EXCLUSIEF – Het West-Vlaams moordrapport van de politie: Elke 43 dagen wordt hier iemand vermoord

Hoofdinspecteur David Roelandt analyseert voor ons het West-Vlaams moordrapport. (Belga/LK/montage KW)
Laurens Kindt

Voor het eerst heeft de federale politie van West-Vlaanderen een analyse gemaakt van alle moorden en feiten van doodslag in onze provincie over een periode van tien jaar. En wat blijkt? Mei is de maand waarin de meeste slachtoffers vallen. Speurder David Roelant ziet daar niet meteen een logische verklaring voor, maar doet wel een opvallende oproep. “Het aantal autopsies moet omhoog want er zijn zeker nog moorden die onopgemerkt blijven.”

Voor het eerst maakte de federale politie een strategische data-analyse van alle feiten van moord en doodslag over een periode van tien jaar. Daaruit blijkt dat tussen januari 2013 en december 2022 in West-Vlaanderen 84 slachtoffers van moord of doodslag vielen. Met andere woorden: in onze provincie wordt gemiddeld om de 43 dagen iemand met geweld om het leven gebracht. In zo goed als elke zaak, met uitzondering van het nog lopende onderzoek naar de insulinemoorden in woonzorgcentrum Rozenberg in Oostrozebeke, slaagde de politie erin om de dader(s) te vatten.

Het team ‘inbreuken tegen de fysieke integriteit & terrorisme’ van afdelingshoofd Carlo Carton van de federale gerechtelijke politie neemt zo’n derde van deze dossiers voor haar rekening en is best trots op dat resultaat. “Dat heeft te maken met de sterkte van ons team, de goede aansturing door ervaren magistraten maar zeker ook met de samenwerking tussen ons CSI-team, de vele deskundigen en de collega’s van de lokale politie. Elk puzzelstukje moet kloppen en bij ons valt de puzzel vrijwel altijd goed”, zegt hoofdinspecteur David Roelant, die al 22 jaar op moordenaars en terroristen jaagt.

Autopsies

Wetsdokter Wim Van De Voorde becijferde ooit dat voor elke drie à vier moorden er eentje onopgemerkt blijft. Als dat klopt, bleven er de voorbije tien jaar tussen de 18 en 25 moorden onder de radar in West-Vlaanderen. “Ik zou daar geen cijfer durven op plakken, maar het zou me niet verwonderen”, zegt Roelant. “Elk verdacht overlijden wordt bij ons door een tactisch, medisch en technisch team bekeken. We willen echt vermijden dat een moord passeert als accidenteel overlijden. Een ongelukkige val, bijvoorbeeld, kan dat geen duw geweest zijn? Of je dan meteen bij elk overlijden een autopsie moet doen, weet ik niet, maar het percentage autopsies moet wel omhoog. Er zijn zeker moorden die nu nog door de mazen van het net glippen en elk dergelijk geval is er eentje te veel.”

Strategisch analiste Machteld Warlop bracht alle dossiers samen en maakte de analyse. Wat haar het meest opvalt is het feit dat negentig procent van de vrouwelijke daders met voorbedachtheid handelden, tegenover 46 procent van de mannen. En ook: vooral mannen pleegden feiten op het openbaar domein, slechts één vrouw deed dat. “Tachtig procent van de daders komt trouwens uit de familie- of vriendenkring van het slachtoffer.”

Momentopname

De meeste feiten gebeuren in de thuisomgeving. “Vaak gaat het om een momentopname”, vult speurder Roelant aan. “Een woede-uitbarsting bijvoorbeeld. Men grijpt dan naar het eerste voorwerp en heel vaak is dat een mes of een ander steekwapen zoals een schroevendraaier. Die wapens zijn overal en worden vaker gebruikt. Vroeger sloegen ze bij wijze van spreken op elkaars gezicht, nu trekken ze een mes. De gevolgen zijn meteen ook veel zwaarder.”

De daders van moord of doodslag zijn hoofdzakelijk mannen: zeventig van de tachtig. De slachtoffers zijn dan weer meestal vrouwen: 45 van de 84. “De man is vaak fysiek sterker dan de vrouw, maar de woorden die vrouwen gebruiken zijn vaak scherper dan de verdediging die de man op verbaal vlak kan voeren. Hij stelt daar dan geweld tegenover. Ze gebruiken dus allebei hun wapens, alleen zijn die van de man veel dodelijker. Heel vaak hebben die daders ook niet de intentie om te doden, maar ze halen zo hard uit dat het fataal afloopt. Ze moest niet dood, ze moest alleen maar zwijgen, zeggen ze dan”, weet speurder Roelant.

Bekennen of zwijgen

Na al die jaren oog in oog te hebben gezeten met daders van moord of doodslag in het verhoorlokaal, heeft Roelant meestal één goed advies. “Ik zeg hen altijd dat, als ze het toch gedaan hebben, ze beter bekennen of zwijgen. Maak het niet moeilijker voor jezelf door te liegen. Ze luisteren niet altijd”, klinkt het fijntjes. Niet dat een bekentenis de Heilige Graal is voor de speurders. Met razendsnelle evoluties in sporenonderzoek, DNA en data-analyse kunnen daders sneller klem gezet worden. “Met een vier- à vijftal verhoren geraken we er meestal wel. Anderzijds: in die nieuwe technologieën kruipt veel werk. Vroeger waren we de helft van de tijd buiten, nu zitten we 80 procent van onze tijd binnen. Nog een gevolg: op een plaats delict moeten we nóg voorzichtiger zijn. Hoe meer we kunnen vinden, hoe meer we ook kunnen contamineren door onze eigen aanwezigheid.”

DNA-wet helpt bij oplossen ‘cold cases’

Recent werd een nieuwe DNA-wet goedgekeurd, die onderzoekers de mogelijkheid geeft om daders op te speuren via het DNA van familieleden. Die technologie leidde in Nederland al tot doorbraken in cold cases, hoofdinspecteur Roelant verwacht dat dit in ons land niet anders zal zijn. “Al onze cold cases bekijken we met een wetenschappelijke bril. Het is vaak de enige manier om nog resultaat te boeken”, klinkt het. Of het team dan ook eindelijk de dader zal vinden van de gruwelijke moord op Ingrid Caeckaert, in 1991 in Knokke, is een logische vraag. De dader liet er DNA achter, een bloedspoor van aan het appartement van Ingrid, tot op straat. Meer dan 700 mannen uit de buurt zijn ondertussen bereid gevonden om een DNA-staal af te staan. “Al die stalen analyseren zal gigantisch veel tijd en werk vergen, maar als dat resultaat oplevert, zou dat ook een gigantische doorbraak betekenen. Voor andere dossiers, voor alle collega’s die in die zaak gewerkt hebben, maar vooral voor de ouders van Ingrid. Ik hoop dat we die mensen (beiden tachtigers, red.) een antwoord kunnen geven voor ze overlijden. Ik geloof daarin”, zegt Roelant.