De Gentse onderluitenant Raoul Snoeck verblijft nog steeds aan het IJzerfront. In de buurt van Hoogstade is zijn kantonnement.
Belgische soldaten ontvingen praktisch geen post en konden geen brieven naar thuis versturen, tenzij ze via Nederland het land werden binnengesmokkeld. Om aan dit euvel tegemoet te komen, vond men ‘oorlogsmeters’ uit. Meisjes en vrouwen van 7 tot 65 jaar uit alle sociale klassen die geregeld willen corresponderen met soldaten. Soms beperkt het zich tot het schrijven van brieven, soms worden er geschenkjes, zoals sigaren of tabak, uitgewisseld en soms zoekt een soldaat tijdens zijn verlof zijn oorlogsmeter op. Uiteraard kan dit alleen in de vrije landen, zoals Frankrijk en Engeland.
In zijn dagboek schrijft Raoul Snoeck over die ‘oorlogsmeters’. ‘Ik speel secretaris voor een aantal brave jongens die een soldatenmoeder hebben in Frankrijk en Engeland. Ze kennen de taal niet en vragen me hun brieven op te stellen. Gisteren kwam een soldaat me vertellen dat hij een ‘meter’ had gevonden in Argentinië (Mijn god, waar gaan ze die toch opscharrelen!). Op een dag zullen we meemaken dat ik in mijn sectie het ‘petekind’ heb van de koningin van Honolulu.’.
Op het einde van 1917 telt bijvoorbeeld het ‘Werk der Vlaamsche Oorlogsmeters’ zo’n 7000 meters en evenveel brieven-schrijvende soldaten. De organisatie werkte vanuit het neutrale Nederland.
De Groote Oorlog Dag op Dag
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier