“‘Voor de mannen’ heeft me nederig gemaakt”
Momenteel maakt Xavier Taveirne zijn debuut bij Het Journaal Laat en de studio van De Zevende Dag heeft hij weer ingeruild voor zijn vertrouwde ochtendblok bij Radio 1. ‘De Slimste Mens’ praat dezer dagen ook Voor de mannen aaneen, het Canvas-programma waarbij hij op bezoek gaat bij de eerste generatie die openlijk homo was. “Ik ben een gelukzak, besef ik.”
We zitten samen met Xavier, op een van zijn laatste dagen vakantie, vlak voor een heel druk najaar. Bruingebrand, ontspannen. Trots ook op Voor de mannen, de driedelige reeks waarin de eerste generatie homo’s in Vlaanderen het relaas doet van haar outing en de vooroordelen die daarmee gepaard gingen. De wereldvreemde ingesteldheid waarmee ze geconfronteerd werden en nog worden, is bij momenten hallucinant. Dat er nog veel werk aan de winkel is, blijkt uit het nieuws dat de dag van ons gesprek beheerst: een ernstig geval van gaybashing in hartje Gent. “Verschrikkelijk is dat. Al heb ik als journalist een ingebouwd systeempje om met een zekere afstand naar nieuws te kijken, waardoor ik niet toelaat dat het mij heel hard raakt. En soms wíl ik het ook niet zien, ik ga daar niet flauw over doen. Maar ik móét het uiteindelijk toch bekijken. Ik moet er mij dan voor… opladen. Want ik weet wat er komt en elke keer denk ik: waarom, waarom, waarom? Wat heb je daar nu in godsnaam aan?”
Spelen sociale media daar een rol in?
“Ik pleit er vooral voor om de dialoog open te houden, maar als je kijkt naar bijvoorbeeld lezersreacties op krantenwebsites… Die mensen zijn een schreeuwende minderheid, denk ik. Maar net omdat ze zo luid klinken, worden ze wel gehoord.”
Vorig jaar liet je nog door ons optekenen dat je niet echt de behoefte voelde om op de barricaden te gaan staan.
“Nee, omdat het geloofwaardig moet zijn. Dat was het uitgangspunt voor dit programma. Ik vond mezelf geen voorbeeld. Een van de deelnemende mannen zei dat ik dat wél was, al is het maar voor een paar enkelingen. En die rol wil ik graag opnemen, áls dat natuurlijk overkomt. Want ik zou het een beetje hypocriet vinden om op de barricaden te gaan staan omdat ik zelf geen zware strijd heb gevoerd. Mijn roep om gelijkheid zou minder geloofwaardig, of toch minder verbeten, klinken. Homo zijn is een deel van wie ik ben, maar het definieert me niet. Maar het zou arrogant zijn om daarom het programma niet te willen maken. Tuurlijk moet je dat doen. Ik voelde me ook heel nederig nadat ik al die verhalen had gehoord. Want ik besef nu dat ik wel eerder de uitzondering dan de regel ben.”
Het is geen toeval dat de reeks begint aan de keukentafel in je ouderlijk huis.
“Het toont aan dat mijn strijd geen strijd is geweest en dat ik een gelukzak ben. Ik heb niet één slechte reactie gekregen (klopt op de tafel). Het zou voor iedereen zo moeten zijn. Als je de verhalen hoort… Ik ben zeker dat die mannen zich soms heel eenzaam of raar hebben gevoeld. Soms wou ik tijdens zo’n gesprek gewoon terug in de tijd keren, om hun jongere versies te kunnen vastpakken en te zeggen: ‘Ik kom jullie over zestig jaar interviewen en het komt echt wel allemaal goed’.”
Veel van die mannen wisten lang niet wat homo zijn was. Wanneer hoorde jij voor het eerst het woord homo?
“Van Paul De Leeuw. Die viel op mannen en ik heb dat nooit raar gevonden. Mijn ouders deden daar ook nooit meewarig of zo over.”
Had je rolmodellen op dat vlak?
“Alweer Paul De Leeuw, denk ik. Alhoewel ik hem nog niet ontmoet heb, en niet wil ontmoeten ook. (lacht) Het kan alleen maar tegenvallen. Ik vond hem een geniale televisiemaker in de jaren negentig. Grappig, ad rem, grof ook. Het was niet eens omdat hij op mannen viel, maar wel omdat hij zo zichzelf was en hoe bevrijdend dat wel moest zijn. En voorbeeld is een groot woord, maar Bart Moeyaert zat blijkbaar op mijn school. Hij stond ook niet op de barricaden als homo, dus ik merkte dat mijn geaardheid mij niet volledig moest definiëren om de rest van mijn leven te leiden. Het kon er ook gewoon… naast liggen. Dat is wel tof.”
Is het in jouw ogen op vandaag nog altijd een maatschappelijk issue?
“Ik denk niet dat we er al zijn, nee. (denkt na) We zitten ergens tussenin. En voor sommige mensen is dat genoeg. ‘Veel verder moet het niet gaan, het is ook niet heel erg meer, dus laat het ons daarbij laten’. We willen ook niet te veel, zoals ik al eens hoor. We willen gewoon gelijk behandeld worden. Nog eens, ik ga niet zeggen dat er nog niets gebeurd is, maar het is niet zo dat we nu al alle regenboogvlaggen mogen opbergen. Er moeten nog veel stappen gezet worden. Er zijn nog geen wetenschappelijke studies rond, geen boeken, laat staan betrouwbare cijfers over gaybashing. En zolang dat laatste gebeurt, zijn we er zeker nog niet.”
Ben je er zelf al mee geconfronteerd?
“Nee. (klopt weer af) Echt, ik ben op dat vlak een gay unicorn. Ik kreeg geen negatieve reacties, ik kon als kind met My Little Pony en Barbie spelen zonder dat mijn moeder vreemd opkeek.”
Wat vond je het meest confronterende in deze reeks?
“De verhalen rond aids (die in de derde aflevering aan bod komen, red.). Een van die mannen vertelde hoe er geen week voorbijging of hij stond in het crematorium. Dan besef je dat die mens letterlijk zijn hele vriendenkring uitgeroeid zag door aids en hiv. Er was die angst, maar ook de schaamte, omdat je vanuit de klinische wereld een stempel opgekleefd kreeg. Mensen die opeens niet meer naast je wilden zitten, alsof je lepra had.”
Als schaamte ter sprake komt, is ook religie nooit veraf in de gesprekken.
“Voor de eerste generatie was dat een heel groot punt en dat is het soms nog altijd. Je hebt mensen die de deur van de kerk achter zich hebben dichtgeslagen. En hard ook. Maar ik vraag me stiekem af in hoeverre je dat kan. Want als je gelooft, dan gelóóf je. Ik denk dat veel gelovige homo’s een way around hebben gezocht en de vraag stelden hoe ze het konden verantwoorden binnen hun geloof. En dat lukt, want het gaat over de interpretatie.”
Ben je zelf christelijk opgevoed?
“Ik ben zelfs misdienaar geweest, twee jaar lang, omdat mijn oma dat heel graag wilde. Ik denk dat het onbespreekbaar was om me niet te laten dopen en ik zat op een redelijk strenge katholieke school, maar ik had weinig voeling met het geloof. Het was vooral iets wat mijn grootouders aanbelangde. Maar nee, ik heb nooit een druk gevoeld. De rituelen die met het geloof gepaard gaan hebben me wel altijd geïnteresseerd. Het geloof overstijgt heel veel, wat ik niet altijd snap. Als ik zie hoeveel kracht mijn oma daar uit haalde… Zij heeft er blijkbaar een maand mee geworsteld toen mijn moeder zei dat ik op mannen viel. Tot meneer pastoor zei dat ik geen slechte jongen was. Dan was het oké. Oh ja, en haar poetsvrouw was lesbisch, dat scheelde misschien ook. (lacht) Maar mijn vriend is geweldig aanvaard in de familie. Alleen kan mijn opa zijn naam nooit onthouden. (lacht) Zie je, het gaat er niet eens om dat ik met een man samen ben, maar wel dat hij zijn naam niet kan onthouden. Ik ben echt een geluksvogel.”
Gebeurt er op politiek vlak wel genoeg?
“Er is heel veel gebeurd de afgelopen 15 jaar. Op het vlak van huwelijk, adoptie… ik voel dat pleegzorg wel nog gevoelig ligt. Maar het helpt als er een vertegenwoordiging is in het parlement. Dat is niet alleen zo voor holebi’s, maar voor iedereen in de maatschappij. Je hebt iemand nodig die voor je opkomt en we moeten er blijven over waken dat ze in de Wetstraat niet gaan denken dat ze op rozen kunnen zitten op dat vlak.”
‘Voor de mannen’, vanaf dinsdag 4 september om 21.15 uur op Canvas.
Nog taboe bij West-Vlamingen? h2>
In de eerste aflevering van Voor de mannen haalt Will Ferdy het verhaal op van die keer dat hij naar eigen zeggen ‘een mogelijkheidje ging zoeken voor een contact’ in de duinen van Blankenberge. Bleek dat zijn contact de commissaris was en dat hij na een nacht in de cel ook nog geboeid richting de Brugse rechtbank moest. Maar in de rest van de reeks komt onze provincie niet meer aan bod. p>
“Dat heeft mij persoonlijk enorm verwonderd”, weet Leen Jonckers, redactrice bij productiehuis De chinezen. “We zijn op zoek gegaan naar homo’s bij enkele landbouwers, maar daar wordt nog altijd niet over gesproken. En zij die wél wilden praten, wilden dat absoluut niet doen voor de camera. Daarom ben ik blij dat Xavier als West-Vlaming toch een voorbeeld kan zijn. Maar waarom er geen West-Vlamingen aan de reeks wilden meewerken, is voor ons een raadsel.” “Wij West-Vlamingen tonen sowieso al minder makkelijk onze emoties”, sluit Xavier daarbij aan. “Het is met een reden dat de campagne oe ist bij ons liep. We durven niet altijd te zeggen hoe het écht met ons gaat.” p>
Televisie en radio
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier