Lien Vansteenbrugge vertelt over haar leven in Tielt.
Ik had mijn metekind beloofd te gaan zwemmen voor zijn vijfde verjaardag. Helaas kreeg ik enkele dagen daarvoor één of andere halve verkoudheid te pakken, die zich zo nodig moest uiten met een bosje koortsblaasjes pal op de top van mijn neus. Een paar uur in chloorwater rondspetteren, leek me dan ook niet het beste idee om de boel rap te laten genezen.
Maar onze date afzeggen, wou ik niet. Ik verscheen dan ook op het afgesproken tijdstip ten tonele, nam het ventje op mijn schoot en toonde hem mijn neus. Zijn gezicht sprak boekdelen. Het moet er vreselijk uitgezien hebben. Ik legde uit dat we iets anders leuks zouden doen. Na een rondje ‘mama-hangen’ om zijn teleurstelling te verwerken, trokken we jassen, schoenen en mutsen aan om de wijde wereld in te trekken.
“Mijn neus moet er vreselijk uitgezien hebben”
We wandelden naar een nabijgelegen vijver en beleefden de gekste avonturen: boerenpaarden bestuderen, vreemd gevormde steentjes verzamelen en koeien aaien. Bij de vijver gooiden we de kiezels in het water op wel honderd verschillende manieren. Ver, dicht, hard, zacht, drie tegelijk, twee vlak na elkaar … Wat een jolijt! Met Black Friday en de aanstormende pakjesperiode in het achterhoofd verwonderde ik me erover hoe weinig zo’n kind nodig heeft om gelukkig te zijn. Hoe weinig ík nodig heb om gelukkig te zijn.
‘Dat die vijver nog niet dichtgeslibd is met al die steentjes’, vroeg mijn vriendin zich nadien af. ‘Als dit kleine mensje maar niet te snel dichtslibt’, dacht ik.
Opinies
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier