Stilte is voor mij nooit vanzelfsprekend. In mijn hoofd raast het altijd. Gedachten die tuimelen, plannen die zichzelf voortduwen en zorgen die nooit lijken te minderen. Ik ben een turbo in overdrive, en jarenlang was dat mijn grootste troef. Tot mijn motor het begaf. Een paar jaar geleden crashte ik volledig. Sindsdien leer ik, met professionele hulp, om stil te staan. Dat gaat zeker niet vanzelf, maar stap voor stap, met vallen en opstaan. Dan voelt die stilte als een wild dier, dat ik voorzichtig probeer te benaderen.
Af en toe vind ik die stilte op een plek waar de wereld fluistert in plaats van schreeuwt, op het kerkhof in de Stuiverstraat in Oostende. Het is er verrassend groen. Bomen die zacht wiegen in de wind en de lucht ruikt er naar aarde en herinnering.
Daar, op datzelfde kerkhof, werd mijn mama uitgestrooid. Het stormde die dag. De regen sloeg in mijn gezicht, de wind gierde tussen de graven. Mijn tranen kletterden en terwijl ik probeerde haar los te laten, nam de wind haar mee. Hoger, verder, alsof de natuur haar eigen ritueel uitvoerde.
“De lucht ruikt er naar aarde en herinnering”
Rond Allerheiligen wandel ik er graag. Dan ligt het kerkhof vol bloemen en zachte stemmen. Mensen spreken er met hun doden, fluisteren namen die niet vergeten mogen worden. Ik voel me dan heel klein tussen al die stille verhalen.
Daar, tussen leven en dood, leer ik dat stilte niet leeg is. Ze is vol herinnering en liefde die blijft waaien. Heel even stopt mijn overdrive. En dat is genoeg, want dat beetje stilte is voldoende om mijn adem terug te vinden.