Weinigen weten het, maar wanneer de speciale eenheden van de federale politie naar een gevaarlijke opdracht rijden, volgt er in hun kielzog altijd een ambulance met een dokter en twee ambulanciers. Soms is dat de Brugse dokter Dirk Wynsberghe. Hij staat al zes jaar aan het hoofd van de medische dienst van de federale politie. Wij spraken hem drie jaar geleden. “In Brussel trekken ze grote ogen als ik mijn West-Vlaams boerenverstand gebruik”, zegt hij.
Al 36 jaar draait de Brugse spoedarts Dirk Wynsberghe (63) mee als dokter bij de politie. Begonnen bij de rijkswacht in Brugge is dokter Wynsberghe sinds zes jaar de grote baas van de medische dienst van de federale politie. Niet dat hij nu als een echte manager aan zijn bureau zit. De nacht voor dit gesprek vertrok hij met de speciale eenheden naar een versterkte huiszoeking in Mechelen. “Altijd spannend, maar het is goed afgelopen. Ze hebben ons niet nodig gehad”, lacht de dokter met wallen onder de ogen.
We spraken met de dokter in april 2021, maar na het overlijden van politieman Jonathan in Charleroi is zijn verhaal opnieuw relevant.
U bent dan wel de grote baas, u draait nog altijd mee op het terrein.
“Dat heeft alles te maken met personeelsgebrek. De medische dienst verleent steun tijdens grote evenementen: voetbalmatchen, betogingen, oefeningen van de speciale eenheden en dus ook bij zogenaamde versterkte huiszoekingen waarbij mogelijk gevaar dreigt. Dan staan wij paraat om agenten die gewond raken meteen te verzorgen. Eigenlijk zouden we met een poule van twaalf dokters moeten zijn, maar we zijn met zes. Eén op de drie dagen ben ik 24 uur van wacht en kan ik samen met twee ambulanciers opgeroepen worden in het hele land.”
Vanwaar dan dat personeelstekort?
In het boek ‘Terroristenjager’, waarin een lid van de speciale eenheden zijn verhaal vertelt, krijgt u lof voor de manier waarop u hielp om de medische kosten voor de ‘special units’ terugbetaald te krijgen.
“Die mannen riskeren hun leven om het onze te beschermen. Dan moet je niet lastig doen over paperassen. Hoe beter je ze helpt, hoe sneller ze kunnen terugkeren. Die special units , dat zijn bijzondere mensen, die wil je niet kwijt. Dat geldt voor iedere gewonde politieagent. Ik heb ooit een dossier gehad van een motard van de politie die een drugskoerier op de motor had onderschept. Ze botsten en de politieman brak daarbij zijn duim. Als je die niet correct helpt na zo’n ongeval, wat denk je dat er zal gebeuren bij een volgende wegversperring waar een drugskoerier doorvlamt? Gewonde agenten moet je helpen, niet ambeteren met allerhande paperassen.”
U begeleidt ook de rekrutering van de speciale eenheden. In vergelijking met die opleiding is ‘Kamp Waes’ een ponykamp.
“De DSU (directie special units, LK.) , dat is de top van de politie, zowel op fysiek als op mentaal vlak. Die testen duren verschillende weken en daarbij gaan ze echt tot op de limiet. Dat is echt mensen uitputten tot op de bodem. Maar dat is ook nodig: die gasten moeten elkaar in de meest penibele situaties kunnen vertrouwen. Nieuwe rekruten komen er in de ring oog in oog te staan met ervaren gevechtsinstructeurs. Er vallen daar rake klappen. En dan zijn wij er als dokters om, indien nodig, aan de alarmbel te trekken. Om aan te geven wanneer het genoeg is. Die gevechtsinstructeurs zijn het niet gewoon om nee te horen. Maar ik zet nooit een stap achteruit. Omdat het mijn job is.”
Hoe zit het met de algemene conditie van politiemensen?
“Goeie vraag. Eigenlijk weten we dat niet. Men moet fysieke proeven doen om aan de opleiding te mogen beginnen, maar eens afgestudeerd wordt dat niet opgevolgd. Schietoefeningen zijn jaarlijks verplichte kost, sportproeven niet. Alsof politiemensen altijd hun zelfde fysieke conditie blijven behouden. Dat is natuurlijk niet zo. Sommigen sporten nog amper, maar er zijn er natuurlijk ook die ziek worden of een ongeval hebben. Vroeger kregen die mensen een meer administratieve functie, maar sinds de komst van meer en meer burgers bij de politie zijn die functies al ingevuld. Wat moet je dan doen? Die mensen op medisch pensioen sturen?”
“In West-Vlaanderen hebben de korpsen daar onderlinge afspraken over en wisselen ze mensen uit. Het absenteïsme is bij de politie in onze provincie ook veel lager dan elders omdat we goeie afspraken maken. Dat systeem zou ik graag uitrollen in heel België maar in Brussel stoot ik op een logge vergadercultuur. Niet zeveren en doordoen , redeneer ik met mijn West-Vlaams boerenverstand. In Brussel trekken ze grote ogen als ze dat horen. Het kan nochtans allemaal veel efficiënter. We hebben ook de data over ziekte en absenteïsme bij de politie. Daar is zeventien jaar niets mee gedaan, terwijl dat een schat aan informatie is. Nu zijn we, samen met de UGent, bezig om die data te verwerken.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier