Gunter Lamoot staat na acht jaar weer op de planken: “Ik heb efkes diep gezeten”

Gunter Lamoot: “Ik ben iemand die vaak in zijn cocon zit. Ik zou heel makkelijk kunnen wegkwijnen.” © Christophe De Muynck
Bert Vanden Berghe

Komiek Gunter Lamoot maakt dezer dagen het mooie weer bij ‘De Ideale Wereld’ en trapt straks zijn nieuwste zaalshow op gang. In ‘The One and Lonely’ komt hij dichter dan ooit bij zichzelf en wat hij doet. Met dank aan de tweede adem die hij naar eigen zeggen heeft gevonden. “Misschien win ik nog een Zomerhit in de herfst van mijn carrière.”

Gunter Lamoot, doorgaans altijd rad van tong, is in werkelijkheid een bijzonder aimabele mens, maar ironisch genoeg niet de man die graag veel woorden vuilmaakt aan wat hij doet. “Ik ben geen babbelaar”, glimlacht hij voorzichtig. “Ik vind mezelf ook niet zo interessant. Ik wil gewoon graag dat de mensen komen kijken naar wat ik gemaakt heb.”

Met het risico dat dit het kortste interview ooit wordt in deze krant, vragen we toch maar eens door. “Het is niet arrogant bedoeld, maar tegenwoordig moeten we alles weten van elkaar. Ik vind het gewoon moeilijk om dat uit te leggen op een eloquente manier. Ik heb veel respect voor komieken die dat wel kunnen, zo blijven babbelen. Wat Alex (Agnew, red.) doet in zijn podcast bijvoorbeeld, of Xander (De Rycke, red.), dat is fantastisch. Ik zou dat ook wel graag kunnen, maar ik heb niet direct zoveel meningen.”

“In mijn show zit er hier en daar wel eens eentje, maar ik ben nooit iemand geweest die het er expliciet moest ingooien. Ik maak gewoon een show zodat de mensen zich amuseren, zonder emotionele openbaring. Dat kan mooi zijn, maar ik moet mezelf ook niet heruitvinden. Of misschien toch een beetje.”

De try-outs lopen wel vlot, hoor ik.

“Het is de eerste keer dat ik zo lang try-outs doe. Van zodra het weer mocht, heb ik beslist om weer te beginnen, met half in mijn achterhoofd het idee om een nieuwe show te maken. Een soort frisse start.”

Het is alweer even geleden. De laatste keer dat je uitpakte met een zaalshow, kwam Kamal Kharmach nog maar net piepen, was Jade Mintjens nog volop aan het puberen en Jens Dendoncker was nog een onbekende sjarel die in een magazijn babyspullen stond te sorteren. Misschien een botte vraag, maar kan je het nog?

“Ja, want ik voel dat het marcheert. Het is altijd spannend, zeker als ik het ook speel buiten West- en Oost-Vlaanderen. Maar ook daar zijn de reacties heel goed.”

Had je schrik om weer op het podium te stappen?

“Het is een kwestie van geleidelijk aan weer vertrouwen te krijgen. Maar de manier waarop ik het nu vertel, is aangenaam. Ik weet het niet, misschien met ouder worden kan het mij wat minder schelen. Of nee, dat is het woord niet, het is eerder een gecauseerde manier van vertellen.”

Had je een thema in gedachten?

“Dat is pas achteraf gebleken. Ik wist op voorhand dat ik weer die sfeer uit mijn voorstelling Softie wilde creëren. Dat was heel tof. Ik vertelde toen over mijn eerste twaalf, dertien levensjaren. Dat was niet te experimenteel. Ik wilde iets maken waarbij ik kon zeggen tegen de mensen: kom erbij zitten en hopelijk vind je het kluchtig. Het gaat vooral over mijn lichamelijke aftakeling. En het idee dat ik ongelooflijk mijn best doe om herkenbare humor te maken deze keer. Omdat het populair is en ik het ook eens wilde doen.”

Is het omdat die absurde stijl je wat minder ligt tegenwoordig?

“Om het met een lelijk cliché te zeggen: het is organisch gegroeid. Ik vind het gemakkelijker om meer verhalend te vertellen.”

Je bent zelf een grote comedyfan. Is jouw persoonlijke voorkeur ook veranderd?

“Niet echt. Ik heb altijd met vrij veel kunnen lachen. Ik ben nooit een comedysnob geweest. Ik ben met de Britse comedy opgegroeid, maar ook de Amerikanen maken goeie dingen. Ik kan au fond zowel genieten van Benny Hill als van André van Duin, of alternatieve dingen zoals de stand-up van Stewart Lee of de geniale televisiecomedy van Charlie Brooker en Chris Morris.”

© Christophe De Muynck

Heb je niet het gevoel dat comedy veranderd is sinds je vorige show?

“Goh, comedy evolueert altijd, maar of het nu helemaal veranderd is…”

Anders gezegd: zou je humor nog werken vandaag?

“Ik denk het wel. Waarom niet? Er zijn dingen die ik niet meer zou doen, omdat het misschien overdreven zou overkomen, maar voor de rest… Humor geraakt sowieso deels gedateerd. Maar ik heb daar ook geen grote theorieën over.”

Je hebt niet het gevoel dat je minder mag zeggen?

“Er is een algemene consensus dat je bepaalde woorden niet meer moet zeggen, en ik doe dat. Dat heeft te maken met een vorm van respect. Meer is dat niet.”

Ben je milder geworden?

“Dat denk ik wel. Niet dat het een agendapunt was of zo. Niet dat ik vroeger mensen voor de borst wilde stoten, maar met ouder worden, heb ik minder de noodzaak om dat te doen. Niet omdat ik dat niet meer durf of wil, maar gewoon omdat ik veel relaxter ben. Daar gaat de show ook over. Of ik de drang voel om mij te bewijzen? (blaast) Wat is drang? Ik wil gewoon iets maken waar ik zelf achter sta en de mensen content zijn.”

Heb je het gemist om weer op het podium te staan?

“Natuurlijk, maar ook niet zo overdreven als ik eerlijk ben. Ik weet het niet. Het is niet iets dat ik nódig heb, maar ik vind het wel heel geestig om te doen.”

Je hebt een hele tijd voor tv gewerkt. Dat verwondert mij wel wat omdat komieken het doorgaans gewoon zijn om alles zelf in de hand te houden. Ik herinner me dat je lang hebt gewerkt aan een reeks die er uiteindelijk niet kwam.

“Daar moet je mee leren leven. Als alles goed gaat, is er geen probleem. En als het misgaat omdat je ergens op een muur botst in een van de vele departementen die je moet passeren, dan ben je daar wel eventjes niet goed van. Nu, ik heb het geluk dat ik na de zomer aan de slag kon bij De Ideale Wereld. Dat is geweldig om te doen. Ik kan alleen maar mijn best doen. Ik kan het ook makkelijk loslaten omdat het mijn eindverantwoordelijkheid niet is.”

Hoe ben je daar terecht gekomen?

“Ik kreeg een telefoontje van Jan Eelen met de vraag of ik geen sidekick wilde zijn. Daarna vroegen ze of ik geen zin had om mee te werken met de redactie, dus zaken bedenken en in filmpjes meespelen. Dat is best wel stressy. Zo’n dag begint om 8 uur en tegen half negen worden alle ideeën overlopen, waar de eindredactie mee aan de slag kan. Ik heb daar wel stress voor, ja. Ook omdat ik niet getraind ben in snel iets verzinnen. Ik kan snel werken, maar zij die daar al langer werken, zijn daar veel meer bedreven in. Vaak wordt er om 13 uur al gefilmd, dan moet er nog ondertiteling, grafiek en special effects op… Dat is echt zot.”

“Daar heb ik alleen maar respect voor. Dat is zo’n goed draaiende machine. Mensen zeggen wel eens dat het vroeger beter was, maar alsjeblieft, nergens in televisieland vind je een redactie die zo kort op de bal kan spelen, zo vaak in de week. Het is misschien raar om te zeggen, maar de algemene kwaliteit is er ongelooflijk hoog. Dat zou ik ook zeggen als buitenstander. Ze zijn niet snel content en kiezen niet voor de platgetreden paden. Maar ik weet ook niet of ik dat jaren aan een stuk zou kunnen volhouden.”

Wat vind je er zo tof aan?

“Samen iets opbouwen en dat in een stimulerende sfeer waar iedereen écht zijn best wil doen. Ook sidekick zijn, is iets wat mij ligt. In een quiz of panelshow zitten, heb ik altijd graag gedaan. Mijn voelsprieten opzetten en improviseren.”

Vind je satire een ondergewaardeerd vak?

“In feite is het ook gewoon comedy, de grens is dun. Ik denk dat het nu weer wat meer naar bullshit evolueert sinds Ella (Leyers, red.) er is, waar Jan Jaap (van der Wal, red.) het echt als nieuws wilde brengen, eerder geschoeid op die Amerikaanse leest. De filmpjes zijn weer iets onnozeler, maar met een link naar de actualiteit. Is dat dan satire? Ik heb het altijd een raar woord gevonden.”

Heb je het gevoel dat je weer moet vechten voor je plek?

“We zijn met heel veel, ja, maar vechten voor mijn plek? Zo zie ik het niet. Ik vind het belangrijkste dat het geweten is dat ik er ben. Is het knokken? Waarschijnlijk wel, maar het is goed dat er nieuwe mensen zijn. (denkt na) Weet je wat het is? Het is aan elk zijn toer. Je hebt mensen die met mij begonnen zijn indertijd en al verdwenen zijn, of gasten die het volhouden dankzij hun gigantische status. En dan heb je mensen als ik die er altijd wel rondcirkelen als in satellietbanen. En ik ben blij dat ik nog meedraai.”

Het valt op dat als je naam ergens valt, zoals in de podcast van Alex Agnew, je nog steeds een hoog aanzien geniet.

“Dat is fijn. Het heeft misschien ook te maken met het feit dat ik halfweg jaren 90 begonnen ben met Studio Kafka.”

Als ik me niet vergis, was het zelfs nog twee jaar eerder, in 1993.

“Ik had het RITCS gedaan, waar ik de eerste jaren radioles kreeg van Paul De Wyngaert, die mee Studio Brussel lanceerde. Er waren wekelijks ‘s morgens kleine columns die ik een paar keer kon doen. Dat was de eerste keer dat ik grappige dingen deed voor een groot publiek.”

Ik wil je niet oud doen voelen, maar je bent al 30 jaar bezig…

“Misschien is het net daarom dat ze met respect over mij praten. Al vind ik mezelf nog iets te jong om in die rol te zitten. Binnen een paar jaar ben ik als Margriet Hermans, een van die mensen die terugkeert na zo’n lange tijd. En wie weet…”

Een Zomerhit?

“In de herfst van mijn carrière. (grijnst) Fantastisch toch?”

Heb je daar trouwens over getwijfeld of gedacht: gaan ze mij nog wel tof vinden?

“Tuurlijk. Ik heb wel efkes diep gezeten. Een periode waar ik begon te twijfelen, ja. Het was een samenloop van omstandigheden. Iets dat niet doorging (een project voor Canvas, red.). Dan had je de coronapandemie waarin niets kon. Ik voelde mij vrij alleen. Ik had iemand nodig die me weer een beetje hielp. Ik kan wel dingen maken, maar verkopen lukt mij niet. Maar vandaag zit ik weer goed, ook met mijn huidig management De Hofleveranciers. Het is alsof ik een soort tweede adem heb gevonden. En ik wilde niets liever. Een plan B? Ergens in een tweedehands boeken- of dvd-winkeltje staan, zo eentje met lange gangen waar ik me kan verschuilen, en ondertussen wat snuisteren? Nee, er is geen plan B. Alhoewel ik wat meer zou willen acteren. Ik vind dat nog wel tof.”

Je maakte inderdaad al een paar opmerkelijke passages in onder meer ‘Beau Séjour II’, ‘Onder Vuur’ en ‘Nonkels’. Een bewust plan?

“Nee, ze vragen mij gewoon. En zolang ik aanvoel dat het iets voor mij is…”

Het valt op dat het telkens om heel uiteenlopende personages gaat.

“Ik ben dan ook een hele goeie acteur, hé! (grijnst) Niet om op te scheppen, maar ik heb al een paar keer gehoord van acteurs en niet-acteurs dat ze wel aangenaam verrast zijn van rollen die ik al speelde. Dat doet deugd natuurlijk, ook al omdat ik het nooit echt geleerd heb bij wijze van spreken. Ik vind dat wel geestig, op zo’n set staan. Gewoon mijn best doen en de rest in handen geven van anderen. In de tijd van Superstaar was ik bij elke stap betrokken en viel dat echt samen met mezelf, maar met zoiets als filmen of De Ideale Wereld, ben ik helemaal oké. Ik kan het ook makkelijker loslaten dan vroeger.”

Zijn er bepaalde zaken die je nog ambieert? Een grote rol? Een podcast?

“Grote rollen spelen, zou fantastisch zijn. En een podcast? Perfect mogelijk, maar dan moet ik wel eerst inhoudelijk een interessant idee hebben daarvoor.”

Je had het over ‘Superstaar’ dat intussen ook al tien jaar oud is, maar nog steeds heruitgezonden wordt.

“Het is een beetje FC De Kampioenen aan het worden. (grijnst) Dat vind ik wel chic. Afgelopen najaar was het nog een van de tv-tips in De Standaard. Dat ze schreven dat het nog niet verouderd was, vond ik een mooi compliment.”

Ben je op dat programma nog het meest trots?

“Ja, het was ook zalig om te maken. Simpelweg met wat vrienden, zoals Frank Nuytten, Piet De Praitere, David Galle, Dries Heyneman, Sebastien Dewaele, Tim Foncke en Joost Laperre. Het is vooral tof omdat het echt ontstaan is uit iets kleins en dat het eerder een huis-, tuin- en keukenprogramma was dat we hier letterlijk wat verderop in de straat opnamen.”

Je beleefde daar overduidelijk plezier aan. Was je op de planken dat plezier wat kwijt?

“Misschien wel. Het is weer allemaal nieuw en ik hoop vooral dat er nog meer shows bijkomen.”

Ook altijd fijn om in je geboortestad Oostende te starten, denk ik.

“Ja, zeker ook omdat de vraag van hen kwam. Altijd super om daar te spelen. Als ik er kom, is het om mijn ouders te bezoeken. Altijd te weinig natuurlijk, maar om de twee dagen bel ik naar mijn ma. Dat is begonnen in de lockdown en ik ben dat blijven doen. Niet dat ik vroeger nooit belde, maar alleszins niet zo vaak. Ik maak niet zo veel mee en ben niet de grootste babbelaar, dus babbelt mijn ma dat wel vol. Ik koester dat wel.”

Dat is misschien nog de grootste miskenning van wat je doet, dat het ook eenzaam kan zijn.

“De show heet niet voor niets The One and Lonely. (flauw lachje) Ik ben sowieso iemand die vaak in zijn cocon zit. Maar met de optredens en De Ideale Wereld heb ik het perfecte excuus om eens onder de mensen te komen. Dat is belangrijk voor mijn geestelijke ingesteldheid. Ik zou heel makkelijk kunnen wegkwijnen.”

Is dat de échte reden waarom je optreedt?

“Nee. Ik doe het gewoon omdat ik het écht graag doe. Meer moet dat soms niet zijn.”

Gunter Lamoot gaat op zaterdag 4 maart in première met ‘The One and Lonely’ in De Grote Post in Oostende. Dit voorjaar is hij bij ons onder meer nog te zien in Deerlijk, Wevelgem, Roeselare en Koksijde. De volledige programmatie vind je op www.gunterlamoot.be.

© Christophe De Muynck
Lees meer over: