Wie de naam Hilde Colpaert zegt, denkt meteen aan de Izegemse musea. Maar straks gaat ze met pensioen en verlaat ze haar werkplek in Eperon d’Or. “Ik heb alle vertrouwen in de mensen die mij opvolgen.”
“Ik ben geboren in Boende in Congo. Mijn ouders waren kolonialen, maar moesten in 1960 vluchten. Ik was toen nog geen jaar oud, mijn oudere broer heeft er nog vage herinneringen aan. Ons mama was in verwachting van een derde, het was ook niet evident om er toen weg te geraken. Ze is verschillende weken zonder nieuws geweest over ons vader.”
Stond het in de sterren geschreven dat je geschiedenis zou gaan studeren?
“Ik was redelijk veelzijdig. Maar al snel doken twee voorkeursrichtingen op: lichamelijke opvoeding en geschiedenis. Ik heb wel altijd geweten dat ik naar het onderwijs wou. Maar ik turnde ook op aardig niveau bij de Salto’s en heb ook lang getennist bij De Schakel. Maar in het laatste jaar middelbaar onderwijs scheurde ik mijn gewrichtsbanden. Ik vreesde dat mijn sportcarrière erop zat, dus koos ik voor geschiedenis.”
Geschiedenis doceren in technische richtingen is wellicht niet de makkelijkste job.
“Dat viel mee. Ik heb het ook altijd erg graag gedaan. Ik had meestal klassen waaraan je niet mocht vragen om veel van buiten te leren. Maar je kon hen wel boeien met wat je te vertellen had.”
Maar al snel belandde je bij de musea.
“Toen ik afgestudeerd was, kwam ik op een slecht moment in het onderwijs terecht. Ik zocht toen ook zelf contact op met de stad. Het borstelmuseum bestond al van in 1981, maar de openingsuren waren zeer beperkt en op het stadhuis was er één iemand die zich daar deels mee bezig mocht houden. Onder schepen Erik Vandewalle werd in 1986 de eerste gidsencursus georganiseerd en ik schreef me daarvoor in. Ik behoorde dus tot de eerste lichting stads- en museumgidsen. Het Schoeiselmusem dateerde al van 1968, maar in eerste instantie ging mijn interesse vooral uit naar het borstelmuseum.
Ik stam immers zelf uit een familie van borstelfabrikanten. In de Prins Albertlaan vind je nog altijd het bedrijf Colpaert. In het Borstelmuseum heb ik vele uren gesleten met oprichter Raymond Werbrouck. Hij had nog dat ambachtelijke onder de knie, ik stak veel op van hem. Op de duur werd ik zijn adjunct, Raymond was conservator op vrijwillige basis. Zelf was ik ondertussen ook moeder van drie jonge kinderen geworden en bleef ik dat combineren. Ondertussen werkte ik me ook in in het Borstelmuseum. Voor dat naar de Baron de Pélichystraat verhuisde, was het in de Wolvestraat gevestigd. Maar daar moest het wijken voor de nieuwe bib.”
Het professionaliseren van de musea was uiteindelijk wel een must.
“Om middelen te krijgen van de hogere overheid moesten we een Vlaamse erkenning nastreven. Anders waren we ten dode opgeschreven. Met Frank Duhamel als schepen kregen we uiteindelijk op het stadhuis Martine Pattyn volledig ter beschikking van de musea. Martine heeft ook een belangrijke rol gespeeld om mijn weg te vinden in de werking van de stadsdiensten. Ik kwam immers uit het onderwijs. De erkenning van de musea in 2003 was een mijlpaal.”
Een volgende mijlpaal was de verhuizing van beide musea naar Eperon d’Or!
“De overheid wilde ook dat we beide collecties samen brachten. In 1967 is Eperon d’Or failliet gegaan, daarna werd het opgekocht door houthandel Verstraete. De firma Vandemoortele heeft even het voorgebouw gehuurd, maar voor ons was dat te duur. Eind jaren ‘90 kwam ons ter ore dat het gebouw gesloopt zou worden, maar dan is onder impuls van Gerda Mylle spoed gezet achter de klassering van het gebouw. In de periode 2000-2007 werd de eerste aanzet al gegeven, maar het zou uiteindelijk tot 2017 duren voor we helemaal verhuisd geraakten. Maar nu zitten we hier goed voor verschillende decennia.”
Sinds 2014 was je ook fulltime conservator. Maar je laatste jaren waren niet de meest evidente.
“Sinds corona uitbrak, zagen we ons bezoekersaantal naar beneden stuiken. Verleden jaar waren dat er 5.000, normaal halen we 20.000 bezoekers per jaar. Nog niet alle Izegemnaars zijn hier al binnen geweest, wat op zich jammer is. Maar heel wat scholen zorgen voor een vroege kennismaking van de kleinste Izegemnaars met ons museum. We organiseren ook heel wat op kindermaat.”
Ondertussen loopt je opvolger Gertjan Remmerie al enkele weken mee om de knowhow van jou over te nemen.
“Ik kende hem niet, maar het is een sympathieke kerel die ook geschiedenis gestudeerd heeft. Het is tijd voor nieuwe mensen. We hebben hier nog een team van zes medewerkers, twee poetsvrouwen. En voor IT en boekhouding kunnen we een beroep doen op de stadhuisdiensten. Een mooi team waar ik alle vertrouwen in heb. Je kon de mensen hier altijd vragen om een tandje bij te steken op drukke momenten.”
Zien we je hier nog?
“Ik ben al stadsgids sinds 1986 en dat wil ik ook blijven doen. Mijn dochter is trouwens ook gids en nu loopt een cursus met acht deelnemers die in februari eindigt. De kleinkinderen zijn er ook nog en ik zal wel nog wat nieuwe uitdagingen vinden. Mijn man gaat volgend jaar in principe ook met pensioen, dan zullen we nog meer kunnen reizen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier