Jongeman staat op rechtbank van Ieper terecht voor brandstichting op site Lovie

Christophe Maertens
Christophe Maertens Medewerker KW

“Mijn sigaret is het enige wat ik aansteek, voor de rest heb ik met vuur niets te maken.” Een jonge bewoner van de Lovie moet zich op de rechtbank van Ieper verantwoorden voor brandstichting op de Poperingse site van de instelling. De jongeman riskeert een celstraf van 3 jaar met voorwaarden. De beklaagde ontkent echter klem.

De Lovie in Poperinge is een vzw die ondersteuning biedt aan kinderen, jongeren en volwassenen met een verstandelijke handicap of een andere beperking. De organisatie bevindt zich onder meer op de site aan de Krombeekseweg in Poperinge. Het is op die locatie dat er op 18 mei 2024 in een van de verblijfruimtes een brandje uitbrak. Op dat moment lagen er twee mensen te slapen. Een begeleider kon die gelukkig wakker maken. De brandweer was vlug ter plaatse, maar echt blussen hoefden de spuitgasten niet te doen. Ook was er geen gevaar dat de vlammen zouden overslaan.

Na onderzoek bleken er wel twee brandhaarden te zijn, rond het verblijf van een vrouwelijke bewoonster. Waar het onheil begon, werd toiletpapier en papier uit een cursusblok aangetroffen. Er werd al snel in de richting van een twintiger gekeken, die eveneens op het terrein woont, maar in een ander gebouw. Die man dook, hoewel alles in het holst van de nacht plaatsvond, op op de plaats van de brand. Ook bleek dat de ramptoerist een vriend was van de bewoonster. Het is te zeggen, tot kort daarvoor, want de vrouw had blijkbaar het contact verbroken. Volgens de openbare aanklager op de rechtbank van Ieper zijn er aanwijzingen genoeg om de jongeman als dader van de brandstichting aan te duiden. “Op zijn kamer werd een gelijkaardige cursusblok gevonden als die waarvan het papier dat werd aangestoken afkomstig was”, aldus de procureur. “Bovendien was hij vertrouwd met de omgeving en waren er twee brandhaarden rond de kamer van de bewoonster, de vrouw die hem kort daarvoor had afgewezen.” Het Openbaar Ministerie vorderde een straf van 3 jaar cel met probatievoorwaarden.

Geen bewijs

De beklaagde vraagt echter de vrijspraak. “Er is geen enkel bewijs dat mijn cliënt het vuur ontstak”, zei zijn advocaat op de rechtbank van Ieper. “De site in Poperinge is vrij toegankelijk, iedereen kan erbinnen. Dat die jongeman aanwezig was bij de brand, was puur uit nieuwsgierigheid. Hij had toen de gewoonte om overdag te slapen en ’s nachts te gamen. Mijn cliënt, die niet kon worden betrapt op een leugen, was er als ramptoerist, hij was niet de aansteker van het vuur. Het cursuspapier dat op de plek van het onheil werd aangetroffen, is overal in de Lovie te vinden.”

Volgens de advocaat is er geen bewijs dat haar cliënt de brandstichter is. Het is wel niet de eerste keer dat de jongeman met een brand te maken krijgt. In een andere voorzienigheid, waar de twintiger vroeger verbleef, was er ooit een brand in zijn studio. “Maar dat was een accidentele brand, van brandstichting was er daarbij geen sprake. Hij kon daar dus niets aan doen”, aldus de verdediging. De advocaat wees er ook op dat er nog andere mensen waren die eventueel in aanmerking konden komen voor het aansteken van het vuur. “Het is niet mijn plicht om een dader aan te duiden, maar ik mag wel even aanhalen dat er in dit dossier nog andere personen in aanmerking kunnen komen voor de feiten. Mijn cliënt houdt zich ondertussen aan de voorwaarden die door de onderzoekrechter werden opgelegd. We hopen dat er nu een einde komt aan deze nachtmerrie.”

Bewindvoerder

Op het einde van de pleidooien vroeg de rechter aan de beklaagde of hij nog enkele vragen wou beantwoorden, iets wat hij schoorvoetend deed.

Rechter: “Waar was je aan het doen op het moment van de feiten?”

Beklaagde: “Ik was wakker en was aan het gamen. Het was het enige wat ik op dat moment deed. Ik sliep overdag en was ’s nachts wakker.”

Rechter: “Waarom ben je ter plaatse gegaan?”

Beklaagde: “Ik zag het blauwe licht van de brandweer en werd nieuwsgierig. Daarop heb ik een kijkje gaan nemen.”

Rechter: “Wie heb je daar gezien?”

Beklaagde: “Ik zag de begeleider en de twee mensen die er woonden. Daarbij ook het meisje waar ik bevriend mee was. Ik vroeg haar hoe het was. Ik had geen gevoelens voor haar, ik vond het enkel jammer dat ze het contact tussen ons had verbroken. Maar ik ga daarom haar kamer nog niet in brand steken.”

De bewindvoerder van de twintiger was ook op de rechtbank aanwezig. “Die jongen lijkt onverschillig, maar dat is hij absoluut niet”, klonk het.

Vonnis op 24 april.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content