar in die nieuwe genres zijn er ook ontdekkingen te rapen.”
Hardrockers zijn goedzakken. Geen lamme goedzakken. Ze zijn gewoon goed, zonder meer
Het maakt niet uit hoe hard men op het podium staat te roepen, te grommen, te schreeuwen of te brommen, altijd kan Herman wel iets appreciëren. “Vaak heeft wat ze doen met hun stem niets meer met zingen te maken, maar ik weet wel dat ik het niet kan. Zoals die grunt, die je wel vaker hoort in metal en deathmetal. Heel apart. Of dan dat hoge geschruwel van Brent Vanneste bij Stake. Maar goed, op zo’n festival hoor je heel verschillende muziek. Alcatraz opteert voor het hele harde genre, soms wat te hard naar mijn zin. Via de site kan je alles vooraf beluisteren, en zo maak ik mijn selectie. Eigenlijk geldt voor Alcatraz wat voor Graspop geldt, ongeveer een vijfde van alle concerten zijn echt mijn meug. In ieder geval, ik ben er altijd bij. Als zo’n festival in je eigen stad plaatsvindt, dan moet je er hoe dan ook bij zijn, punt uit.”
Herman doet ook moeite om mee te blijven. Hij heeft kasten vol Engelse, Franse, Duitse, Nederlandse en Belgische tijdschriften over hardrock. En waar hij vroeger muziek ontdekte via Jacques van het Popcenter, de legendarische Kortrijkse platenwinkel waar hardrockers van heinde en verre naartoe kwamen, ontdekt hij nu veel via Spotify.
Freddy Mercury
“Ik luister misschien 60 % van mijn tijd naar hardrock en 40 % naar andere genres. Ik zing ook zelf, speel piano en gitaar. Enkele jaren geleden heb ik nog een plaat gemaakt met jazzstandards. Ik heb nog altijd een speciaal plekje in mijn hart voor Tom Jones. Daar luisterden mijn ouders ook naar. Ik koop nu ook weer vinyl. Voor de beleving. Ik ben blij dat er met Gen X een nieuwe platenwinkel is in Kortrijk. Want ik wil die hebbedingen in huis. Niet alleen hardrock en metal. Ik heb ook alles van Talk Talk en van Tears for Fears, dat was de muziek die ik hoorde toen ik in de jaren 80 uitging. Ik heb ook alles van Queen. Eigenlijk ben ik pas na de dood van Freddy Mercury een echte concertganger geworden. Ik besefte dat ik de man nooit live had gezien en vond dat doodzonde. Wanneer ik het relaas deed van mijn concertbezoeken was er af en toe een maat die zei: Ben jij dat gaan zien? Dat had je moeten zeggen… En zo is er een vriendenbende gegroeid waarmee we intussen al wel 15 keer naar Graspop zijn geweest. Van de 13 edities van Alcatraz hebben we nog geen enkele gemist. En tussendoor pikken we ook wel eens een optreden mee in die zalen waar hardrock kan en mag, zoals de Trix in Antwerpen, de Spirit of ’66 in Verviers of de Beebop in Vosselaar. En staat Black Sabbath op de affiche in de Bercy Arena, dan tuffen we graag naar Parijs. En neen, nog nooit problemen gehad. Ik ben al wel vaker naar Pukkelpop en Werchter geweest omdat er een metalband optrad, maar de sfeer kan er nooit tippen aan die van Graspop of Alcatraz. Hardrockers zijn goedzakken. Geen lamme goedzakken. Ze zijn gewoon goed, zonder meer.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier