Lien Vansteenbrugge vertelt over haar leven in Tielt.
“In oktober oogsten ze”, zei mijn oma toen we dit weekend onder een stralende zon door het Dentergemse platteland wandelden. De maïs staat torenhoog, iets waar velen onder ons niet zo gelukkig mee zijn. Ik wel. Ja, hij staat weidse vergezichten in de weg en bochten neem je aan 20 per uur om te vermijden dat je ergens in een gracht sukkelt of een tegenligger daartoe noopt. Maar (ik val in herhaling, ik weet het), voor mij symboliseert hij de nazomer, de aankondiging van het kaneeldrankjesseizoen, eindelijk rust na al die springerij en FOMO die de zomer is.
“Hop, het veld in en de billen bloot”
Er is nog een groot voordeel aan de opgeschoten stengels: het is een prima schuilplek wanneer je hoognodig moet. Ik ging onlangs in mijn eentje op vakantie naar Limburg. Ik stond werkelijk versteld van de natuurpracht in die andere provincie waar het dialect nog sterk staat. Ik kon er eindeloos wandelen, van al dat groen genieten, eekhoorns en zelfs een ree zien wegspringen of praatjes slaan met gepensioneerde hondenliefhebbers op hun dagelijkse ommetje.”
“In weiden, moerassen en bossen vind je doorgaans geen comfortabel wc met aangepaste lectuur, maar de natuur hou je nu eenmaal niet tegen. Hop, zo’n veld in en de billen bloot. Het heeft iets, een gevoel van vrijheid en eenvoud, nostalgie naar de tijd dat vaders ongegeneerd een zwevend toilet creëerden met hun eigen lijf en de knietjes van dochterlief om van het zeuren af te zijn. Op de parking van Bellewaerde of zo. Daar ben ik iets te zwaar (en volwassen) voor geworden. Maar zo’n heimelijk plasje in de maïs? Daar blijf ik van genieten.
Opinies
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier